De Zeventiende Eeuw. Jaargang 14
(1998)– [tijdschrift] Zeventiende Eeuw, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 51]
| |
Jezuïeten en hun orde in de ‘Dictionaire Historique et Critique’ van Pierre Bayle
| |
Jezuïeten en BayleAan artikelen uit vorige jaargangen van genoemde Mémoires had Prévost zo'n negatief oordeel niet kunnen ontlenen. Ze oordelen milder, gispen weliswaar de aanslag op ‘pudeur &... religion’ in sommige artikelen van de Dictionaire, maar prijzen Bayles doorzicht en nemen hem zelfs in bescherming tegen onterechte aanmerkingen.Ga naar eind4. Zoals Pierre Rétat heeft aangetoond was 1715 een kenteringsjaarGa naar eind5.: eerder bestond er bij de jezuïeten nog een zekere sympathie voor Bayle, korte tijd bekeerd tot het katholicisme en toen een externe leerling van hun college te Toulouse.Ga naar eind6. Bayle vervulde niet de hoop der paters op een tweede geloofsovergang maar bleef betrekkingen met hen onderhouden, al waren die veel minder nauw dan later die van de jonge Voltaire met pater Tournemine.Ga naar eind7. Hij correspondeerde met jezuïetenGa naar eind8. - ook in de jaren dat hij aan de Dictionaire werkte - en las hun Mémoires de Trévoux.Ga naar eind9. | |
Presentie van jezuïeten in Bayles hoofdwerkBayles Dictionaire wemelt van de namen van jezuïeten, citaten uit hun geschriften, vermeldingen van hun daden. Met deze overvloed komt het aantal lemmata dat aan leden van de Sociëteit is gewijd echter niet overeen: een vijftigtal slechts op het totaal van 2035 dat de editie uit 1740 telt, toen het werk postuum zijn volledigste vorm had bereikt.Ga naar eind10. Toch is dit gebrek aan congruentie eenvoudig te ver- | |
[pagina 52]
| |
klaren. Er waren in de zestiende en vooral in de zeventiende eeuw nauwelijks controverses waarbij jezuïeten niet betrokken raakten en waarover zij niet publiceerden. Uit Bayles Dictionaire, een monument van zeventiende-eeuws weten, moet dit wel blijken. Zijn auteur hanteerde bovendien een methode van betogen waarbij citaten als bewijskrachtige bronnen een primaire rol spelen.Ga naar eind11. Niet zelden komen die uit werken van jezuïeten en vervullen ze een functie in artikelen die niet aan een lid van de Sociëteit zijn gewijd. | |
De ‘Dictionaire’ van Bayle met die van Moreri vergelekenTer verduidelijking van de aard van Bayles aantekeningen over jezuïeten in de Dictionaire nu eerst enkele woorden over dit magnum opus zelf. Oorspronkelijk was Bayle van plan geweest een ‘dictionaire critique’ samen te stellen waarin fouten zouden worden gecorrigeerd in reeds bestaande naslagwerken, met name in de frequent herdrukte Grand Dictionaire CritiqueGa naar eind12. van de Franse priester - en oudleerling van het jezuïetencollege te Aix - Louis Moreri. Na een soort marktonderzoek, het Projet uit 1692, wijzigde Bayle zijn opzet en stelde hij een historisch-kritisch woordenboek samen. Daarin leefde hij zijn passie voor geschiedkundige en biografische details uit zonder zich, wanneer een onderwerp daarom vroeg maar ook als dit nauwelijks of niet het geval was, de gelegenheid te laten ontgaan partijdigheid te gispen: van de katholieke Moreri in de eerste plaats maar ook van anderen. Zo ontstond een naslagwerk waarvan de annotaties vaak omvangrijker en belangrijker blijken dan de eigenlijke tekst der lemmata. Bayle zag er de eerste druk van, gereed einde 1696, en de tweede in het jaar 1702; zijn aantekeningen voor een supplement en een derde editie - ook daarin is sprake van jezuïetenGa naar eind13. - verschenen in