Het zingende nachtegaaltje, fluitende verscheidene vrolijke en vermakelijke liederen(ca. 1860)–Anoniem Zingende nachtegaaltje, fluitende verscheidene vrolijke en vermakelijke liederen, Het– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Zóó moet het zijn. Ach! wat zou de wereld wezen, Moest zij zonder Meisjes zijn, En met Meisjes zonder Jongens, Was ze ook maar een rampwoestijn. Jongens bij Meisjes, ja, Loeris bij Loerisje, Jongens hij Meisjes, ja zóó moet het zijn. 2. Meisjes zitten bij elkander, Reppen rust'loos priem en naald, Maar het ledig harte zegt haar, Dat in hare kring iets faalt. Jongens bij Meisjes, enz. 3. Jongens zetten zich in 't ronde, Rooken lucht en wolken zwart, Maar zij missen lieve Meisjes, En hun vreugd raakt nimmer 't hart. Jongens bij Meisjes, enz. 4. Meisjes bij elkaâr gezeten, Drinken koffij slechts en thee, En helaas! de warme dranken Brengen niets dan onheil meê. Jongens bij Meisjes, enz. 5. In der Jongens ruwe kringen Staat noch glaasje stil noch flesch, En de rampen van het zwelgen, Leert men bij Hippocrates. Jongens bij Meisjes, enz. 6. Doch als Jongens bij de Meisjes, Meisjes bij de Jongens zijn, Proeft men slechts maar thee en koffij, [pagina 30] [p. 30] En men drinkt een glaasje wijn. Jongens bij Meisjes, enz. 7. Maar men leeft gezond en vrolijk, Bij de koffij, thee en wijn, Als maar Jongens bij de Meisjes, Meisjes bij de Jongens zijn. Jongens bij Meisjes, enz. 8. Hoort men Meisjes, afgezonderd, Redekav'len onderling, 't Onderwerp dan van hun kouten, Is slechts eenig zielloos ding, Jongens bij Meisjes, enz. 9. Jongens in hun zamenkomsten, Voeren elk om strijd het woord, Doch een nuttig woord van stichting, Wordt ook zelden daar gehoord. Jongens bij Meisjes, enz. 10. Maar een woord van vuur en leven, Dat en hart en zinnen streelt, Hoort men dan, als beider kunne 't Zoet gezelschap zamen deelt. Jongens bij Meisjes, enz. 11. In het kort, hoe men 't beschouwe, Alles is maar vreugd in schijn, Als geen Jongens bij de Meisjes, Meisjes bij de Jongens zijn. Jongens bij Meisjes, enz. Vorige Volgende