De Zeventiende Eeuw. Jaargang 14
(1998)– [tijdschrift] Zeventiende Eeuw, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 95]
| |
Mechelse doeken over Franciscus Xaverius
| |
[pagina 96]
| |
krijgen. Vanaf dat moment zouden jaarlijks talrijke gunsten verkregen en wonderbare genezingen voorgevallen zijn. De verering breidde zich alsmaar uit, en overal vandaan kwamen gelovigen naar Mechelen, zowel uit naburige steden als uit verder gelegen streken, zoals Holland, Luik en zelfs Praag. De verspreiding van devotieprentjes en -boekjesGa naar eind3. speelde enerzijds in op de praktische zijde van de beleving van de Xaverius-devotie, door onder meer een opsomming te geven van de manieren waarop men de relikwie kon vereren; anderzijds stimuleerden deze publicaties, door hun propagandistische opzet, de gelovigen meer dan ooit tot nog grotere verering van de heilige. De sodaliteitskapel, waar de reliek aanvankelijk bewaard werd, werd door de grote toeloop van gelovigen al vlug te klein. In 1670 begon men aan de bouw van een nieuwe kerk, die dankzij de financiële hulp van Mechelse vooraanstaanden reeds in 1676 voltooid werd. De decoratie van zowel de gevel als het interieur werd bijna volledig aan Xaverius gewijd. Behalve voor de biechtstoelen werden de geijkte iconografische programma's voor het gebruikelijke kerkmeubilair naar de achtergrond geschoven om plaats te maken voor de verheerlijking van Xaverius. Het hoogtepunt hiervan vindt plaats in het hoogkoor. Tot aan de overbrenging van de reliek naar de St-Romboutskathedraal in 1775, stond deze op de plaats van het tabernakel, centraal op het altaar. Twee geknielde Indiërs schragen het altaarblad, waaronder Franciscus Xaverius op zijn doodsbed uitgestrekt ligt. In het bovengedeelte van het koor stijgt een geknielde Franciscus Xaverius op naar een tronende God de Vader. Vier medaillons, die de vier continenten verbeelden en zo verwijzen naar de wereldwijde activiteiten van de jezuïetenorde en de bijdrage van Xaverius daarin, sieren de koorwanden. Het was dan ook in de context van dit decoratieprogramma dat de dertien schilderijen over het leven en de wonderen van Franciscus Xaverius tot stand kwamen. Omdat de nieuwe jezuïetenkerk een hallekerk was, waren de zijbeuken hoger opgetrokkken, zodat er tussen de biechtstoelen en de ramen nog ruimte vrij bleef. Deze werd opgevuld met tien enorme doeken, vijf aan elke zijde, van 3.30 m hoogte en 4.50 m breedte. Daarnaast werd ook nog een triptiek vervaardigd met dezelfde hoogteafmetingen maar met verschillende breedte, waarover verder meer. Een dergelijk groot project veronderstelt uiteraard de nodige voorbereidingen en coördinatie. De archivalische bronnen weiden hierover niet uit maar analoge opdrachten voor andere jezuïetenkerken laten toch wel zekere gevolgtrekkingen toe. De relaties tussen de jezuïeten, hun kapitaalkrachtige schenkers en de kunstenaars werden immers reeds door Francis HaskellGa naar eind4. onderzocht voor, onder andere, de jezuïetenkerken te Rome. Ook Howard HibbardGa naar eind5. raakt in zijn studie over de eerste decoratie van de Gesù dit aspect aan. Vermoedelijk ontwikkelden deze relaties zich te Mechelen op een verwante wijze. De beslissingen van ornamentele en iconografische aard werden door de jezuïeten zelf genomen. Zij brachten de doeken tot een harmonisch geheel dankzij het iconografisch onderwerp, hun compositorische opbouw en hun vormelijke kenmerken, zoals afmetingen en omlijsting. Voor de financiering van de hele opdracht waren de paters echter aangewezen op de liefdadigheid van de gelovigen. De Vrede van Nijmegen had in 1679 een einde gemaakt aan de Devolutie-oorlog van Lodewijk XIV, zodat de rust in de Zuidelijke Nederlanden hersteld was en de welvaart herleefde. Uit de beperkte archivalische bronnen kan men afleiden dat er in het begin heel wat geld voorhanden was, daar | |
[pagina 97]
| |
Pl. 1. J.E Quellinus, Sint-Franciscus-Xaverius ontvangt in het bijzijn van Ignatius zijn apostolische opdracht van paus Paulus III, schilderij, 330 × 450 cm., Antwerpen, vóór 1683. Mechelen, Sint-Petrus-en-Pauluskerk. Brussel, ACL.