postume edities. Aan eerder onderzoek naar jezuïeten in de Dictionaire ontbreekt het niet. Zo schonk Jacques Solé aandacht aan hen in een reeks uitstekende karakteristieken van individuele leden van de Sociëteit, steeds gekoppeld aan uitspraken over de geschiedenis van hun orde als geheel.Ga naar eind14. In de volgende studie wordt een anders gerichte benadering beproefd. Object van onderzoek is in de eerste plaats Bayles artikel over de stichter van de Sociëteit. Uitgaande van enige algemene beweringen over de orde en vermeldingen van personen in dit lemma wordt een aantal passages in andere artikelen beschouwd. Een soortgelijke studie verscheen eerder van de hand van Sebastian Neumeister.Ga naar eind15. Zij bevat enkele inspirerende analyses maar helaas ook een hinderlijke verwarring van Bayles bête noire Pierre Jurieu met de grote jansenist Antoine ArnauldGa naar eind16. en anachronistische vergelijkingen, bijvoorbeeld van Bayles associatieve manier van schrijven met Roland Barthes' ‘plaisir du texte’.Ga naar eind17. Blijkens marginale noten werkte Bayle aan zijn Ignatius-artikel nog op 23 november 1695, een klein jaar voor de eerste editie van zijn Dictionaire gedrukt werd, en in 1700 aan de definitieve versie.Ga naar eind18. Ten behoeve van de oudste staat van zijn artikel heeft Bayle dus kennis kunnen nemen van de Nederlandse druk van Moreri uit 1694, bijgewerkt door Jean Le ClercGa naar eind19. waarin ook een Loyola-artikel voorkomt. Werd daarop door Neumeister reeds gewezen, dat dit naslagwerk ook een lemma ‘Jésuites’ telt, liet hij onvermeld. Specifiek voor Bayles artikel over Ignatius van | |
[pagina 53]
| |
Loyola is dat daarin gegevens over de heilige en over de door hem gestichte orde zijn geïntegreerd. Het register bevat een uitgebreide rubriek ‘Jésuites’ en een korte verwijzing betreffende ‘Jésuitisses’.Ga naar eind20. Dat Bayle in zijn Loyola-artikel zelf Moreri's Dictionaire noemt,Ga naar eind21. verplicht uiteraard tot een vergelijking. Meteen valt dan een verschil in omvang op: geen erudiete annotaties van grote omvang in Moreri's twee artikelen, slechts wat schrale literatuuropgaven. Er bestaat enige, doch lang geen volledige, overeenkomst in de biografische feiten en de gegevens aangaande de orde welke de beide lexica vermelden. Bayle corrigeert Moreri, bijvoorbeeld wat het aantal der gezellen betreft die op Montmartre hun geloften aflegden,Ga naar eind22. maar er is een wezenlijker verschilpunt. Ook in de Nederlandse editie-1694 van Moreri's Dictionaire hebben de twee artikelen hun onmiskenbaar katholieke karakter behouden. Er wordt met eerbied gesproken over de heilige -‘S’- Ignatius van Loyola en melding gemaakt van jezuïeten die hun bloed vergoten hebben ter verdediging van het geloof ‘contre les Heretiques’. De remonstrant Le Clerc heeft zich als revisor van het artikel ‘Jésuites’ niettemin zeer zichtbaar gemanifesteerd. In een duidelijk gemarkeerde toevoeging die men niet anders dan objectief kan noemen, vermeldt hij de twee importante geschilpunten waarover de jezuïeten met katholieke theologen hebben gestreden. Ten eerste de controverse over predestinatie en genade met ‘les Thomistes & les Iansenistes’: de jezuïeten worden door hun opponenten voor pelagianen en demipelagianen uitgemaakt, maar constateren bij hun tegenstanders manicheïsme en predestinatisme. Verwezen wordt naar een lang artikel in Le Clercs eigen tijdschrift Bibliothèque Universelle et Historique waarin dit conflict uitputtend behandeld wordt.Ga naar eind23. Ten tweede het geschil met de jansenisten over de moraal die de jezuïeten zouden vervalsen. Dit alles is onpartijdige informatie over tegengestelde standpunten, geen negatief oordeel van Le Clerc over de orde of haar stichter. | |
