De Zeventiende Eeuw. Jaargang 16
(2000)– [tijdschrift] Zeventiende Eeuw, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 42]
| |||||||||||
Rederijkers en politiek in de regio Delfland (1675-1678)
| |||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||
Politieke achtergrondenGa naar voetnoot4Na het overlijden van stadhouder Willem II in 1650 wordt zijn zoon Willem III geboren. Gezien de jeugdige leeftijd is deze niet in staat zijn vader op te volgen. De staatsgezinde partij, onder aanvoering van Johan de Witt, maakt van die omstandigheid gebruik om aan de macht te komen. De Witt steunt de belangen van de regenten, die naar zijn inzicht door hun handel welvaart aan het land bezorgen. In 1653 wordt De Witt raadpensionaris van Holland. In die hoedanigheid sluit hij in 1654 vrede met Engeland, met welk land de Republiek sedert 1652 oorlog voert. In een geheim accoord met Cromwell wordt geregeld dat de Oranjes, toentertijd geparenteerd aan het Engelse koningshuis, nooit meer stadhouder of kapitein-generaal van het leger kunnen worden (de Akte van Seclusie). Na het bekend worden van de inhoud van deze clausule ontstaat een golf van protest onder het gewone volk, dat zeer Oranjegezind is. Dit is naar het zich laat aanzien zeker in Delfland het geval. De prins van Oranje is ambachtsheer van Honselersdijk (in West-Delfland), waar hij een lusthof bezit. De politieke problemen die de Republiek met Engeland en later Frankrijk heeft, leiden in 1672 tot de inval van Frankrijk, dat zich gesteund weet door Engeland, in de Nederlanden. In de Republiek klinken intussen steeds krachtiger geluiden door, die de terugkeer van de Oranjes aan de macht bepleiten. In 1672 wordt Willem III stadhouder van alle gewesten van de Republiek. De Witt vraagt en krijgt ontslag. Hij wordt vervolgens, met zijn broer, door een volksmassa gelyncht. In 1674 haakt Engeland af en enkele jaren later, namelijk in 1676, worden vredesonderhandelingen gestart met Frankrijk. In 1678 wordt uiteindelijk de Vrede van Nijmegen gesloten. Het hoeft daarom niet verwonderlijk te zijn, dat ook rederijkers zich uitspreken over het vredesproces en de plaats van Willem III daarin. | |||||||||||
Overschie 1675Op de wedstrijd in Overschie (1675) staat de vraag centraal, wiens weldaden werden gehaat of wanneer het goede met het kwade werd beloond.Ga naar voetnoot5 Het gewenste antwoord op de vraag wordt door de organisatoren van de wedstrijd gegeven in een gedicht, dat naderhand ter inleiding in de uitgave van de bijdragen voor de wedstrijd is opgenomen. Onmiddellijk wordt in de opening van de bundel Willem van Oranje ten tonele gevoerd, die het fundament van onze vrijheid heeft gelegd, zodoende onze naam en | |||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||
faam heeft verbreid en de handel bevorderd, ondanks de komst van Alva. Na de moord op Willem heeft het ‘menich mensch en Patriot’Ga naar voetnoot6 verdroten dat niet Maurits aan de macht kwam, maar dat daarentegen een beroep op Leicester werd gedaan. Leicester wilde echter het land in zijn macht krijgen. Niettemin was het ‘wel haest gedaen’, nadat Deventer ‘soo schellems was verraen’.Ga naar voetnoot7 Na enkele mislukte pogingen de macht tot zich te trekken vertrok Leicester eind 1587 naar Engeland. ‘Soo kreegh hy mee de schop’ en vervolgens, nog steeds volgens het inleidende gedicht van de kamer van Overschie, kon men niet anders dan Maurits benoemen. Maurits stelde alles in het werk ons ‘Landt’ van het Spaanse juk te bevrijden. Omdat hij overleed, kon hij zijn werk niet afmaken, aldus de rederijkers van Overschie. Frederik Hendrik nam zijn taak over. Hij heeft zeer veel gedaan, zodat Spanje zelfs vrede aanbood.Vervolgens betoonde het volk zich ondankbaar tegen deze helden. Ons land was bedorven, toen Willem II, te vroeg, overleed. Er kwam een jonge prins, ‘Dogh 't Eeuwigh Edict wierdt hiertegens ingesmeten’.Ga naar voetnoot8 Maar het duurde niet lang, of de zaak nam een andere wending. Want, volgens de kamer van Overschie, toen Frankrijk ons land eenmaal binnenviel: Soo quam de Burgery, en braght soo veel te weegh,
Dat dus ons Jonge Prins, 't bewindt in handen kreegh,
Maer hadt dat niet geschiet, hoe wierdt dees Prins gehoont.
