De zingende zwaan, of vervolg op de Overtoompse markt-schipper
(1759)–Anoniem Zingende zwaan, of vervolg op de Overtoompse markt-schipper– Auteursrechtvrij
[pagina 25]
| |
Stemme: Nova.
CArileen,
Ey! Wild u niet verschuylen,
In het diepste van het Woud;
Maar hoord mijn Nimphje hoord,
Ey! Maar een Woord
Van Cloris,
Waar op gy u zo vast betrouwt;
Zeg waar heen,
En vreest gy niet de kuylen
Daar de Nimphjes-Schakers zijn?
Dat Saterlijk gebroed,
Dat geyle goed;
Zy schenden zo menig zoete Nimphelijn:
Dus Harderesse,
Keerd terwijl gy meugt;
Weest geen Moorderesse
Van u eygen Ieugt,
Maar ziet
't Verdriet
't Geen u genaakt:
En keerd,
Eer gy leerd:
Hoe de Saters-schaking smaakt.
Nu 't geviel,
Gy mogt eens loos ontkomen
Deze Splittekootjes list
Door loop of snelle vlugt,
Of naar gezugt!
En dat gy het Bosjes naare Wegen wist,
Ach mijn Ziel!
De Takken van de Boomen
Met haar zwaar neerbuygend' Lof,
| |
[pagina 26]
| |
Daar raakten dan mijn Hart,
U Hayr verwart,
Wie zouder mijn Lief mijn Engel helpen of?
Tijger nog Leeuwen
Al zijnenze stout,
Die door haar schreeuwen
Dreunen doen het Woud,
Dat lilt:
En trilt:
Van bangigheen,
Wie zag
Uw Geklag
Dan lieve Carileen?
Kom, en kom,
En wild u Wreedheyd buygen;
Al mijn Schaapjens schenk ik u:
Mijn Huyzing en mijn Stal,
Mijn al en al;
Hoe moogt gy
Nimphjen nog langer wezen schuw?
Keer weerom,
Mijn Staf die zal getuygen
Hoe u Cloris trouw bemind,
Wanneer u lieve Woord
Zal komen voort:
En dat men ons Zielkens t'zaam in d'Egte bind,
Als hy zal drukken
Lipjes ende Mond,
Als hy zal plukken
D'Oorzaak van mijn Wond,
Ik weet,
Met leed:
Gy zeggen zoud:
Wat mogt
Onbedogt
Ik vlugten dus in 't Woud.
Ach! zy keerd;
Nu is mijn straf bepaereld,
Cloris loopt u Lief te moet,
Mijn Hartje word verheugd,
En springt van vreugd,
| |
[pagina 27]
| |
Mijn Zieltje gevoeld
Het alderzoetste zoet,
Nu braveerd mijn min,
De gantsche Wereld,
En den Hemel lagt mijn toe,
Mijn zoete Carileen,
Mijn eenigste Een,
Ik weet nauw wat ik van groote blijdschap doe:
Laat ik u Lipjes
Aangename Maagd,
Drukken haar lipjes
Nu 't de Goon behaagt:
En gy,
Doet vry
Al wat u lust,
Gy moet
Nu zo zoet
Van Cloris zijn gekust.
Zuyde Wind:
Komt met u zoete Aassem,
Auracy: komt met u koelt,
Want uyt mijn Liefjens ligt
En Aangezigt,
Een Beekje van
Zweet, en heete Tranen spoelt:
Harders-kind
U Hertje snakt naar Aassem,
Rust hier onder 't geurig Blos;
Hoe zwoegt u lieve Borst;
Ach! dat ik dorst,
'k Ontreeg u mijn Lief tot aan de Middel lost;
Rust op de Kruytjes,
Of in Cloris Schoot,
Strengelt u Tuytjes
Nu met Roosjes rood,
Op dat
Geen Blad
U Kranzelijn
Omvlegt
Voor in d'Egt
Gy Cloris Bruyd zal zijn.
|
|