De zingende koddenaar
(1774)–Anoniem Zingende koddenaar, De– Auteursrechtvrijqueelende verscheide nieuwe liederen, die hedendaags gezongen werden
[pagina 39]
| |
Stem: De Zeven Sprong.1. Iuffertjes die Hondjes streelen,
En die kussen, ’t wou dat ik,
Was u Hondje, ‘k gaf met schik:
Voor elk een Hondje u een lik,
Waf, waf, waf, waf, waf, waf.
2. Zoetertjes die de Poesjes aapen,
Langd haar zagt Fluweele haar;
‘k Wou dat ik u kater waar:
‘k Zou nooit krabben, Neen ik riep,
Miauw, miauw, miauw, miauw.
3. Streelstertjes van ’t Papegaaytje,
Zet my ook eens in u kouw,
‘k Roep geduitig dan ô jouw!
Zoete Papje: kus de Vrouw;
Kopje krouw, kopje krouw.
4. Liefjes die ’t Parkietje voeren,
Uit u mond met zopjes Wijn;
Als ik u Parkietje mag zijn,
Ik versopte al u Chagryn,
Parkietje, parkietje, parkietje, parkietje.
| |
[pagina 40]
| |
5. Minnaars van de Vinkjes,
Neemt voor Vinkje my slegts aan,
‘k Zal dan fluyten singen slaan,
Trots de beste in uw baan
Vink, vink, vink, vink, vink, vink.
6. Ach! Lief hebbertjes van Duyfjes,
‘k Wou dat ik u Doffer waar;
‘k Tuymelde als een Tuymelaar
In u Zagten schoot, ‘k riep daar;
Ouwaa! Ouwaa! Ouwaa! Ouwaa.
7. Meisjes die graag Eentjes houden
Als gy my tot woon verkoos,
Ik vermaakte my altoos,
In uw kammetje in ’t kroos,
Kwak, kwak, kwak, kwak.
|
|