De zingende zwaan, of vervolg op de Overtoompse markt-schipper
(1759)–Anoniem Zingende zwaan, of vervolg op de Overtoompse markt-schipper– AuteursrechtvrijStem: Dio met zijn snelle Winden.
ACh Hemel wat blyde Maaren
Komen uyt Oostenrijk,
Men zal 't uw gaan verklaren
| |
[pagina 53]
| |
Hoord toe dan al gelijk;
Hoe den Vizier verheven,
Meenden ons Christen-magt
Te dwingen, en te doen beven:
Want hy zijn Leger bragt:
Om dan zo met een groot geweld
Ons Christen-magt te krenken,
Kwam hy met zijn Leger te Veld,
Men mag het wel gedenken.
Als men schreef Duyzend-zeven-honderd
En Zeventien, na bedied;
Yder die moet zijn verwonderd
Wat voor Belgraad is geschied;
In de Morave verheven
Geschieden een zwaaren Slag,
De Turken zag men sneven,
't Was hen een droef gelag:
Want den Vizier, vol boos gemoed,
Meenden naar zijn behagen
Aan te tasten d'Linie op staande voet,
Maar 't diende hem voor plagen.
's Morgens omtrent ten vier Uure,
In 't opgaan van de Zon,
Stond het 'er al in reure,
Door 't kraken van 't grof Kanon;
Tromm'len en Trompette
Maakten een groot rumoer,
Eugenius hier op lette,
Die lag op zijnen loer;
Riep: za couragie! Schept nu moed!
Laat ons vroomelijk Strijden,
En spaard voorwaar geen Turks Bloed,
Sla dood aan allen zijden.
Doen vielen ons Duytze Helden
Den Vyand dapper aan,
| |
[pagina 54]
| |
En in Battalje hun stelden,
Den Turk moest vlugten gaan;
En meende weer te keeren
Over de Revier met spoed,
Maar kwam in groot verzeeren,
Want ziet veel Turks Bloed:
Is daar gesneuveld en vergaan,
Ze riepen boven maten:
O Mahometh! Wild ons bij staan,
Maar 't mogt haar weynig baten.
In deze zeer groote Allarm
Nam een yder een de vlugt,
Men hoorden niet als gekarm
Ende bitterlijk gezugt:
Canon, Tenten, Bagagie, Bommen, Mortier, Carkas,
Kruyd, Lood tot avantagie,
Verlieten zy al den bras:
Veel Goed lieten zy in den Brand,
Van Paerlen en Diamanten,
't Was Prijs en Buyt aan allen kant,
Voor al ons Duytze kwanten.
Toen maakte ons vroome Soldaten
Marode, en groote Buyt;
Eugenius boven maten,
Die riep toen overluyd:
Za lustig wild uw begeven
En spoedig met 'er daad!
Nu zullen wy ook doen beven
De Stad van Bellegraad:
Terstond was yder een gereed
Beklommen daar de Wallen,
't Canon, Mortier zeer kout en wreed,
Schoten met Vuurige Ballen.
Den Gouverneur 't nog niet agten
Eugenius groot geweld,
| |
[pagina 55]
| |
Maar zonder lang te wagten
Heeft zijn Canon gesteld;
Riep tot zijn Volk met beven:
Yder doet wat hy kan,
'k Zal het niet over geven,
Al bleef 'er mijn laatsten Man:
Tertsond zo liet hy de Bloed-vlag
En Paarde-staart uyt steeken;
Als Prins Eugenius dit aan zag
Zey Vriend, dat zal ik wreeken.
Held Eugenius verheven,
En vreesde de Vyand niet,
Hy heeft de Stad doen beven
Tot overgeven ziet;
Men deed 't Wit Vaan uyt steeken,
En maakten een groot getier,
De Vyand was geweeken,
Yder vraagde Quartier:
Want geene hy hoop nu meer zag,
Als 't Leger was geslagen,
Daar niet als doode Turken lag,
't Kon Veertig-duyzend b'dragen.
Doen maakt' men Capitulatie,
Den Gouverneur moest bestaan,
Dat hy in korte spatie
Alles moest wyzen aan,
Waar dat de Mijnen lagen,
En Magazijnen mee;
Want binnen weynig Dagen
Moest hy uyt die sterke Stee:
Een hoop van al dat Turkze Ras,
Met Wapens in haar Handen,
En Wagens op het zelve pas,
Trokken zo na haar Landen.
| |
[pagina 56]
| |
Laat ons tot een Memorie
Roepen d'Heer Iezus aan,
Den gever der Victorie!
Die ons heeft by gestaan
Door zijnen Magt verheven,
En kragten hier op let,
Is den Turk verdreven
Tot spijt van Mahometh:
Weest nu verheugd door 't Christen-land,
En steld Triomph van Staken,
Verslagen leyd nu den Vyand,
Laat 't grof Kanon nu kraken.
|
|