Het zingende nachtegaaltje, fluitende verscheidene vrolijke en vermakelijke liederen(ca. 1860)–Anoniem Zingende nachtegaaltje, fluitende verscheidene vrolijke en vermakelijke liederen, Het– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Aria. Deez' aard schenkt twee bekoorlijkheden, De schoone vrouw en 't moedig paard, d' Een mint men om haar poes'ligheden, De anderen om zijn snelle vaart. 2. De een kan ons op 't dons bekoren, De anderen ons voldoen op 't veld, Doch die ze beiden toebehooren, Heeft nooit bezwaard te zijn met geld. 3. d' Een kust u, weet u 't hart te streelen, Dit meisje zingt een zachte toon, Met haar zult gij uw schatten deelen, Voor zoo veel liefde en zoo veel schoon. 4. In haar poes'lige arm gestrengeld, Ontziet gij om die gunst geen goud, Terwijl zij om uw schijven hengelt, Wordt gij op uw vermogen stout. 5. Die rijden wil past op zijn wagen, Die minnen wil past op zijn geld, Deez' wet is reeds van oude dagen, Aan ieder van ons lang bekend. 6. Want rijdt gij eens het spoor bezijden; [pagina 29] [p. 29] Of heeft de min u in den val, Dan vloekt gij 't minnen en het rijden, Een leege beurs bekroont het al. Vorige Volgende