De zingende koddenaar
(1774)–Anoniem Zingende koddenaar, De– Auteursrechtvrijqueelende verscheide nieuwe liederen, die hedendaags gezongen werden
Stem: Van de Bruiloft van ’t Francepad.Ag Vrienden wilt aanhoren!
Wat ik u stel te voren,
En luistert na dit Lied,
Want het is also geschied:
Al van een Iuffrouw hier wel op let,
Was met gierigheyt beset,
Al op haar Knegt en Meid,
Dat haar nog bedrogen heid.
Dees Iuffrouw wilt weten,
[...] Gierigheyt beseten,
| |
[pagina 82]
| |
Zeer boos en opstinaat,
Tegen knegt en meid zeer kwaad,
Boter Brood en Kaas zer ras,
Stoot zy altyd in de kas
En dat zonder abuis,
Als zy maar was uit ten huis.
Het was op een tyd voor dezen,
Het scheen of het wou wezen,
Dat Iuffrouw heel sertyn,
Ging na de Kerk allyn.
De knegt sprak myn wel aanhoord
Ik haal van de Bakker Brood,
En daar hangt een stuk Spek,
Laat ons eten voor gebrek.
De knegt is heen gelope,
Al om het Brood te kopen,
De meid geheel verbaast,
Braad het spek al met ‘er haast,
De knegt komt spoedig wederom,
En hy ziet dat Iuffrouw komt:
De meid zonder abuis,
Brengt ’t spek op ’t kakhuis.
De meid die maakte open,
Iuffrouw is voort gelopen,
En zetten haar gatjen neer,
Op gebrade Spek en Smeer:
Maar zy sprong op zeer figelant,
En haar gat dat was verbrand,
Zy keek wel onbedagt,
En werd braaf uitgelagt.
De knegt al zonder falen,
Die moest een meester hale,
En die sprak terstond,
Ik moet bekyken uwe wond,
Daar lag Zy met haar billen bloot,
| |
[pagina 83]
| |
En zy wierd van schaamte rood,
En nog tot haar spyt,
Uitgelagt van knegt en meid.
Dees Iuffrouw verheven,
Gaat de zaak te kennen geven,
Aan de Magistraat,
Die daarom lagte met ‘er daad,
De Magistraat sprak zeer koen,
Gy moet knegt en meid voldoen,
En staan zy u niet aan,
Geeft haar loon en laat haar gaan.
Gy Heeren en Iuffrouwen.
Wilt deze zaak onthouwen,
Geeft knegt en meid Eeten zat,
Op dat gy niet verbrand u gat,
Want de Dienstbode zyn niet slegt,
Sluit geen eten voor haar weg,
Maar geeft dog haar begeer,
Op dat gy behouw u eer.
|
|