De zingende zwaan, of vervolg op de Overtoompse markt-schipper
(1759)–Anoniem Zingende zwaan, of vervolg op de Overtoompse markt-schipper– Auteursrechtvrij
[pagina 73]
| |
Op de Wijs: Za Trompen en Trompetten.
IK word' van al de Waereld,
Als Koningin gevierd,
Hoe wel niet Rijk bepaereld,
Nog Vorstelijk gecierd;
Ik kan alle Mensche dwingen,
Al wat ik wil geschied,
Ia zelfs de Hemelingen,
Saat onder mijn gebied
En Magt,
En Magt.
Ik heb der Waerelds Vorsten
Gestoten van haar Throon
De Kroone die zy torsten,
Zeer wonderlijk en schoon;
Oud Troja was een Teeken
Van mijne Heerschappy,
Hoe vaak zijn heele Beeken
Van Menschen-bloed om my
Gestort,
Gestort.
Om my is Mars gekluysterd,
En 't fijn gesmeede Staal,
Om mijn de Dag verduystert,
Doe Iupijn de Gemaal
Van Alkameen verbeelden;
Om mijn wierd hy een Zwaan,
Een Stier daar Auroor mee speelde,
Om my heeft Adoon Vulkaan
Gekroond,
Gekroond.
Wat Man mijn heeft bekeeken,
Hy stond gelijk een paal;
Wil ymand met my spreeken
In mijn Binnen-zaal,
Hy hoeft my niet te groeten
Met buygen van zijn hals,
Maar twee Lakeyen moeten
Mijn Heer verzellen als
Hy komt,
Hy komt.
Al wie met my gestreden
Heeft, schoon ik onder leg,
Gaat met vermoeyde Leden
En 't
| |
[pagina 74]
| |
Hoofd om laag weer weg;
Al scheen hy nog zo dapper,
Ia als een Leeuw zo gram,
Ik maak hem straks veel slapper,
En makker als een Lam
Vertrekt,
Vertrekt.
Ik zuug' het aller-besten,
Uyt al wat men my geeft,
Zo lang tot dat ten lesten
De Spijs geen Sap meer heeft;
Elk krijgt van my het leven,
Dog zo ik Tanden had,
Wat zou ik kappen geven,
Geen Mensch behield zoo'n schat,
Zijn Hoofd,
Zijn Hoofd.
'k Heb alteyd lust tot eeten,
Al is het nog zo vroeg;
Hoe veel ik heb gegeeten,
'k Heb noyt of zeld' genoeg;
'k kan door mijn Keel niet slikke,
'k Ben van Gebit ontbloot,
Ik zal niet ligt verstikke,
Als is de Brok wat groot
En dik,
En dik.
'k Woon tusschen de enge Palen
Van een belommerd Woud,
Dus Phebus met zijn Stralen
Mijn nimmermeer beschouwt:
De naam van dees Vorstinne,
Schoon gy die hier niet hoord,
Kan yder ligt verzinnen:
Zy is Vivat, het Woord,
Besluyt,
Besluyt.
|
|