De zingende zwaan, of vervolg op de Overtoompse markt-schipper
(1759)–Anoniem Zingende zwaan, of vervolg op de Overtoompse markt-schipper– Auteursrechtvrij
[pagina 62]
| |
Stem: Van 't Feest van Bachus.
GY die zomteyds een Flesje koopt,
En by de mooye Meysje loopt,
En daar verslijt u Teen,
Als het gaat in 't gemeen;
Gy hebt daar maar geen vreeze voor,
Gaat dan by een Meester op 't spoor;
Die zal uw wel voor braaf wat moys,
Wat Drankjes geven, en een Doos
Met Pillen in 't Gat,
Daar mee word gy rad.
't Is voor de Amsterdamze Ieugd,
De grootste pret en meeste vreugd:
Als zy drie-maal ter Week
Gaan by daar 't haar geleek:
By Koo de Slaaf of Amarens,
En dan nog meer ander Gespens;
By mooye Barent of by Frans;
Om daar te doen een Plugge-dans:
Dan roept men met vreugd:
Dit Spel doet ons deugd.
En als men dan een Plugje danst,
Of Minnewet 't zy Pools of Frans,
Met Aal of kleyne Koots,
De Droes dan is men groots;
Dat zijn de Katjes van de Baan,
Daar moet een ander stil voor staan,
Een yder keykt met open Mond,
Elk Voetje net komt op de grond;
Maar zijt gy wat fijn:
Dan is het geeft Wijn.
| |
[pagina 63]
| |
En als het Dansje is gedaan,
Dan ziet men al de Glaasjes staan,
En schoone Koo is heel verblijd
Roept, dat 's een slegte teyd;
Za Hoezee Heeren, uyt de Baan;
En spreektze dan weer vriendlijk aan,
In 't Frans, in 't Engelsch, of Spaans,
Of ook wel in 't Mahometaans;
Uw Flesje dat 's uyt.
En als zy dan na Huys toe gaan,
Zo spreekt men een der Nimphjes aan,
Dan is 't: ô Ia! Mijn Heer;
Uw byzijn is mijn Eer;
Dan brengt zy uw by Pis in't Bed,
By Griet van Slooten, Anna Picet,
Truy Calders, of Hoogduutsche Griet,
By Leen de Boghel, Angeniet,
En nog by meer zulk Vee,
Men slentert maar mee.
Ik zeg niet hoe men daar de Teyd
In duur gekogte Vreugd versleyt,
En of men anders hoord,
Als menig zinneloos Woord;
Goe Avond, ja je wil wel zo;
Mijn Heer, hoe vaard uw kleyne Koo?
Wat zou ik doen? Ik was alleen;
Of ik geloof van Ia of Neen:
En meer zulk een praat,
Die geen Droes verstaat.
Die geen die daar zijn Engelin,
Verzoeken wil om 't Spel der Min,
Want dat is heel gemeen,
Zo 't niet gaat buyten reen:
| |
[pagina 64]
| |
Dan is 't Papa een Pop de Fles,
De Nimph een Uyl, de Meyd een Zes,
Een Nagt-zoen, en op Straat vergist,
En zo mijn Reekening dan niet mist;
Na drie Dagen teyd,
Verlaten zy de Meyd.
|
|