Het weldoen wierdt gehaet, en 't goedt met quaet geloont.
Niet alle kamers denken er hetzelfde over als die van Overschie. Een aantal noemt Jezus als voorbeeld (Zegwaard, Monster, Schipluiden, Kethel, Vlaardingen). Bergschenhoek wint de eerste prijs van de vraag waarop een referein gemaakt moest worden, en verbindt in zijn bijdrage het Christusmotief expliciet met de bijbelse koning David en het huis van Oranje. Van Willem van Oranje tot en met Willem III is steeds de vaak ondankbare strijd tegen de tirannie gestreden, aldus de kamer van Bergschenhoek. Daarom is het maar goed dat de Oranjestam ‘weder be-Wilhemt’ is. In het erop volgende lied, eveneens van Bergschenhoek, wordt bovendien het Eeuwig Edict aangevallen. Pijnacker wint de tweede prijs en meent: ‘Dus men 't Nassouwsche Huys, haer goedt met quaet sagh loonen’. In het lied van Monster wordt de jonge prins regelrecht gesteund en het Eeuwig Edict afgekeurd (‘Ach, doen waer men in den rouw’). | |||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||
Zegwaard 1676Het thema van de wedstrijd te Zegwaard in 1676 wordt gevormd door de vraag:Ga naar voetnoot9 Wat heerlijck is en nut, daer langh is om gestreden
En noodigh dient bewaert, tot heyl van landt en steden?
In de inleiding, uitgesproken door Rethorika, wordt verwezen naar de Tachtigjarige Oorlog. Daarna was er een tijd van vrede en welvaart, maar dat is nu wel anders! Hier volgen de slotregels: Wy wenschen 't Oorlogs-dier door 's-Hemels Opper-macht
Geketend aen een kluyster
En Vreed', en Vryheydt t'saem te praten in eendracht
Met haren roem en luyster.
In de antwoorden op de vraag houdt Naaldwijk het op een oprecht en vast geloof (evenals Benthuizen), verwijzend naar onder anderen Isaac, Mozes en David. Vertrouwen op Gods Woord speelt bij andere kamers ook een rol, maar wordt al snel verbonden met vrijheid voor het land (Bergschenhoek) en het belang van het Oranjehuis (met een verwijzing naar de Tachtigjarige Oorlog door Vlaardingen en de beide Leidse kamers, waarvan De Oranje Lelie met de tweede prijs). Zo trekken de Kethelse rederijkers de volgende parallel, waaruit moet blijken dat het de Fransen niet beter zal vergaan dan de Spanjaarden eerder: Den Prince van Orangie Helden van Nassouw,
Streden voor Godes Woordt, en Vryheydt seer getrouw,
Wanneer het Spaensche Juck hier quam in onse Landen,
Soo sal het Frans gebroedt, nogh beven als met schanden:
Als sy dit heerlijck nut, bewaert sien t'elcken kant:
Het voorstaen van Gods Woordt, en d'Vryheydt van ons Landt.