tussen 1680 en 1683 reeds zeven schilderijen werden opgehangen.Ga naar eind6. De twee volgende kregen pas omstreeks 1691 in de kerk een plaatsGa naar eind7., terwijl een laatste werk de datum 1696 draagt.Ga naar eind8. De triptiek werd tussen 1700 en 1704 geschilderd.Ga naar eind9. Het is opvallend dat de donateurs kunstenaars kozen die vooral afkomstig waren uit en/of werkzaam waren in Antwerpen in plaats van de voorkeur te geven aan locale artiesten. Dit mag aantonen dat de superioriteit van de Antwerpse kunstschilders ook op het einde van de zeventiende eeuw nog steeds erkend werd. Bovendien is het opmerkelijk dat voor de Mechelse opdrachten verschillende kunstenaars werden aangeworven, terwijl voor verwante serieopdrachten, bestemd voor andere Zuid-Nederlandse jezuïetenkerken, één enkele kunstenaar werd aangesproken. Zo is in de Antwerpse jezuïetenkerk de cyclus van negenendertig plafondschilderingen volledig door P.P. Rubens uitgevoerd, en werd in Brussel de reeks over Ignatius van Loyola en Franciscus Xaverius uitsluitend door Antoon Sallaert geschilderd. Hiervoor zijn meerdere verklaringen mogelijk. Vooreerst kozen de donateurs zelf de kunstenaars. Daarbij komt dat tijdens de lange periode waarbinnen de doeken ontstonden een aantal kunstenaars overleden zijn, zoals Theodoor Boeyermans in 1678 en Lucas Franchoys in 1681. Er is nog een derde mogelijkheid. Howard Hibbard stipte aan dat stylistische éénheid geen constante was in de kunstopvattingen van de jezuïeten. Ook in de decoratie van de Gesù uit de jaren '80 en '90 van de zestiende eeuw werd die coherentie in stijl ondergeschikt gemaakt aan de boodschap van de schilderijen.Ga naar eind10. Om de diepere betekenis van de schilderijen te achterhalen moet men uiteraard hun oorspronkelijke volgorde reconstrueren, wat niet gemakkelijk is daar ze door de eeuwen heen meermaals een andere plaats toegekend kregen en ook nu | |
[pagina 98]
| |
Pl. 2. J.M. De Coxie, Sint-Franciscus-Xaverius legt zijn zending uit aan de vorst van Bungo, schilderij, 330 × 450 cm., Mechelen, vóór 1691. Mechelen, Si2nt-Petrus-en-Pauluskerk. Brussel, ACL.
