De zingende kruijer
(ca. 1850)–Anoniem Zingende kruijer, De– AuteursrechtvrijZich vermakende met een aantal fraaije Liederen, welke veel gezocht en gezongen worden. Alle op bekende en aangename wijzen.
[pagina 10]
| |
Zocht vrouw fortuin in Nederland,
Maar vond zich fluks door haar bedrogen.
Nederlandsch goud had hem vergast,
Schoon 't Pijperspakje hem beter past.
Hengsten maar, hengsten maar, zoo 't behoort,
Het goud had onzen Mof bekoord.
2[regelnummer]
In Frankrijk blinkt joe zooviel gold,
Denkt vrouw fortuin daar meerder gunstig,
Dacht onzen held, daarheen gesold,
Men snijder daar zoo vlijtig en konstig,
Of spielen mijn fluitken, ik neme de flesch,
Ich wolh daar nemen einen les.
Hengsten maar, hengsten maar, zoo 't behoort,
De Mof vliegt naar een ander oord.
3[regelnummer]
Onze Pluimgraaf werd nu tailleur,
En had zich propertjes opgetogen,
Hij leek nu wel een pauvre seigneur,
Nu weer naar Holland overgevlogen,
Voor honderd gulden en een duit,
Speel hij te 's Hage op zijn fluit.
Hengsten maar, hengsten maar, zoo 't behoort,
Voor honderd gulden en een oord.
4[regelnummer]
Wie dacht toen dat onze Pluimengraaf,
Deez' zwerveling uit der moffenhorden,
Die oude hern und phaffer slaaf,
In Holland redenaar zou worden.
Dat deze pauvre en gladde seigneur,
Van kouzen, zou worden fabrikeur.
Hengste maar, hengsten maar, zoo 't behoort,
Gantsch vlijtig aan het braaijen voort.
5[regelnummer]
Als 't vaderland aan ziekte kwijnt,
Heeft onzen held genezingsmiddelen,
Maar lacie! zoo als 't mij toeschijnt,
Wil hij eerst in uw zakken kiddelen,
Opdat gij zoudt geven ieder wat,
| |
[pagina 11]
| |
Om kouzen te braaijen in de stad.
Hengsten maar, hengsten maar, zoo 't behoort,
Misschien gaat de Mof met de buidel voort.
6[regelnummer]
Heil zij u allen toegebragt,
Heil zij die Neêrlandsch wetten maken,
Heil zij mijn oude meesterknecht,
Door hem zal 't volk aan brood geraken.
Heil zij mijn oude moffenfluit,
En daarmee is het schouwspel uit.
Hengsten maar, hengsten maar, die niets geeft
Dat deez' voor onze hengstaf beeft.
|
|