De Bleiswijkse kamer benadrukt in haar referein, dat vrijheid vrede en welvaart brengt, maar dat de oorlog in ons land dat niet goed mogelijk maakt. Oorlog leidt alleen maar tot narigheid. In deze algemene beschouwing wordt niets over Oranje gezegd. In het Bleiswijkse lied wordt de jonge prins wel naar voren geschoven. De kamer van Warmond steunt hem ook. Hij kan immers zorgen voor politieke stabiliteit en dat is goed voor de economie. Want dan komt er rust en, aldus de Warmondse kamer, ‘door het vroom generen / Van Koop- en Ambaghts-man sijn d'Inwoonders vernoeght’. Een nieuw element vormt de aandacht voor een onontbeerlijke binnenlandse een- | |||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||
heid. Schipluiden wint de eerste prijs met een bijdrage over vrede, vrijheid en eendracht als zuilen van de staat, met een verwijzing naar de Tachtigjarige Oorlog. Het thema wordt verder in algemene zin uitgewerkt. Schipluiden zit daarmee op dezelfde lijn als Pijnacker, dat tevens verwijst naar personen als Mozes, Josua, Gideon, Simson en Paulus. Ook Voorburg benadrukt de vrijheid met voorbeelden als David, Judith, Marcus Curtius, Schevola, Coriolanus, Prins Willem van Oranje en zijn nazaten! Berkel vraagt eveneens aandacht voor vrijheid, vrede en eendracht. Ten tijde van Keizer Karel ging alles nog goed. Daarna kwamen de troebelen met de Spanjaarden. Toen trad het edele huis van Nassou op. Maar, zo dichten de Berkelse rederijkers: De Vorsten buyten 's Landts benyden dese glory
En binnen men benijdt Nassouws eeuwigh memory:
Dus raeckt het Vrye-Landt in haeste over-hoop,
Ons Vryheydt by na quijt, en openbaar te koop.
Want Louwijs de Bourbon, diens dienaers 't gelt al broghten
Voor Vryheydt die door Strijdt, van menigh Jaer wy kochten.
De Berkelse kamer sluit haar referein af met de opmerking dat voor iedereen in het land (visser, boer en burger) en vooral voor prins Willem, die ons immers moet beschermen, vrijheid van groot belang is. In de improvisaties (de kniewerken) op de Zegwaardse wedstrijd zijn ook af en toe toespelingen te vinden op de actuele situatie, maar die voegen geen nieuws toe. De grote macht in de opdracht voor het kniewerk - ‘Uyt dese onmacht is soo grooten macht geresen’ - is natuurlijk de Republiek, eerst verrezen tegen Spanje en nu tegen Frankrijk, dat ‘ons’ maar niet op de knieën kan krijgen, integendeel! | |||||||||||
Voorburg 1676De Voorburgse kamer stelt voor de door haar georganiseerde wedstrijd in 1676 de volgende kwestie: Wie sagh een wreed geslacht eer sy waren geboren,
En gingen door een steen weer te gelijck verloren?
In het welkomstgedicht valt te lezen, dat Mars het aardrijk doet dreunen en de hemel galmen. De oorlogsgod is bezig om ‘'t Landt schier uyt sijn ploy te setten’. Maar ‘in dees’ ontstelde ‘tijdt’ komt Apollo van Voorburg een Parnassos maken, een plaats van inspirerende dichtkunst waar alleen met de geest gestreden wordt. In hetzelfde gedicht stellen de Voorburgse rederijkers het tweede hoofdstuk uit het Oudtestamentische boek Daniël centraal voor hun wedstrijd in 1676,Ga naar voetnoot10 waarin Daniël | |||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||
aan koning Nebukadnessar diens droom uitlegt: wrede koninkrijken verdwijnen steeds en moeten plaats maken voor de wil van God. Voor de goede verstaander moet dit ook gegolden hebben voor de Franse koning. De Voorburgse kamer uit zich in haar welkomstgedicht hiermee indirect. Sommige kamers zien parallellen in de klassieke mythologie (Jason-Medea; Perseus-Andromeda), zoals in het lied van Noordwijk, waarmee de eerste prijs behaald wordt. Opmerkelijk is dat het voorafgegaan wordt door een rolverdeling die aan duidelijkheid niets te wensen overlaat. Hier volgt de volledige tekst: Hier is 't vijf-veersig Liedt, vol van Poëtery,
Waerin men reght kan sien, waer dat de liefde zy.