De orde van een Don QuichotBayles Loyola-artikel daarentegen staat vanaf het begin in een andere toonsoort. Feitelijk, dat wil zeggen voor de biografische en andere gegevens, berust het vooral op de levensbeschrijving van Pedro RibadeneyraGa naar eind24. waarnaast gebruik is gemaakt van de biografie van Giovanni MaffeiGa naar eind25. en van Nicolo Orlandini's ordesgeschiedenis,Ga naar eind26. maar naar de geest heeft Bayles artikel nogal wat gemeen met de denkwereld van de Engelse bisschop en ‘common-sense’-filosoof Edward Stillingfleet.Ga naar eind27. Die had in een beschouwing over katholiek ‘fanaticism’ de draak gestoken met de voorstellingswereld van de ook door Bayle geraadpleegde biografen van Ignatius,Ga naar eind28. een plaisanterie die Bayle zeer aanstond. Naar aanleiding van het gegeven dat Ignatius zich heeft laten inspireren door de cultuur van de middeleeuwse ridderstand, citeert hij uit Stillingfleets boek een passage waarin Ignatius wordt vergeleken met Don Quichot.Ga naar eind29. Uiteraard is de veronderstelling van een dergelijke analogie moeilijk verenigbaar met begrip voor de betekenis die het concept van een alternatief ridderideaal in het proces van Ignatius' geestelijke ontwikkeling heeft vervuld.Ga naar eind30. Aan de visioenen die in Ribadeneyra's biografie voorkomen, ging Bayle met een superieure ironie voorbij, daarbij Stillingfleet volgend die zich weer door de dominicaan Melchior Cano had laten voorlichten, een gezworen vijand | |
[pagina 54]
| |
van de jezuïeten.Ga naar eind31. Met Stillingfleet vond Bayle het een bewezen zaak dat elke kloosterorde, dus ook de Sociëteit, een instituut is, ‘fondé sur le Fanatisme’.Ga naar eind32. In dit Spaanse geval was dat dan een variatie op de dweepzucht van de Ridder van de Droevige Figuur uit de beroemde persiflageroman van Cervantes, alweer een oud-leerling der jezuïeten overigens. De voorstelling van Ignatius als Don Quichot, ‘doolende Ridder van De H. Maagd’, heeft nog lang nagewerkt, getuige bijvoorbeeld een roman van de Franse jansenist Pierre Quesnel die ook in het Nederlands is vertaald.Ga naar eind33. Dat Ignatius althans op één punt geen soort Don Quichot was geweest, besefte Bayle echter terdege: het lemma-Loyola en de hele Dictionaire getuigen ervan dat Ignatius' initiatief om een nieuw type orde te stichten geen hersenschim maar een wereldsucces was gebleken. De Sociëteit had zich razend snel ontwikkeld en won nog steeds aan gezag, verzekert Bayle.Ga naar eind34. Uit een gesprek dat in 1697 werd gevoerd in aanwezigheid van Franse onderhandelaars, naar de Republiek gekomen voor de vrede van Rijswijk, vermeldt hij de opvatting dat de jezuïeten de nieuwe trend in de wetenschap, meer ‘esprit’ en minder ‘memoire’, uitstekend weten te volgen. Een Bellarminus of een Petau hoeft men bij hen niet meer te zoeken, maar alleen reeds hun Parijse communiteit telt corifeeën als Gabriel Daniel, Jean Hardouin, Jacques Sirmond en Dominique Bouhours.Ga naar eind35. Sinds lang organiseert de Sociëteit allerwegen onderwijs: ‘les Colleges des Jesuites se dressent par tout’, citeert Bayle uit een bericht over de Spaanse Nederlanden van rond 1610.Ga naar eind36. Geen prestatie zonder vlekje overigens. In diverse artikelen verwijt Bayle de jezuïeten namelijk dat zij