Ten geleide
Imitatie in de zestiende en zeventiende eeuw
Jeroen Jansen en Elmer Kolfin
Op 23 april 2004 werd in Amsterdam een interdisciplinair congres gehouden over imitatie in de zestiende en zeventiende eeuw, een initiatief van de deelnemers aan het NWO-onderzoeksproject ‘Imitation: between Plagiarism and Originality. The Scope and Boundaries of Textual Imitation (imitatio auctorum) in European Literature from ca. 1500 to ca. 1700: Italy, France, Netherlands’. Van de op dit congres gehouden lezingen is een zestal geselecteerd voor publicatie in De zeventiende eeuw.
Imitatie is een belangrijk poëticaal element in de renaissance, maar de manier waarop de navolging in de diverse kunstvormen gestalte krijgt, is allesbehalve uniform. Daarom is het weinig zinvol een precieze definitie van het begrip te geven. Die zou immers bij voorbaat geen recht doen aan de historische praktijk waarin vertaling, imitatie en emulatie vaak juist naadloos in elkaar overgaan. In de zes artikelen worden de manieren waarop ‘vertaling’, ‘imitatie’ en ‘emulatie’ functioneren, geproblematiseerd en getoetst aan die veelzijdige praktijk. Daarbij komen ook de verschillende gradaties van imitatie aan de orde, uiteenlopend van het zich inleven in klassieke modellen tot het slaafs kopiëren van (gedeelten van) het voorbeeld.
In vrijwel alle stukken wordt de poëticale problematiek van de verbondenheid tussen translatio, imitatio en aemulatio besproken. Het gaat dan om navolging als een noodzakelijk element bij wedijver, maar ook om de relatie tussen vertalen en imiteren, en om de status van emuleren. Hiernaast worden ook traditionele procédés behandeld, zoals het verhullen van de navolging tegenover de duidelijke allusie op een voorbeeld als kunstzinnig spel.
Jeroen Jansen beschouwt literaire navolging als een procédé dat een variabele intensiteit in de relatie tussen origineel en navolging veronderstelt. Dit impliceert een wijd terrein aan imitatieve vormen. Emulatie staat hier enigszins buiten, aangezien dit een waardeoordeel inhoudt. Dit laat echter onverlet dat literaire wedijver altijd aanwezig kan zijn, zowel bij de rivaliserende scholier als bij de zich respecterende literator. Zoals stilistische van inhoudelijke navolging moet worden onderscheiden, kan ook emulatie in stijl van inhoudelijke emulatie gescheiden worden. De verschillende vormen van imitatie worden geïllustreerd in de bijdrage van Paul Smith, die de vertaling bespreekt die Heyns van het werk van Du Bartas maakte. Er is hier zowel sprake van een directe vertaling, als van het gebruik van andermans vertaling, vertaling van ander werk van Du Bartas, continuering en de opname van andermans tekst.
Arnoud Visser spitst zijn artikel toe op het embleem. Volgens hem bepaalt de productiewijze van individuele embleembundels de marges waarbinnen het poëticale procédé van imitatio kan worden gereconstrueerd. Alciato's Emblemata bijvoorbeeld zijn primair