De zingende zwaan, of vervolg op de Overtoompse markt-schipper
(1759)–Anoniem Zingende zwaan, of vervolg op de Overtoompse markt-schipper– Auteursrechtvrij
[pagina 69]
| |
Stem: Wat is de Liefde blind.
DE vlugge Faam die blaast,
En is gelijk verbaast;
Want haare Teyding meld geen zoet geluyd;
't Is niet dan Strijd, en yder loert op Buyt;
God-mars is op de been,
Met Oorlogs-wapens haast by yder een;
In Europa's ronde,
Hoord men 't verkonde;
En op Neptunis-vloed,
Daar gaat het ook niet goed.
Ook buyten Europa,
En in America;
Is 't Oorlogs-vuur geraakt in volle brand,
Tusschen de Fransse-kroon en die van Engeland;
Zo datze met 'er spoed,
De Kusten stellen in een vollen gloed:
Canonnen kraken,
De mortieren blaken
Alles met groot geweld,
Yder die is een Held.
Daar werd ook nog verteld,
Wat ons de Faam vermeld:
Dat St. Philip en Minorca
In Vrankrijks Magt nu is gekomen dra;
Dees Teyding die scheynd stof
Tot vreugd' te geven, aan 't Fransse-hof;
En Engeland heeft nu verloren
Die Forten met 'er spoed,
Door fellen Oorlogsgloed.
Men hoord van alle Kust,
Dat d'Zee ook is ontrust
Door Oorlog-schepen, zeer sterk bemand,
| |
[pagina 70]
| |
Van Vrankrijken ook van Engeland;
Denemarken is al ree;
Zweeden die heeft ook Scheepen op de Zee;
Met groote kragten,
En sterke Magten,
Yder voor 't zijne waakt,
Eer hy in droefheyd raakt.
Komt men nu weer te land,
Men hoord aan alle kant:
Hoe dat een yder voor den Oorlog vreest:
Dat roept de Faam ons toe gheel bedeest:
Het Europa's Gebied,
Dat zal u wyzen waar 't al op ziet:
Wild maar opmerken
De Oorlogs-werken,
Daar word met groote kragt,
Veel Volk by een gebragt.
Uyt het Hanovers Land;
Van Volk wel bemand,
Die ziet men brengen vol dangier
Na Engeland, En in 't Oorlogs-vyer;
De Hessize Troupen voorwaar,
Die zag men zeylen tot zy waren daar:
Om ook met eeren
Te diffendeeren
't Regt der Engelze Kroon,
Om daar te streyden schoon.
Pruyssen met groot geweld,
Brengt ook veel Volk te Veld,
Op twee drie Plaatzen te gelijk,
Om te bewaren zo zijn Koninkrijk;
Om dat nu met 'er spoed,
Nu voor zijn Land ook zorg dragen moet:
Om voor rampspoeden,
Zig te verhoeden,
Zo veel als hy maar kan,
Door menig Duyzend man.
Zo dat men overal,
Europa binden zal In grooten onheyl en onlust;
Yder Koning is voor 't zijne ongerust:
Men hoord ook uyt Braband:
Wat zal dat wezen zegt een yder? Want
Komen de Franssen,
Die groote Hanssen,
Zo is yder beschroomt,
Alwaar de Fransman koomt.
Den Keyzer nu ter teyd,
De Koningin met vleyt,
Die doet marcheren haar Volk met kragt,
| |
[pagina 71]
| |
Van 't eene Land na 't ander toe gebragt:
Om datze in deze teyd,
Haar Landen ziet in groot' onveyligheyd;
Om door haar Magte,
Van Vyands kragte
Niet t'worden overmand,
En weg genomen 't Land.
Den Rus komt ook te Veld,
Zo als de Faam ons meld,
Met menig Duyzend in 't getal,
Daar hy zijn Vyand mee bestrijden zal;
Dit Volk heel woest en wreed,
Tot schenden, Rooven zijn zy toe gereed:
Dog met bezwijken
Gaan zy heen wijken,
En vlugten weer uyt 't Land,
Tot vreugd voor hun Vyand.
Dus merkt dan yder een,
Dat d'Waereld is op de been;
Ia Heydens, Turken, 't komt al rondom;
En die beroeren ook ons Christendom;
Yder neemt wat hy kan,
Om zo tot Slaaf te maaken menig Man;
Van Koninkrijken,
En Republijken;
Zo als de Faam ons meld,
Yder brengt Volk in 't Veld.
O Volk van Nederland!
Bid Godt aan alle kant,
Dat het Oorlogs-vuur niet verder brand,
En, niet en komt op dit Gezegend Land!
Wel Vrienden dit gelooft,
Als zulke Straffen komen over 't Hoofd!
Wie zou niet vreze,
Als hy in deze
De Waereld ziet in roer!
En in een groot rumoer?
|
|