begaafde leerlingen van die colleges in hun orde hebben willen trekken, tegen de zin van die jongelui of de wil van hun ouders in.Ga naar eind37. Duidelijk blijkt uit dit verwijt dat Bayle de jezuïeten als een bij uitstek intellectuele orde beschouwde. Als een mondiale organisatie bovendien, talrijke notities in de Dictionaire over herkomstGa naar eind38. en arbeidsgebied van jezuïeten getuigen daarvan. De Italiaan Bellarminus werkzaam in de Nederlanden, de Schot John Hay in Polen, de Nederlanden en Frankrijk, Bayle vergat het niet te melden in zijn artikelen over deze jezuïeten. | |
WonderenDat juist van deze orde intellectuele integriteit mocht worden verwacht, moet voor Bayle iets vanzelfsprekends zijn geweest. Precies die voor hem zo belangrijke waarde achtte hij echter geschonden door de wijze waarop men in de Sociëteit met wonderverhalen betreffende de ordestichter was omgegaan. Bayles Ignatius-artikel reageert daar uitvoerig op. Vooral het gezag van Ribadeneyra moet het daarbij ontgelden. Die had noch in de eerste, noch in de verbeterde en vermeerderde tweede druk van zijn biografie (1587) welke op veel nieuwe consultaties van Ignatius' intimi berustte, van wonderen gewag gemaakt. Integendeel: hij had het feit trachten te rechtvaardigen dat Ignatius er geen had verricht. Het verbazingwekkende succes van de orde kon bijvoorbeeld best als plaatsvervangend wonder op zijn conto worden bijgeschreven. Toen Ignatius' canonisatie in zicht kwam, stelde Ribadeneyra echter een verkorte biografie samen waarin het van wonderen krioelt.Ga naar eind39. Eerder had hij die niet zeker genoeg geweten, voor Bayle iets onaanne- | |
[pagina 55]
| |
melijks, niet verenigbaar immers met zowel Ribadeneyra's consultaties van Ignatius' intimi, als met de stelligheid van zijn vroegere ontkenningen.Ga naar eind40. De wonderen van Ignatius krijgen in het Loyola-artikel nog meer aandacht. Volgens de jezuïetenbibliograaf Nathanael Southwell (Sotuellus) zijn ze niet slechts illuster maar bovendien voldoende talrijk om er een heel boek mee te vullen, meldt Bayle.Ga naar eind41. Die voegt daar voorbeelden met een hoog sensatiegehalte bij: een exorcisme met behulp van een Vergiliuscitaat,Ga naar eind42. een bloedend Ignatiusportret.Ga naar eind43. Met kennelijke graagte weidt Bayle uit over de veroordeling door de theologische faculteit der Sorbonne van drie preken over Ignatius waarin onder andere wonderen van hem waren behandeld. De jezuïet FranÇois Solier die ze vertaald had, verdedigde zich onder meer met het argument dat preken tot het ‘genre... demonstratif & encomiastique’ behoren dat meer geëigend is om het oor te behagen dan om te onderrichten, dat is: op objectieve en integere wijze kennis over feiten door te geven.Ga naar eind44. Dit zet op het spoor naar de oorzaak van Bayles negatieve gefascineerdheid door Ignatius' wonderen. Hoor hem met harde woorden spreken over diens geestelijke toestand uit de jaren 1522-1537: ‘un esprit démonté, insensé, ruiné par le fanatisme.’ Dat geleerden als Diego Laynez en Alfonso Salmerón zich aan die wonderman hadden kunnen uitleveren! Blijkbaar kon extravagantie op bedrieglijke wijze een bovennatuurlijke indruk maken.Ga naar eind45. Het samengaan in zoveel jezuïeten wier geleerdheid Bayle bewonderde, van scherp intellect met dat ‘fanatisme’ van hun ordestichter schiep voor Bayle ongetwijfeld een onbehaaglijk probleem: hoe was die combinatie mogelijk en welke ruimte bleef er dan nog over voor geestelijke integriteit? | |