in een willekeurige orde zijn opgehangen. De oudste bron is de publicatie van G.P. Mensaert van 1763Ga naar eind11., waarin deze een algemene beschrijving geeft van schilderijen in kerken, kloosters, abdijen en particuliere kabinetten in de Zuidelijke Nederlanden. Ofschoon het niet uit te sluiten is dat de schilderijen in de periode tussen hun ontstaan en 1763 van de wand werden gehaald en misschien van plaats verwisseld, lijkt de door Mensaert beschreven volgorde toch de oorspronkelijke te zijn. Zij lijkt immers te beantwoorden aan een logisch iconografisch programma met enerzijds de predikatie van de heilige en anderzijds zijn mirakelen. De panelen van de triptiek sierden toen reeds de wanden van de zijbeuken. Nochtans stond deze triptiek waarschijnlijk op het altaar in het hoogkoor waar de relieken bewaard werden totdat in 1713 het huidige hoofdaltaar geplaatst werd.Ga naar eind12. Het ophangen van dergelijke reeksen schilderijen met verhalende episodes uit heiligenlevens was niet enkel gebruikelijk bij de jezuïeten, maar ook bij de augustijnen en de karmelieten. F. Baudouin wees in dit verband op de toenemende aandacht voor het narratieve element in de religieuze kunst sinds de tweede helft van de zeventiende eeuw.Ga naar eind13. De oorsprong van deze reeksen ligt waarschijnlijk in de grootse festiviteiten die, sinds het einde van de zestiende eeuw, gepaard gingen met een canonisatie en waarbij, als eerbetoon, de wanden van de Sint-Pieterskerk te Rome versierd werden met taferelen uit het leven van de betreffende heilige (Pl. 7).Ga naar eind14. De enorme afmetingen van de Mechelse schilderijen liggen enerzijds in de traditie die reeds in het begin van de zeventiende eeuw werd ingezet met Rubens' altaarstukken van Ignatius en Xaverius; anderzijds beantwoordt hun monumentaliteit aan de propagandistische intenties van de jezuïeten. De iconografie van Franciscus Xaverius ontstond, net als zijn verering trouwens, in Italië en verspreidde zich van daaruit over de hele wereld en dus ook | |
[pagina 99]
| |
Pl. 3. L. Franchoys de Jonge, Sint-Franciscus-Xaverius disputeert met de Japanse bonzen aan het hof van Bungo, schilderij, 330 × 450 cm., Mechelen, 1681. Mechelen, Sint-Petrus-en-Pauluskerk. Brussel, ACL.
naar de Zuidelijke Nederlanden. Uit het iconografisch onderzoek van de Mechelse schilderijen is gebleken dat de visie van A. Deblaere dat de voorstellingswijzen van Xaverius door de oude biografieën bepaald werdenGa naar eind15. en die van H. Vlieghe dat de publicatie van Tursellinus hierin een uiterst belangrijke rol gespeeld heeftGa naar eind16., bevestigd kunnen worden. Horatius Tursellinus publiceerde in 1594 en 1596 de uitgebreide levensbeschrijving De Vita Francisci Xaverii, waarvoor hij zich inspireerde op de in 1579 door Manuel Texeira geschreven Vida del bienaventurado Padre Francisco Javier, religioso de la Compañía de Jesús, de verslagen van het proces voor de heiligverklaring in 1556-1557 en de brieven van Franciscus Xaverius. Daarbij kwam nog het relaas van ooggetuige Fernão Mendes Pinto, opgetekend in zijn Peregrinação, die de gebeurtenissen met een levendige verbeeldingskracht aandikte. Ondanks haar gebrek aan historische accuratesse werd zijn biografie de basis voor vele latere levensbeschrijvingen en werd deze vele malen heruitgegeven en in verscheidene andere talen vertaald.Ga naar eind17. Omdat een aantal episodes uit het leven van Xaverius door deze oude auteurs uitgebreid beschreven waren en van de nodige fantastische details voorzien, leenden deze levensbeschrijvingen zich tot een uitgebreide iconografie. Voor de uitbeelding van vele onderwerpen grepen de kunstenaars van de Mechelse schilderijen terug naar de bekende compositieschema's van P.P. Rubens' Mirakelen van Sint Franciscus Xaverius (Pl. 6) en Mirakelen van Sint-Ignatius van Loyola, die reeds in 1617 voor de jezuïetenkerk te Antwerpen geschilderd werden. Daarnaast inspireerden ze zich op de prenten over het leven van Ignatius van Loyola, die de in 1609 te Rome verschenen Vita Beati P. Ignatii Loiolae Societatis Iesu fundatoris en het een jaar later in Antwerpen gepubliceerde Vita Beati Ignatii Loiolae religionis Societatis Iesu fundatoris ad vivum expressa illustreerden. Pas in de tweede helft van de | |
[pagina 100]
| |
Pl. 4. H. Herregoudts, Sint-Franciscus-Xaverius verslaat met zijn kruis een leger Bagaden, schilderij, 330 × 450 cm., Antwerpen, vóór 1683. Mechelen, Sint-Petrus-en-Pauluskerk. Brussel, ACL.