Stemme: Ach schoonste Nimph, &c. 1.[regelnummer]
Andromyda, ach Maeght die aen d'elende
En d'alderdroefsten staet
Geboeyt zijt en weet 't oogh geensints te wende
Om hulpe in u quaet,
Want 't schijnt den Opper-Godt Jupiters wille
En om Philantia haer doen
Schijnt by hem voor u geen versoen
Om thoorn te stille.
2.[regelnummer]
Nepenthas kan nogh and're lofb're kruijden
U druck verdrijven Maeght
Of breken 't Keten 't welck u bind op huyden
Waerdoor het schijnt ghy draeght
Dien Rots daer ghy zijt aengeset te hoeden
Totdat ghy van u lydens pijn
Geheel eens sult vernietight zijn
Voor den Draecks woeden.
3.[regelnummer]
O Maeght hier schijnt de felle Draecke-tanden
Die zijn op u gewet
En staen gereedt om u soo aen te randen
Soo d'hemel geen ontset
U toesendt om u in dees noodt te helpen.
Maer ey siet wie daer door de lucht
U naeckt met d'aldersneldste vlucht
Om 't droef te stelpen.
4.[regelnummer]
Het is die geen die in den gulden regen
Jupiter heeft geteelt
En 't schijnt na druck hy wederom met zegen
U op het soetste streelt.
Want siet Perseus geeft hem aen het vechten
Ja stelt hem voor u tot de wraeck
| |||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||
Om uwe gansch vervallen saeck
Weer op te rechten.
5.[regelnummer]
O Maeght wat sult ghy Perseus vergelden
Voor soo een Liefdens strijdt
Omhelst met danck dien Phenix aller helden
Die u van druck bevrijdt
Ach dat Andromyda dees groote liefde
Van Perseus die 't werck volbragt
En Jupiter sijn teelders kracht
Dogh 't hert door-griefde.
De parallel is helder. De Griekse mythe over de redding van Andromeda door Perseus sluit volgens de Noordwijkse kamer naadloos aan op de bevrijding van de Republiek door prins Willem. De antwoorden op de knievraag - ‘Wie droeg de Lauwerkroon tot lof der Batavieren?’ - laten duidelijk zien, hoe de politieke vlag erbij hangt. Frederik Hendrik wordt het vaakst genoemd (Noordwijk met de eerste prijs, Wateringen, Voorburg, Zegwaard, voor Leiden De Oranje Lelie). Daarna Willem III (Rijnsburg, voor Leiden De Witte Acoleyen). Willem van Oranje is de favoriet van Vlaardingen. Overschie noemt het huis van Nassau; Wassenaar doet dit eveneens en voegt de zeeheld Tromp toe. Bijzondere oplossingen zijn die van Hazerswoude (Julius Caesar is de favoriet), maar vooral van Schipluiden, dat de lauwerkroon gedragen wil laten worden door de winnaar bij het (nietpoëticale!) schieten en de beste dichter van de Voorburgse wedstrijd. | |||||||||||
Den Haag 1676In Den Haag 1676 betreft het een particuliere wedstrijd, door sommige deelnemers ‘feest’ genoemd, ter ere van de typograaf Jacobus de Roy, die zelf de vraag uitbracht.Ga naar voetnoot11 Deze luidt: Wat staet'er eerst gantsch recht en dan weer recht verkeert,
Eer dat het rechte recht daar uyt-komt en vermeert?