Oorspronkelijkheid als aandachtspuntEen kenmerk van Bayles Loyola-artikel dat met deze preoccupatie samenhangt, is de geprononceerde interesse die aan de dag wordt gelegd voor de mate van oorspronkelijkheid van de Geestelijke Oefeningen en de Constituties. Dit zou een positieve waardering verdienen, daar deze teksten uiteraard bepalend zijn voor de geest van de orde, maar moet toch negatief worden beoordeeld wegens de eenzijdigheid ervan. Over de inhoud van deze geschriften namelijk geen woord, alle aandacht gaat uit naar literatuur over de vraag of Ignatius terecht een ‘plagiaire’ wordt genoemd.Ga naar eind46. Wat nieuw was aan de Oefeningen en hun wortels in de middeleeuwse vroomheid overstijgendGa naar eind47. blijft dus onaangeroerd. Vermeld worden de Latijnse vertaling door Andreas Frusius (André des Freux) en de pauselijke approbatie der ExercitiaGa naar eind48., alsook, met merkbare ironie en op gezag van de jezuïet Philippe Alegambe, de veronderstelde bovennatuurlijke geïnspireerdheid van die tekst.Ga naar eind49. Over de vraag of García Jiménez de Cisneros als de eigenlijke auteur der Oefeningen moet worden beschouwdGa naar eind50. en over de invloed van Benedictus op de Constituties,Ga naar eind51. draagt Bayle documentatie aan. Betreffende de poging van Melchior Cano om de Oefeningen in Spanje verboden te krijgenGa naar eind52. geeft hij de opvatting der jezuïeten weer, met de veelbetekenende aantekening echter: ‘Qui sait s'ils disent vrai?’ Belangrijker voor Bayles beoordeling van de oorspronkelijkheid van Ignatius' spiritualieit is wat hij over Thomas a Kempis en Erasmus beweert.Ga naar eind53. Met Ribadeneyra als gids meldt Bayle dat de geest van eerstgenoemde Ignatius zeer | |
[pagina 56]
| |
beviel. Die van Erasmus zoals hij spreekt uit het toch uiterst vrome Enchiridion Militis Christiani echter volstrekt niet. Dit zou voor Ignatius een reden zijn geweest om de lectuur van die auteur aan de leden van zijn orde te verbieden. Voor zover het hier over Ignatius' voorkeur of afkeer gaat, is Bayles bericht wel correct. De Oefeningen hebben echter met zowel de Navolging als het Enchiridion bepaalde trekken gemeenGa naar eind54. en van een absoluut embargo op Erasmus is in de jezuïetenorde nooit sprake geweest.Ga naar eind55. | |
Niet oorspronkelijk maar meedogenloos consequentBayles Loyola-artikel handelt gaandeweg minder over Ignatius dan over diens orde om dan met een ‘Pour revenir à Loyola’Ga naar eind56. naar diens persoon terug te keren. Kort voor deze wending kent de tekst een opvallend moment, door Hubert Bost aangewezen als één van die ogenblikken waarop Bayle ophoudt met rectificerend en defensief te opereren om tot de aanval over te gaan.Ga naar eind57. De passage die de vorm heeft van een stelling, had betreffende de oorspronkelijkheid van belangrijke opvattingen der jezuïeten duidelijker noch negatiever kunnen zijn. ‘Ce sont les Jésuites qui ont poussé le plus ardemment & le plus loin les conséquences de plusieurs doctrines qui étaient nées avant eux’.Ga naar eind58. Daardoor worden de vorsten voortdurend bedreigd met revoluties, de protestanten met uitroeiing - ‘carnage’ - en de christeljke moraal met de verschrikkelijkste verslapping die men zich maar kan voorstellen. Zo is één zin voldoende om de aandacht te vestigen op de rol van de jezuïeten in drie kwesties die brandend actueel waren voor de lezers van die tijd - en van later -, en waar de Dictionaire vol van staat: de rechtvaardiging van koningsmoord als afgeleide van het concept van de volkssoevereiniteit, het slepende conflict Rome - Reformatie en de problematiek van het jansenisme. | |
