| |
Een nieuw Lied.
Op het leven en de vreemde opschik van de hedendaagsche jonge Dochters uit de buurt.
Wijze: Dat vrij een Vrek zijn schijven telt.
Komt Meisjes! die van deze trant,
Ik geef u raad aan alle kant,
Hoe dat gij 't beste vreidt;
Een hoed met hokken diend vooral,
Uw muts geplooit, gelooft dit zal
| |
| |
Ik juich en zing, 't is zonderling,
Want nergens vindt men deugd,
Men smaakt reeds lang te voren,
't Genot der huwlijksvreugd.
2[regelnummer]
Maar heeft een jongman u bekoort,
En heeft hij eens geproefd,
Van 't geen het echt-altaar behoort,
Zijt daarom niet bedroefd;
Koopt buikjes van een maand of vier,
En zegt: nu ben ik zwaar,
Neemt vrij met and're uw plaizier,
De koopmanschap is klaar;
Ik juich en zing, 't Is zonderling,
Want nergens vindt men deugd,
Men smaakt reeds lang te voren,
't Genot der huwlijksvreugd.
3[regelnummer]
Gij jonge vrouwtje die zoo graag,
Eens zwanger toonen wilt,
Gij kunt teregt, ja alle daag,
Die koopmanschap is mild;
Gij weet van 't vrouwelijk bedrijf,
Koopt mede van die soort,
En klaag dan over pijn in 't lijf,
Ik juich en zing, 't is zonderling,
Want nergens vindt men deugd,
Men smaakt reeds lang te voren,
't Genot der huwlijksvreugd.
4[regelnummer]
Hoe wordt de wereld niet gehuld,
Zij is van buiten gansch verguld,
Maar binnen schuilt venijn;
Geen jongman trouwt bijna een meid,
Of ze is al lang voorheen,
Door menig losbol reeds verleid,
| |
| |
Dan zit hij in 't geween.
Ik juich en zing, 't is zonderling,
Want nergens vindt men deugd,
Men smaakt reeds lang te voren,
't Genot der huwlijksvreugd.
5[regelnummer]
Komt, jonge Meisjes! van de trant,
Gij krijgt er eens een op zij,
De schoonste jongman van het land,
Doch moet gij even in de kraam,
Maak hem de zorg zoo aangenaam,
Hij juicht en zingt, en danst en springt,
Hoe men ook met hem suld,
Al draagt men dikke buikjes,
6[regelnummer]
Men koopt ze in allerhande soort,
Nadat men zwaar wil zijn,
Die koopmanschap is nooit gehoord,
Van buikjes groot en klein.
Kom, jonge vrouwtjes! pas getrouwd,
Gij weet hoe graâg uw man,
Van een gezwollen buikje houdt,
En toont dat hij wat kan.
Kom juicht en zingt, ja danst en springt,
Want voelen zij naar 't lekkerst,
Dan is het Nest gevuld. (met lappen.)
|
|