Het gaat dus vooral om Letter-konst, Laurens Janszoon Coster, de muzen en dergelijke. Politieke toespelingen lezen we nergens, behalve in het elfde antwoord, waarvoor geen prijs wordt toegekend, van een zekere Michiel van Bronsgeest een Oranjegezinde passage. De dichter meldt dat het recht te niet werd gedaan Van d'Ed'len Jongen Prins, Wilhelm 't Nassousch Bloed
Dat het verkeerde Recht, hem trad onder de voet:
En hebben sy doen niet als Rechter dan geseten?
| |||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||
Oock als het rechte Recht, haer selven dan vermeten:
Sy hebben haer gestelt, op den Nassouwschen Throon,
Waerdoor den Burger vroom, benam weder haer Kroon,
En heeft d'Oranjens Stam, weer op den top gaen setten,
Heeft soo 't verkeerde Recht, tot niet weer doen verpletten:
Soo dat 't verkeerde Recht, weder ten rechte quam,
En dat weer werd vermeert, den Jongen Ed'len Stam.
| |||||||||||
Rotterdam 1676De centrale kwestie in Rotterdam 1676 wordt bepaald door de vraag, welk land het minst last heeft van oorlog en de gevolgen daarvan.Ga naar voetnoot12 Hier is sprake van een wedstrijd met een duidelijke oproep tot herstel van de vrede en meer eendracht in het land. Een aantal kamers meent, dat deze doelstellingen bereikt worden door deugdzaam te zijn (Overschie), in deugd God dienen (Gouda), God liefhebben en Zijn Woord eren (Hoogeveen), boeten en weldoen (Zegwaard), wijsheid en verstand in 's lands bestuur, zoals bij Salomon (Vlaardingen). Bergschenhoek wint de hoofdprijs. Na een verwijzing naar de geschiedenis van Israël volgt de opvatting dat ook in Nederland te weinig eendracht bestond. Daarom trad God straffend op. De oplossing van de kwestie wordt zo geformuleerd: Daer Liefd', Eendracht, Geloof, Bekeeringh is tot God.
| |||||||||||
Naaldwijk 1676Waar de ware vrijheid op gebaseerd is, is de kwestie in 1676 te Naaldwijk.Ga naar voetnoot13 De Wateringse kamer noemt het rijk en de glorie van Christus de ware vrijheid, zoals in de praktijk bewezen werd door Mozes, Solon en Salomon. In het lied is het het volk Gods dat vertrouwt op de deugden geloof, hoop en liefde en daarmee de ware vrijheid verkrijgt. Voor de kamer van 's-Gravenzande is de kern van de zaak dat men zich op God dient te verlaten. 't Geloof geeft licht en God zal de zonde verdrijven. Het Joodse volk geldt als voorbeeld. De Nederlanden kunnen daarmee vergeleken worden in de strijd | |||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||
tegen de wrede tirannie van weleer, gevoerd door het edele huis van Nassau, dat ook nu de vrijheid van het land moet bewaren. De rederijkers van Monster, Loosduinen en Vlaardingen denken in gelijke richting: alleen wie zich op God richt en niet op aardse beslommeringen verkrijgt de vrijheid. Honselersdijk bemachtigt de tweede prijs voor een bijdrage met daarin de volgende redenering. Vrijheid van consciëntie levert Gods zegen op. In waarheid en geloof ontstaat een vrij geweten en dus een vrij land. Moge het geslacht van Oranje, zoals ook altijd in het verleden het geval was, het land in ware vrijheid houden. De rederijkers van De Lier menen, dat de vreugde van de ware vrijheid pas ontstaat met de dood. Toen de eerste mensen zondigden, werden al hun nakomelingen daarvoor gestraft. Maar Christus bracht de verlossing door voor de mensen te lijden en te sterven. Het is daarnaast zo dat de mens, wanneer hij sterft, hoopt opgenomen te worden in de hemel. Dan is hij gevrijwaard van alle aardse beslommeringen. Bleiswijk wint de hoofdprijs met de oplossing dat de ware vrijheid berust op een vrij gemoed. Dan worden namelijk land, stad en dorp in rust en vrede gehouden. En Holland zal bloeien op de zee en op het land. Lof zij onze jonge vorst! Hij moet en zal ook onze vrijheid beschermen. | |||||||||||
Den Hoorn 1677Den Hoorn begroet in 1677 uit haar omgeving negen kamers, waarvan enkele aantreden met meer dan één vertegenwoordiger.Ga naar voetnoot14 Bovendien waren schriftelijke inzendingen welkom (bijvoorbeeld door particulieren). Het aantal bijdragen voor het hoofdwerk bedraagt vijfendertig. De belangrijkste opdracht gaat over de vraag: Wat middel dient'er best, als by der handt genomen,
Om tot een vaste Vreed', met den Vyand te komen?