VorstenmoordHet zijn niet de jezuïeten die het volgens Bayle oeroude beginsel hebben uitgevonden dat de macht rechtens bij het volk berust en dat dit dus vorsten mag afzetten. En langer dan de Sociëteit, sinds Constantijn, bestaat de opvatting dat vorsten als ‘Commissaires’ van het volk de plicht hebben ketterij uit te roeien. Oorspronkelijk zijn de jezuïeten in het uitdragen van deze ideeën dus volstrekt niet. Zij hebben ze slechts gecombineerd en, aldus Bayle in een zeer principiële beschouwing,Ga naar eind59. uit deze samenvoeging met niets ontziende logica onaanvaardbare gevolgtrekkingen afgeleid, ‘conséquences les plus odieuses, & les plus préjudiciables au repos public.’ Deze betreffen onder andere het recht om verdragen met ketters te verbreken en vooral de plicht om een ketterse vorst af te zetten en te straffen. Dat heeft Frankrijk twee koningen gekost, betoogt Bayle, en in dit land de gedachte doen zegevieren dat het gezag der koningen van God komt, niet van het volk. Bayle achtte de redenering der jezuïeten volstrekt consistent; een exercitie met twee teksten van Pierre Jurieu, de eerste ferm afrekenend met een betoog dat kool en geit poogde te sparen en de andere zelf halfslachtig,Ga naar eind60. bewijst dit. | |
[pagina 57]
| |
Volgens Bayle ging het hier echter om een absurd soort logica, slechts geldig als men de conclusie verruimde tot laat de ketters niettemin in leven.Ga naar eind61. Juan de Mariana's De Rege et Regis InstitutioneGa naar eind62. bevatte, meende Bayle, een ‘pernicieuse doctrine’.Ga naar eind63. Hij zette het systeem van deze jezuïet, een theorie die het doden van vorsten rechtvaardigt, puntsgewijs uiteen,Ga naar eind64. afkeurend maar objectief, en niet zonder tevens te vermelden dat pater Pierre Coton er in een Lettre declaratoire op had gewezen dat velen in de orde de zogenoemde tirannenmoord veroordeelden.Ga naar eind65. De storm van protest, opgestoken na het verschijnen van Mariana's boek, zou nooit meer gaan liggen, verwachtte Bayle.Ga naar eind66. Door twee samenhangende oorzaken niet: de hartstochtelijke behoefte onder geschiedschrijvers om elkaar na te praten - object van Bayles onverzadigbare interesse - en de approbaties van Mariana's boek door kerkelijke autoriteiten.Ga naar eind67. Bayle onderkende uitstekend het algemene karakter van Mariana's theorie, haar geldigheid onder vergelijkbare omstandigheden voor protestanten, ja zelfs voor islamieten.Ga naar eind68. Wat hij zo afkeurde was ten eerste dat Mariana had geredeneerd vanuit de goedkeuring van de moord die de dominicaan Jacques Clément op koning Henri III had gepleegd, een verderfelijk precedent dat als model bij toetsing eindeloos plooibaar dreigde te zijn en ten tweede dat die redenering zich ook nog eens neerwaarts bewoog, ‘de la These à l'Hypothese’.Ga naar eind69. Moordaanslagen waarmee jezuïeten in verband waren gebracht, vond Bayle klaarblijkelijk het vermelden waard, maar hij verzuimde daarbij niet de repercussies voor de orde te noemen en was op zijn hoede voor onbewezen beschuldigingen. Zo bevat zijn bericht over de jezuïetenleerling Jean Chastel die Henri IV poogde te vermoorden, zowel het gegeven dat de jezuïeten uit Frankrijk gebannen werden als de vermelding dat Chastels leraar, de jezuïet Gueret, geen medeplichtigheid bekende.Ga naar eind70. Dat de moordenaar van Henri IV, Ravaillac, het boek van Mariana had gelezen, vond Bayle onjuist en ook niet nodig om van tirannenmoord gehoord te hebben.Ga naar eind71. De beschuldiging dat de jezuïet d'Aubigni een aanslag op de predikant Samuel Maresius had beraamd, behandelde Bayle als een vermoeden.Ga naar eind72. | |