zeventiende eeuw zouden dergelijke geïllustreerde biografieën over Xaverius zelf verschijnen, met als belangrijkste de Summa Apostolicae vitae S. Xaverii Indiarum Apostoli iconibus expressae, door C. De Boudt uitgegeven en de Vita S. Francisci Xaverii Societatis Iesu Indiae et Iaponiae Apostoli Iconibus illustrataGa naar eind18., waarvan de gravures door Melchior Haffner werden gemaakt. Binnen een bepaald iconografisch thema dat een episode uit het leven van Xaverius uitbeeldt, zijn telkens enkele constante motieven aan te duiden en zijn slechts weinig variaties in de voorstelling te onderscheiden. Wel valt het op dat op het einde van de zeventiende eeuw zelfs attributen van Ignatius van Loyola, zoals het open boek, aan de iconografie van Franciscus Xaverius toegevoegd werden. Ook de Mechelse schilderijen hernemen de traditionele thema's uit de Xaverius-iconografie. Aan de linkerkant worden zijn activiteiten als de grote jezuïetenmissionaris voorgesteld. In het eerste schilderij (Pl. 1) krijgt hij plechtig zijn opdracht van paus Paulus III, die aan Xaverius zelf de bul met zijn benoeming als pauselijk gezant overhandigt. Onder invloed van het verhaal van Tursellinus werd ook Ignatius, die zijn vriend aan de paus had aanbevolenGa naar eind19., geknield achter Xaverius op het doek afgebeeld. Het tweede (Pl. 2) verbeeldt Xaverius, vergezeld door Portugese edellieden, tijdens zijn rijkelijke ontvangst bij een Japanse vorst, waarna een derde doek hem voorstelt terwijl hij het geloof predikt. In het vierde doek (Pl. 3) verslaat Xaverius glorieus de boeddhistische monniken in een discussie over het geloof. Op de doeken aan de rechterkant wordt de heilige als wonderdoener afgebeeld, bijvoorbeeld Franciscus Xaverius die een bezetene verlost of een dode opwekt (Pl. 5). Dergelijke voorstellingen moesten de gelovigen inspireren om bijvoorbeeld novenen na te komen of giften te schenken om zijn relikwie te versieren, opdat Xaverius hun wensen zou vervullen. | |
[pagina 101]
| |
Pl. 5. P. Ykens, Sint-Franciscus-Xaverius wekt een dode op, schilderij, 330 × 450 cm., Antwerpen, vóór 1683. Mechelen, Sint-Petrus-en-Pauluskerk. Brussel, ACL.