In het inleidend gedicht van de editie van de wedstrijdbijdragen geeft De Hoornbloem aan in welke richting het antwoord had moeten gaan.Ga naar voetnoot15 In de slotregel van iedere strofe wordt vastgesteld, hoe de vrede bereikt kan worden: ‘Die GOD ten rechten bid, krijght Vreed’ daer Oorlogh leydt'. Twist, zo stelt De Hoornbloem vast, bestaat al zolang als er mensen zijn. Men denke slechts aan Kaïn en Abel. Uit hun geschiedenis blijkt wel, dat de werking van het ‘onbesuysde breyn’ tot grote rampspoed leidt. De rederijkers uit Den Hoorn maken hieruit op, dat de oorlog is als een roede Gods: zondigheid wordt altjd gestraft. Zo bestaat ook het probleem met de huidige vijand. Hij komt met ‘hondert duysent Man’ en wat kan daar tegenover gesteld worden? In de Republiek zijn, naar verhouding, maar | |||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||
weinig manschappen. Toch heeft iedereen die vijandig bejegend wordt, zijn eigen wapen. In ‘Neerland’ is dat het gebed. Daarom hielp God onze gewesten uit het niet te verrijzen en van het Spaanse juk te bevrijden. Wie bidt, verkrijgt de hulp van God en zo de vrede, zoals God ook met Israël deed. Jozua vocht met het zwaard, maar Mozes met gebed, hetgeen beslissend was voor het heil van het Joodse volk. De eerste prijs wordt gewonnen door de Leidse kamer De Orange Lely. De oplossing correspondeert volledig met de uitleg van Den Hoorn. Alles en iedereen is van God afhankelijk. Wie dat niet wil of kan beseffen en zich aldus hovaardig opstelt, wordt dus gestraft. Alleen een nederige houding - en dat wordt geïllustreerd met een aantal voorbeelden uit het Oude Testament - leidt tot verzoening met God, waardoor Hij bereid is tot helpen. Zo komt men tot de stockregel: ‘'t Gebedt baert Vree met God, en Vree met God baert Vreede’. Ook de winnaar van de tweede prijs, De Rosmareyn uit Schipluiden, kent hoge waarde toe aan de kracht van het gebed. Dat neemt de toorn Gods weg, die het kwaad van de mensen straft door ‘d'oorloghs wreede vlam’. Maar daarnaast zijn trouw en weldoen van belang. De kamer uit Schipluiden wijst er ook op, dat het gebruik van wapens van nut kan zijn. Zo werd tenslotte Spanje ook verslagen door ‘ons Princen wijs beleydt’. De stockregel luidt dan ook: ‘Trouw, weldaedt, 't Wapen-tuygh, 't Gebedt voor al baert vree’. Een parallel wordt gezien in de strijdvaardigheid van Jozua, die Kanaän veroverde en verdeelde onder de twaalf stammen van Israël. De winnaar van de derde prijs, Klaes Palesteyn van de Goudse kamer, is ook van oordeel dat God terecht straft met oorlogsgeweld, ‘Vermidts de leuyigheyt [vanwege de luiheid] van onse trage Ziel’. Daarom is men gekomen ‘de Fransche in den bandt’. Maar de problemen kunnen nog opgelost worden: ‘Door yver, ware boet, op-offeren den Heer’. De Goudse vertegenwoordiger ziet in een vredesaccoord de mogelijkheid tot een uiterst lucratieve heropleving van de handel op Afrika en Azië, maar bovendien: ‘Dan sal America haar Schatkist open doen’. Bij de overige deelnemers vinden we meestal dezelfde (reformatorische) opvattingen terug: God straft de nalatige mens met oorlogsgeweld; verzoening tussen God en de mens leidt uiteindelijk tot een gerechtigde vrede. Toch voegt men wel andere elementen toe, zoals Klaes Palesteyn dat deed. Een zekere Joris Hendricksz Langelaen - waar hij vandaan komt, weten we niet - wijst op de wijsheid, ‘die Gods Geest den Mensch in 't herte plant’. Hij