De zingende zwaan, of vervolg op de Overtoompse markt-schipper
(1759)–Anoniem Zingende zwaan, of vervolg op de Overtoompse markt-schipper– AuteursrechtvrijStem: Als 't begind.
MYn Man zit in de Kroeg te zuypen,
En ik moet t'Huys bewaarster zijn;
By Nagt als hy daar aan komt kruypen,
Hy is zoo dronken als een Zwijn,
Egter zo tragt hy na dat zwieren,
Faladeri talladeri tallaliere.
Wel bent gy daar jou Dronken-drinker,
Elk spot met u verzoopen Gek,
Iou Nagt-uyl en jou Nagt-rinkinker,
Iou Kinderen schrijen van gebrek:
Evenwel spreekt gy van dat zwieren,
Faladeri, &c.
Waar is die Trouw-ring nou Canalje,
Die schoonen Ring van Diamant,
Hebt gy die by d' een of ander Rapalje,
Of in de kleyne Lommert Verpand?
Lost die weer dan kunje zwieren,
Faladeri, &c.
Wel Vrouw ik hoor wel aan jou praten
Al wat jou schort, gy lijkt wel dol;
Gy maakt mijn Kinderen maar tot Vraten,
| |
[pagina 40]
| |
Gy stoptze tot haar Keel toe vol;
Laatze maar vasten dan kan 'k weer zwiere,
Faladeri, & c.
Wel hebt gy daar in uw behagen,
Te drinken in de Waereld wijd,
Zo zal 'k uw Hoorens ook laten dragen,
En dat tot yder een zijn spijt:
Vullet mijn Beurs dan kan ik ook zwieren;
Faladeri, &c.
Als zy gaan al over de Straten,
Schudden zy met haar dronke gat,
En dat kunnen zy ook niet laten,
Zuure Kool met Spek wat is dat?
En dan gaane zy weer aan 't zwieren,
Faladeri, &c.
Geld in haar Zak dat moet rinkinken,
Om zo te gaane in de Wijn;
Bier of Ienever willenz' drinken,
Dat 's voor haar als Marssepijn:
En zo verteerenze haar Geld, die Dieren;
Faladeri, &c.
Dan gaane zy na een mooy Meysje,
Zeggen die Iongen loop maar heen;
Ze vragen of ze willen een reysje
Gaane na de Blaauwe-steen:
Om zo haar Geldje te verzwieren,
Falder, &c.
|
|