MaimbourgZoals reeds werd vermeld, voert Bayle de poging van de jezuïeten om het protestantisme te vernietigen terug op dezelfde complexe oorzaak als hun bedreiging van het leven van vorsten: acceptatie van reeds lang bestaande doctrines samen met de bereidheid er de uiterste consequenties van te effectueren. Scherp lette Bayle erop, of misdaden tegen protestanten begaan, soms werden ontkend of goedgepraat. Dit verklaart bijvoorbeeld de talrijke scherpe aanmerkingen in de Dictionaire op de werken van Louis Maimbourg, met name op diens Histoire du Calvinisme, verschenen kort nadat deze jezuïet op bevel van de Paus de orde had moeten verlaten.Ga naar eind73. Bayle schroomde niet Maimbourg van kapitale vergissingen en zelfs van leugensGa naar eind74. te betichten, een vervolg op de veldtocht die hij met zijn anonieme Critique Générale in 1682 begonnen was, meteen na het verschijnen van Maimbourgs Histoire.Ga naar eind75. Los van die talrijke tegenwerpingen, een campagne die zich over de hele Dictionaire uitstrekt, staat het hybridische Maimbourg-artikel | |
[pagina 58]
| |
waarin Bayle de gewezen jezuïet zowel kleineert als op het gebied van het kerkelijk gezag gedeeltelijk gelijk geeft.Ga naar eind76. | |
Jezuïeten en jansenistenIn een fundamentele beschouwing die zeer persoonlijk klinkt, velt Bayle in zijn Ignatius-artikel eenzelfde oordeel over het optreden der jezuïeten tegen het jansenismeGa naar eind77. als over hun stellingname met betrekking tot tirannenmoord en protestantisme. Ze hebben niets uitgevonden maar overgenomen standpunten geradicaliseerd. Dit geldt voor de zogenaamde ‘réservations mentales’Ga naar eind78. en andere opvattingen die Pascal afkeurt in zijn Provinciales, het gaat ook op voor de ‘Péché Philosophique’, naar Bayles opvatting een vrijwel onvermijdelijke consequentie van de in de katholieke kerk gangbare vrijheidsopvatting.Ga naar eind79. Maar of de jezuïeten nu ontlenen of ontleende principes verder ontwikkelen, onder hen neemt Bayle een onstuitbare aanwas van ‘Maximes relâchées’ waar. Dat komt door een fout in hun opleiding, vindt hij. Aan de studie van de moraaltheologie gaat bij hen de casuïstische filosofie vooraf, ‘pointiller sur toutes choses’, een cursus in haarkloven waarbij de logica baat moge vinden, maar de moraal haar vastheid verliest en overgaat ‘en fumée, en sels volatils, en vapeur.’ Zo komt de moraaltheologie in een labyrint terecht: men beseft dan nog wel dat een boek een verderfelijke leer bevat maar kan dit niet meer bewijzen. Zo'n werk was volgens Bayle de alom verboden Apologie pour les Casuistes contre les calomnies des Jansenistes van de jezuïet George Pirot.Ga naar eind80. Niet alleen jezuïeten verkondigen die ‘Opinions relâchées’, erkent Bayle maar zij maken het ernaar dat de tegenwind vooral hun kant op waait. Omgekeerd hetzelfde weerbericht: omdat de verdedigers van de jansenistische vertaling van het Nieuwe Testament zo'n stampei maken, kiezen jezuïeten als Michel le Tellier hen bij voorkeur als mikpunt.Ga naar eind81. Le Telliers actie was een recent wapenfeit uit een al lang durende oorlog die Bayle tot talrijke notities in zijn Dictionaire heeft geïnspireerd, vaak welwillend voor de jansenisten. Die strijd was, aldus Bayle, in 1626 begonnen toen Saint-Cyran scherpe kritiek had