refereert aan het verhaal over Salomon. Wel blijft van kracht dat alleen zij die bidden, de gave van de wijsheid zullen verkrijgen. Dezelfde Salomon komt ook voor in de bijdrage van Maerten van Kampen uit Loosduinen. Nu treedt Salomom op als inspiratiebron voor de opvatting dat de tijd veel problemen oplost, maar dat men die dan wel goed moet benutten door te bidden en eendracht te kweken. De bijdrage van de Hagenaar N.V. Malderghem - zijn devies luidt ‘Niet veel malder’ - neemt een aparte plaats in. Zijn interpretatie van de ‘Vrage’ komt erop neer, dat hij op zoek gaat naar vrede, nadat alle tot nu toe gebruikte middelen het gewenste resultaat niet hebben opgeleverd. Wat zijn broeders in de rederijkerij aan oplossingen bedacht hebben, is volgens hem niet afdoende genoeg. Hij verwijst daarom naar het verhaal in II Koningen 18 over Ezechias (= Hizkia), koning van Juda, die wordt belegerd | |||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||
door de Assyrische vorst Sanherib. Deze trekt zich terug, omdat hij zich tevreden stelt met een schatting van driehonderd talenten zilver en dertig talenten goud, die door Ezechias worden opgebracht. De slotsom van Malderghem is dus: Hetgeen u Vyand eyscht, stelt ghy hem dat ter handt:
Wis wordt de Vree-Banier, op Poort en Wal geplant.
Een ander bewijs voor zijn stelling ziet hij in de afloop van de Tachtigjarige Oorlog. De vorst van Spanje stond onder zware druk ‘in d'Oorlogh met Orangien’. Hij ging in op de eisen van zijn vijand en de vrede was een feit! Malderghem wint met zijn opmerkelijke bijdrage alleen de prijs voor de beste voordracht. Al enkele malen kwamen de oorlog tegen Spanje en de gunstige rol van Willem van Oranje hierin ter sprake. Ook in 1677 wordt, nu Willem III tot bevelhebber is benoemd, in brede kring veel verwacht van het huis van Oranje. Oranjegezinde uitlatingen komen dan ook nogal eens voor op de rederijkerswedstrijd in Den Hoorn, namelijk in een kwart van het aantal antwoorden op de ‘Vrage’. Jacob Jansz. vander Valck uit Poeldijk hoopt bijvoorbeeld, dat het gebed de Prins als middel zal dienen tot het bereiken van de vrede. Cornelis Palesteyn van De Jesusoogen uit Voorburg dicht, dat berouw en boetvaardigheid het bidden mogelijk maken en al woordspelend zegt hij: ‘Dit wensch ick onsen Prins, Orangien na vermogen: Daer is Voorburgen [verborgen] niet [niets] voor Jezus klare oogen’. Het spreekt vanzelf, dat De Groene Orangie-spruyten uit Loosduinen de spruit uit het huis van Oranje een warm hart toedragen en hopen, dat hij in kracht zal groeien. Hugo van Schagen (Delft) wil graag het volgende: ‘Begaeft (O Heer) ons Prins met wijsheijdt en verstandt, En dat hy weeren magh den vyandt van ons Landt’. Moge hij ‘met frissche Leden’ zijn ‘leven en Persoon’ redden ‘En oock genieten’ van de ‘Fictory, ja de Kroon’. In de bijdrage van Klaes vander Meer (Vlaardingen) wordt Willem III vergeleken met Jozua, die met hulp van Gods genade door ‘sijn kleyne macht des Vyands macht jaeght uyt’. Het thema van het tweede grote onderdeel op de wedstrijd van Den Hoorn, het schrijven van een liedtekst op een bestaande melodie en op een bepaalde regel wordt bepaald door de ‘Regel’: ‘Door sulcken middel sietmen 't Land in vrede bloeyen’. De eerste prijs gaat naar de eerder genoemde Jacob Jansz vander Valck. Zijn middel is al vele malen voorgesteld: ‘En ons Landt sal door 't bidden weer welvaren’. Klaes Palesteyn, die al de