Daarnaast werden de bezoekers aangespoord tot verering van Maria die Xaverius ter hulp komt in Sint Franciscus Xaverius wordt door de duivels belaagd, een doek dat aan de linkerkant van de Onze-Lieve-Vrouwekapel hangt. Op dezelfde plaats aan de overkant, naast de Ignatiuskapel, werd Sint Franciscus Xaverius verslaat met zijn kruis een leger Bagaden (Pl. 4) opgehangen. De voorstelling van een historisch tafereel krijgt een bijkomende dimensie door de aanwezigheid van een Gekruisigde Christus op de achtergrond. Howard Hibbard wijst erop dat de Kruisiging, net zoals de Verrijzenis, vanaf het begin een cruciale rol speelde in de iconografie van de jezuïeten, omdat deze voorstellingen de belangrijkste gebeurtenissen in het verlossingswerk van Christus benadrukten. Het prediken van deze verlossing was dan ook één van de basisactiviteiten van de jezuïeten. Hun orde droeg mede daarom niet de naam van de stichter maar die van Jezus zelf. De associatie van de naam van Jezus met diens bloed, dat Hij gaf bij de kruisdood, was immers een centraal gegeven in de opleiding van de missionarissen, die, mogelijk ten koste van hun eigen leven, de heidenen moesten gaan bekeren.Ga naar eind20. Een dergelijke offerideologie past volledig in het tafereel van Xaverius, die bereid is zijn leven te geven voor de bescherming van de christenen tegen een barbaars leger. Deze bereidheid tot het martelaarschap was trouwens kenmerkend voor de hele orde, en mogelijk wordt hier dan ook, naast de verering van de naam van Jezus, ook die van de jezuïetenorde zelf gestimuleerd, waarvan de stichter in de naastliggende kapel vereerd werd. Het is immers duidelijk dat, naast Franciscus Xaverius, ook de jezuïetenorde en de door deze heilige op gang gebrachte zendingsbeweging gepropagandeerd worden. Het missionaire werk was in de zeventiende eeuw erg actueel: missieposten, zoals op de Britse eilanden, in Paraguay, in Colombia of Canada, die reeds in | |
[pagina 102]
| |
Pl. 6. P.P. Rubens, Mirakelen van Sint-Franciscus-Xaverius, schilderij, 535 × 395, Antwerpen, ca. 1617-1618. Wenen, Kunsthistorisches Museum, inv. nr. 311. (Uit H. Vlieghe, o.c., 2, pl. 6). Leuven, P. Stuyven.
de zestiende of in het begin van de zeventiende eeuw waren gesticht, bloeiden tijdens deze eeuw op en verdwenen veelal pas met de opheffing van de orde. Deze propaganda voor het missioneringswerk van de jezuïeten wordt ook sterk beklemtoond in de Xaverius-schilderijen van Mechelen. Allereerst is er op het eerste doek (Pl. 1) links de voorstelling van de tronende paus, aan wie de orde de eed van absolute gehoorzaamheid aflegde en die het symbool bij uitstek is van de Contrareformatie. Het volgende doek: Sint Franciscus Xaverius legt zijn zending uit aan de vorst van Bungo (Pl. 2), visualiseert het principe Cuius regio, huius religio, waaruit de jezuïeten de grootste voordelen haalden. Bovendien verwijst het duidelijk naar de aanpassingsmethode die de jezuïeten in al hun missies toepasten en waarmee zij veel succes boekten. Xaverius draagt hier immers kostbare gewaden in plaats van zijn sobere habijt en hij heeft tevens voor zijn gastheer geschenken meegebracht.Ga naar eind21. Hoewel deze methode pas vanaf het begin van de zeventiende eeuw door Matteo Ricci en Roberto de Nobili in China en Indië werd uitgewerkt, legde Xaverius, steunend op zijn eigen intuïtie, er de grondslag voor. Nadat dominicanen en franciscanen onophoudelijk kritiek hadden geleverd op deze aanpassingsmethode, besloot de paus, voor China in 1742 en voor Indië in 1744, bepaalde riten te verbieden, waardoor het aantal christenen verminderde en in China zelfs de volledige missie verloren ging. Het belang van dit thema mag ook blijken uit de toneelstukken van de jezuïeten, waar het eveneens een geliefkoosd onderwerp was. Vooral in de stukken naar aanleiding van het eeuwfeest van | |
[pagina 103]
| |
Pl. 7. Theatrum in Ecclessia S. Petri in Vaticano, gravure, Rome, na 1622. Rome, Bibliotheca Apostolica Vaticana. (Uit E. Mâle, o.c., fig. 57). Leuven, P. Stuyven.
