De zingende zwaan, of vervolg op de Overtoompse markt-schipper
(1759)–Anoniem Zingende zwaan, of vervolg op de Overtoompse markt-schipper– Auteursrechtvrij
[pagina 41]
| |
Stem: Wy wenschen u geluk, ô Vorst.
MYn Hert is voor alteyd verzeyd,
Aan zo een Ionge Maagd,
Die my beneemt mijn vryigheyd,
Daar zy haar roem op draagt;
Maar zy is ook met Min doorwond,
Om dat ik kus haar Rooder-mond,
Zomteyds, zomteyds, zomteyds.
Mijn Lief die komt dikmaal by my,
Dan zijn wy met ons Tween;
En zit wat aan mijn Groene zy,
Veel Kusjes ongemeen:
Maar haastig moet zy weer na Huys,
Dat is voor ons een droevig kruys;
Zy gaat, zy gaat, zy gaat.
Dan hebben wy wel braaf gekust,
Maar dan moet zy weer heen:
Ons Minne-brand blijft ongeblust,
Wy moeten zijn te vreen;
Tot dat nog eensjes komt die dag,
Dat men malkander kussen mag,
Mijn Lief, mijn Lief, mijn Lief.
Die hoop die blijft mijn altoos by
Dat ik eens Triumpheer;
Daar was geen blyder Dag voor my,
Als ik kreeg mijn begeer;
Dan heb 'k daar in nog geen verdriet,
Als my maar eens mijn Wil geschied:
Ik hoop, ik hoop, ik hoop.
| |
[pagina 42]
| |
Laat ons dan wagten na die teyd,
Met een geduldig Hert;
Als wy eens door Godts goedigheyd,
Bevrijd zijn van die smert!
Dan blijf ik by u voor alteyd,
Als ik met vreugd mijn Schaapjes weyd,
In 't groen, in 't groen, in 't groen.
Dan leven wy in eer en deugd,
Als twee Getrouwde Lien;
Wy wenschen datte wy met vreugd,
Dit Uur haast mogen zien:
Dan leven wy regt met malkaar,
Als een verliefd vereenigt Paar,
In Min, in Min, in Min.
|
|