derde prijs bij het eerste onderdeel had behaald, wordt nu tweede. Hij geeft de ernstige vermaning, dat zonden moeten worden uitgeroeid. Gods wetten moeten worden geëerbiedigd en eenieder dient boetvaardig te zijn. Alleen dan kan met Gods hulp het ongunstig tij gekeerd worden. Voor het overige komen alle motieven die bij het eerste onderdeel al besproken zijn ook in de andere liedjes voor. Aan de improvisatietest, het Knie-werck, doen maar elf deelnemers mee. Men moet een gedicht maken van twee zestienregelige strofen, die allebei met dezelfde regel eindigen. Deze slotregel bevat het antwoord op de Knie-Vraeg: ‘Hoe komt het dat de Vreed’ van ons is wegh gegaen?’ Aem Joppen van De Hoornbloem start met een ‘Uyt-leggingh’. In de eerste strofe wordt herinnerd aan de Tachtigjarige Oorlog en de afloop ervan. Er kwam vrede, die van God scheen te komen en eeuwig leek. Maar er dook een nieuwe | |||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||
vijand op. Waarom? ‘Om dat wy niet en doen, 't geen dat wy schuldigh zijn’. Wat werd dan nagelaten? Joppen meent, dat trouw aan Gods Woord en Wet verdween. Dat leidde tot rampspoed, haat, nijd, afgunst, twist, tweedracht. En daarom is er oorlog! Pieter Korpershoeck, die nu de eerste prijs wint, vat de oorzaak van alle ellende aldus samen: ‘Omdat wy in 't Gebedt niet yv'righ bleven staen’. Malderghem, winnaar van de tweede prijs, geeft als antwoord: ‘De sonden van den mensch heeft hier het quaet gedaen; Soo komt het dat den Vreed’ van ons is wegh gegaen’. De overige bijdragen bieden geen nieuwe informatie. | |||||||||||
Schipluiden 1678Op 25 juli 1678 - de Vrede van Nijmegen wordt formeel bekrachtigd op 10 augustus 1678 - wordt in Schipluiden een wedstrijd gehouden.Ga naar voetnoot16 Centraal staan de bijbelse verhalen over Nebukadnessar en de vrouw van Lot. Enige directe verwijzing naar de politieke actualiteit treffen we niet aan in de bijdragen van de kamers. Indirect zou er sprake kunnen zijn van toespelingen op de gedachte dat God straffend optreedt, wanneer vorsten en volken niet handelen naar Zijn Woord. Aan het slot van deze wedstrijd wordt overigens De Hoornbloem uit Den Hoorn gedoopt. De manifestatie in Den Hoorn het jaar hiervoor is kennelijk in rederijkerskringen goed gevallen. | |||||||||||
BesluitUit het voorgaande blijkt dat zeker in de regio Delfland en directe omgeving rederijkers tot ver in de zeventiende eeuw nog steeds actief zijn in het geven van commentaar op de politieke actualiteit, als de situatie daar huns inziens om vraagt. Opmerkelijk blijft de propagandistisch Oranjegezinde mentaliteit, zoals die een kleine honderd jaar eerder al bestond. In samenhang met een zich ontwikkelend Hollands zelfbewustzijn wordt deze mentaliteit nu ook gevoed door een eigen geschiedenis, namelijk de Tachtigjarige Oorlog en de rol van het huis van Nassau daarin.Ga naar voetnoot17 | |||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||
Abstract - During the years 1675-1678 we witness a remarkable concentration of rhetoricians' competitions in the region of Delfland. Rhetoricians comment on topical political issues. In the field of foreign politics they wish to achieve peace with France. However, this peace can only hope to last if the home administration will be controlled by the house of Nassau. Just as in the previous century, the rhetoricians thereby show themselves to be true propagandists for the Oranges. |
|