willen leveren op een werk van de jezuïet François Garasse, volgens de jansenisten ‘l'Helene’ van het conflict, en daarbij op een ‘cabale’ van de Compagnie was gestuit.Ga naar eind82. Het verschijnen van Pascals Provinciales dertig jaar later registreert Bayle vervolgens als een beslissende gebeurtenis in die strijd. Wanneer dan de jezuïet Gabriel Daniel kort voor de Dictionaire in eerste editie gereedkomt, de Provinciales, het boek dat de jezuïeten volgens Bayle meer afbreuk heeft gedaan dan enig ander, met zijn Entretiens de Cleandre et d'Eudoxe onschadelijk probeert te maken, wordt dit, constateert Bayle, een fiasco.Ga naar eind83. Kennelijk hadden de wisselende strijdmethoden van de orde zijn interesse. Zo beschrijft hij gedetailleerd hoe de jezuïeten literair eerbetoon aan ‘le grand Arnauld’ wisten te frustreren in de tijd dat diens hart naar Port-Royal werd overgebracht om daar begraven te worden.Ga naar eind84. Ook tracht hij te verklaren waarom de orde anti-molinisten in haar gelederen tolereert - een minder bekend iemand als Claude Tiphaine bijvoorbeeld maar ook een aandachtstrekker als Bellarminus - naast notoire tegenstanders van het jansenisme als François Annat en Jean Adam: dat gebeurt voor het geval de orde genoodzaakt zou worden ‘de changer de sentiment sur la grace’.Ga naar eind85. | |
[pagina 59]
| |
Vooroordelen, mythen en werkelijkheidIn Bayles Dictionaire vormen de jezuïeten een gezelschap dat de strijd niet schuwt maar die eerder opzoekt, ook binnen de katholieke kerk: conflicten bij de vleet met benedictijnen, dominicanen, de inquisitie waarmee Ignatius het zelf ook al aan de stok had gehad.Ga naar eind86. Begrijpelijk dat de Sociëteit vaak onder vuur wordt genomen. Niet zelden echter gebeurt dit uit vooringenomenheid en worden reeds lang weerlegde beschuldigingen herhaald. Uit tactische overwegingen antwoorden de jezuïeten daar niet meer op, aldus Bayle. De beschuldiging van ongehoorzaamheid aan de Apostolische Vicarissen in de Chinese missie was volgens Michel le Tellier zo'n afgekloven bot.Ga naar eind87. In een zeer principiële noot laakt Bayle de gewoonte de jezuïeten kwaad toe te dichten waarvan men weet dat ze er onschuldig aan zijn, en zich daarbij te rechtvaardigen met de bewering dat hun slechtheid groot genoeg is om het hen toch gedaan te doen hebben, de methode van Jurieu in diens La religion des Jesuites.Ga naar eind88. Zielzorg door en organisatie van de orde zijn mede onderwerpen waaraan Bayle in het lemma-Loyola niet voorbij is gegaan, wellicht gezien hun echo's in andere artikelen. Wat het eerste betreft worden activiteiten van Ignatius voor gevallen vrouwen en voor wezen vermeldGa naar eind89. alsook voor gedoopte joden, een geval dat Bayle voorzag van een zeer kritische vergelijking met Franse maatregelen voor katholiek geworden hugenoten.Ga naar eind90. Wat het tweede aangaat, het ook door Moreri behandelde thema van de inrichting der orde, weerlegt Bayle even hoffelijk als welgedocumenteerd de door Grotius gedebiteerde opvatting dat er gehuwde jezuïeten zouden zijn.Ga naar eind91. Zijn belangstelling voor juist dit punt heeft ongetwijfeld te maken met de in zijn tijd bestaande vrees voor ‘des jesuites cachez’.Ga naar eind92. | |
Jezuïeten gezien als LoyolistenZo verschaft het Loyola-artikel de lezers van de Dictionaire bruikbare kennis over de manier waarop Bayle jezuïeten en hun orde waarnam, terwijl omgekeerd passages uit een aantal andere artikelen in dit magnum opus dit inzicht bevestigen en nuanceren. |
|