De zingende koddenaar
(1774)–Anoniem Zingende koddenaar, De– Auteursrechtvrijqueelende verscheide nieuwe liederen, die hedendaags gezongen werden
Stem: Een Kuypertje vol jaloerze pyn.
Sa couragie komt al te been
Wilt uw op de pad begeeven:
Want daar word hier ongemeen,
Binnen Brussel nu bedreven,
Het komt daar van alle kant
Zoo uyt Vlaanderen als Brabant,
[Zien ons] Manneke manneke pis
[...] is.
| |
[pagina 84]
| |
Ziet Sinjoor altyd curjeus,
Is tot Brussel ook te vinden
Door ’t gesicht seer amoreus,
Neemt hy meed zyn wel-beminde.
Mechelaaren met gedruys
Die verlaten nu hun huys,
Om te houden te houden nu mee
Ook den Brusselschen Iubile.
Den berg van Bermhertigheyt
Ach! hoe schoon staan nu u saaken?
Het is voor u goeden tydt,
Ider moet gaan reysgelt maaken.
Eenen sekeren jonge quant
Heeft daar doos en slot verpant,
Hy wil naar allen schyn
Ook tot Brussel te vinden zyn.
Twee Iuffrouwen seer gelant
Die hebben ook sonder gekken
Afgesneden hunnen kant,
Om naar Brussel toe te trekken.
Ider een riep in ’t gemyn,
Wy moeten tot Brussel zyn,
Daar Ian Oomken Ian oomken op let
Den drommel wiert by hem geset.
Men sag daar van alle lien
Iongmans dochters mans en vrouwen;
Om de realiteit te sien
En de Reusen te aanschouwen,
Ider is verblyd van geest:
Op de Iubel kermis feest,
Bachas bachas daar floreert
So lang als geen geld mankeert.
’t Manneke-pis is opgepronkt
Met zyn alderbeste kleeren,
| |
[pagina 85]
| |
Dat zoo menig meyt belonkt,
En neygen tot zynder eeren,
Want zyn zuiver klaar fonteyn,
Is een louter Medecyn,
Om te koelen te koelen den brant
Die verspreit is ten allen kant.
g’Heel de Brussel burgery
Die tracteerden daar hun vrinden
De genoode ook daar by,
Musikanten overhoop
Waaren daar al op den loop.
Cupido Cupido kleynen bouffon
Die en speelde ook geenen kapon:
In d’Obergies generaal
Men zeer wel en nobel disten
Maar te schier daar princepaal,
By sommige niet en misten,
Waar door menigen Sinjoor,
Schier zyn panne broek verloor
Brusselen brusselen u plesier
Dat stond menigen vreemdeling dier.
Ider feesten dapper aan
Zonder op den saak te dinken
Als men wil te Kermis gaan,
Moet men maar gestadig drinken,
Sprak den Lovenaar ook meê
Op het Brussels Iubilé
Moeten wy moeten wy abondant
Saamen leven hier heel gelant.
Als den avont nu quam aan,
Ider maakte preparatie
Naar de viering toe te gaan,
Cupido in korte spatie,
Die quam daar met d’ander lien
| |
[pagina 86]
| |
Om de viering naar te zien,
Brusselen brusselen t’allen kant
Stondt gloedig in den brandt.
’t Manneke-pis zyn water koel
Dat kost al ’t vier niet blusschen
Doen zag men een groot gewoel,
Van de meyskens ondertusschen,
Naar de dry Pusellekens gaan
Riepen hun om bystaan aan,
Spraken spraken Pusellekens fier
Dooft door uwe Fonteynen het vier.
Veel Iongmans met hun Matres,
Wandelen naar de waarande
In plesier en veel kares,
Wandelen handt aan handen.
Veel die hebben hun ook misgist
Die en vonden geen logios:
Maakten maakten een kermis kooy
Daar zy moesten slaapen op strooy.
Scheur en stal was al beset
Kamers solders daar beneven
Hoy en stroy dient voor een bed
Daar men meest wel geldt voor geve,
En men kroop daar heel gemeen
Als de muyzen onder een,
Brusselen Brusselen alle u vreugt
Zal gedenken zoo menige Ieugt.
Gy Sinjoor en Loovenaar
Wilt u dog niet beklagen,
Mechelaars en Gentenaar,
t’Hebt gedaan naar u behaagen,
En gy Claarken en Cathrien
Hebt nu ’t Manneke-pis gesien,
Daar gy daar gy menig nacht
Van te voren hebt naar getracht,
| |
[pagina 87]
| |
Viva Brussels Iubel-feest,
Wonder schoon om te aanschouwen,
Ieder pryst het om ’t meest,
Veel zullen het lang onthouwen,
Hebde gy u Geld verteert,
Gy hebt wel daar voor gesmeert,
Daarom daarom niet en vertelt,
Dat g’hebt arremoed g’had voor Gelt.
|
|