de stichting van de Societatis Iesu kwam dit bezoek aan Bungo vaak terug. In deze opvoeringen stond de triomf van de orde in haar strijd tegen ondeugd en ketterij over de hele wereld centraal. In het Brusselse stuk van 1640, Van de twee standaarden, wordt in het vierde bedrijf de ontvangst in het paleis van de vorst van Bungo uitgebeeld en hiervoor werd één van de zes scènes omgebouwd tot een Japans paleis.Ga naar eind22. In Kortrijk werd in 1662 het stuk Den Heylighen Franciscus Xaverius, Apostel van Indien en Japonien ten tonele gebracht, waarin dit bezoek eveneens aan bod kwam.Ga naar eind23. In 1690 werd in Rijsel zelfs een stuk gespeeld met de titel Don François roy de Bungo.Ga naar eind24. Het derde doek, Sint Franciscus Xaverius predikt het geloof, hangt nauw samen met het vorige: de heilige had immers eerst de toestemming van de vorst moeten verkrijgen. Binnen de verdediging van het geloof achtten de jezuïeten de discussie met de andersdenkenden van het grootste belang. Dit wordt voorgesteld in het vierde schilderij: Sint Franciscus Xaverius disputeert met de Japanse bonzen aan het hof in Bungo (Pl. 3). Terwijl in de zestiende eeuw de orde het protestantisme bekampte, kwamen de jezuïeten tijdens de zeventiende eeuw in botsing met het quiëtisme en het jansenisme. Met het quiëtisme voerden zij een strijd over het zieleheil, waarvoor, volgens deze opvatting, de christen zich niet hoefde in te spannen maar vooral moest berusten in Gods wil. Daarnaast ontstond er met het jansenisme een polemiek over de genade. De jansenisten waren van mening dat de mens, aan zichzelf overgelaten, aangetrokken wordt door het kwade en dat hij enkel door de genade kan gered worden. Deze moest hij echter wel door boetedoening en een streng zedelijk leven verdienen, aangezien God niet iedereen met | |
[pagina 104]
| |
genade bedeelt. Onder invloed van het humanisme hielden de jezuïeten aan hun publiek een meer positief mensbeeld voor. Volgens hen brengt de genade aan de mens alles wat hij nodig heeft om het goede te doen, maar kan zij haar werking enkel voortbrengen door de beslissing van de vrije wil. Hiermee maakten de jezuïeten de genade voor iedereen toegankelijk. Misschien wordt de inhoud van de polemieken -zowel met het quiëtisme als met het jansenisme- gesymboliseerd in de gebaren van een aantal personages. Het naar beneden wijzend gebaar van Xaverius zou het humanistisch gedachtengoed van de jezuïeten, dat de nadruk legt op de mens, uitbeelden; de naar boven wijzende vinger van de Japanse bonze kan met de andersdenkenden geassocieërd worden, die zich in deze gevallen aan de beslissing van God onderwerpen. Het valt wel op te merken dat in de periode waarin het schilderij tot stand kwam (vóór 1681), de zogenaamde Clementijnse Vrede van kracht was en dat dus officieel geen disputen met de jansenisten mochten gevoerd worden. De coherentie tussen enerzijds de dertien schilderijen en de gehele kerkdecoratie en anderzijds de verschillende doeken onderling geeft deze reeks een unieke plaats. Tevens werden deze schilderijen, in tegenstelling tot dergelijke andere omvangrijke series, met de opheffing van de orde in 1773 niet opgesplitst voor de verkoop ervan. Vele andere zijn verloren gegaan of hebben de tand des tijds niet doorstaan. Vandaar is het moeilijk om het specifieke karakter van elk van deze projecten te vergelijken zodat het mogelijk is om hierover een duidelijk beeld te schetsen en ze te situeren in de context van de jezuïetenorde en haar artistieke activiteiten. |
|