De Zeventiende Eeuw. Jaargang 14
(1998)– [tijdschrift] Zeventiende Eeuw, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 39]
| |
D. Papebrochius, S.J. (1628-1714), Ph. Couplet (1623-1693) en de Vlaamse jezuïetenmissie in China
| |
Voorbereidende faseDe betrokkenheid van Daniël Papebrochius bij deze China-missie is voornamelijk op twee manieren voorbereid. Allereerst was er een bijzondere belangstelling bij de Antwerpse jezuïeten - reeds sinds het begin van de zeventiende eeuw - voor de ‘missiones exterae’, inzonderheid die van het Verre Oosten. Ik vermeld hier kort enkele vertalingen van jaarbrieven in het college geredigeerd, de verzending van boeken en curiosa naar China, en de sollicitaties van Antwerpse jezuïeten voor de China-missie. Voor dit laatste mogen de namen geciteerd worden van o.m. Jo- | |
[pagina 40]
| |
hannes Bollandus (1616), Theodorus (3.7.1626), Cornelius (5.7.1640 en 9.2.1646) en Johannes Moretus (1674 en 1683), Hendrik de Prince (op 23.3.1654; later opnieuw op 27.7.1662, 9.1.1665 en 29.4.1665), e.a.Ga naar eind3. Eerstgenoemde had - zij het anoniem - ook een Latijnse vertaling van de jaarbrieven uit Japan (1635) gemaakt,Ga naar eind4. en had tevens bemiddeld tussen de China-procurator Martino Martini, S.J., (1614-1661), toen deze in januari / februari 1654, en opnieuw in juni Antwerpen aandeed, en Johannes Blaeu, in verband met de uitgave van de Novus Atlas Sinensis, nadat gebleken was dat de Antwerpse drukkers de opdracht niet aandurfden of -konden.Ga naar eind5. Dezelfde Bollandus had ook de jonge jezuïeten Ph. Couplet en F. de Rougemont ontvangen, toen deze in de week van 13 tot 19 december 1654 in Antwerpen verbleven om zich materieel voor te bereiden op hun levenslange reis naar China, en hij had hun de opdracht meegegeven in het Verre Oosten uit te kijken naar manuscripten die voor zijn Acta Sanctorum (AA. SS.) relevant zouden kunnen zijn. Uit latere brieven vanuit Macao en China blijkt dat zij die opdracht ook ernstig hebben genomen, zonder dat direct duidelijk is in hoeverre dergelijk materiaal ook inderdaad verstuurd is.Ga naar eind6. Men kan aannemen dat Papebrochius, die vanaf 1660 medewerker was van Bollandus binnen het kader van die AA. SS., iets van deze belangstelling voor de Verre Oosten-missies heeft geërfd. Er is echter meer: dezelfde Papebrochius was eerstejaarsstudent in de theologie in de jezuïetenresidentie van Leuven in 1654, toen Couplet en de Rougemont - toen respectievelijk vierde- en derdejaarsstudent theologie - op 2 december 1654 in de noodkapel van deze residentie hun plechtige eerste mis opdroegen, in aanwezigheid van alle theologanten, en de provinciaal. Het behoeft geen betoog dat deze viering, aan de vóóravond van hun vertrek naar China, uitgesproken in het perspectief van de missie stond. Al was Papebrochius op dat moment slechts enkele maanden in Leuven, hij was intens genoeg bij dit gebeuren en bij de dramatis personae betrokken, om voor deze gelegenheid een propempticon van 205 versregels te redigerenGa naar eind7., én te reciteren. Het manuscript van dit gedicht is bewaard dank zij een citaat in een later handschrift van de auteur zelf; hierin wordt, in een barokke, geconstrueerde stijl, de aanstaande reis van de missionarissen naar China (sinds 1644 geregeerd door de Mantsjoes - in zeventiende-eeuws patois de ‘Tartaren’) suggestief vergeleken met de tocht van Hercules naar de Tartarus, de eerste mis van de paters met Hercules' inwijding in de mysteriën van Eleusis, de hostie van Christus met de korenaar van Demeter, enz.Ga naar eind8. Beide invloeden, die elkaar aanvulden en versterkten, zorgden ervoor dat Papebrochius een zekere ontvankelijkheid ontwikkelde voor de (belangen van de) missie in China; daarin speelde dus ook een persoonlijk element, namelijk zijn bekendheid met F. de Rougemont en Ph. Couplet; dertig jaar later zou hij zich nog de condiscipulus van deze laatste voelen.Ga naar eind9. Deze belangstelling is in de jaren 1660 en 1670 in stand gehouden. Dit gebeurde allereerst via correspondentie, die bevorderd werd door de verbeterde verbindingen tussen China en Europa, sinds de jezuïeten toegang hadden gekregen tot de VOC routes.Ga naar eind10. Ook het bezoek van een enkele procurator uit China was van belang. Zo heeft Giuseppe Filippo Marini, S.J. (1608-1682) rond de jaarwisseling 1664 / 1665 een tijdlang in de Zuidelijke Nederlanden, en in de Antwerpse jezuïetenresidentie verbleven. | |
[pagina 41]
| |
Papebrochius en zijn strategische steun voor Ph. Couplet in 1684-1689Toen in 1681 Godfridus Henschenius (1600-1681) overleed, nam Daniël Papebrochius, reeds twintig jaar actief in het AA. SS. project, de leiding over. In datzelfde jaar vertrok vanuit Macao opnieuw een procurator naar Europa, dit keer Ph. Couplet zelf; het is pas sinds zijn bezoek dat de - voorheen incidentele - relaties tussen de China-missie en Papebrochius een systematischer karakter krijgen én functioneel worden voor de China-missie.Ga naar eind11. Na zijn aankomst in Enkhuizen op 8 oktober 1683 werd Couplet medio februari 1684 in Antwerpen begroet,Ga naar eind12. waar hij precies dertig jaar eerder afscheid had genomen van Balthasar II Moretus en Johannes Bollandus. Wegens zijn fysieke uitputting verbleef hij een tijdje - hooguit een maand - in het Professenhuis.Ga naar eind13. Ondanks zijn lamentabele conditie bracht hij deze periode niet werkeloos door, en hij deed beroep op Papebrochius' autoriteit ten bate van zijn zending in Europa.Ga naar eind14. Voor een goed begrip van wat volgt is het nodig de doelstellingen van deze zending even in herinnering te brengen. In essentie beoogde zij een reeks concessies vanwege de kerkelijke autoriteiten in verband met de Chinese liturgie, de Chinese clerus en de Chinese riten. De China-missie was in de jaren 1670 in een paradoxale situatie beland: enerzijds was zij sinds 1671 geconfronteerd met een gunstig klimaat voor de evangelisatie én een exponentieel groeiende Christelijke gemeenschap, en anderzijds was zij in haar groei belemmerd door de veroudering en ontoereikendheid van haar menselijk potentieel. Haar enige overlevingskans lag daarom in het opleiden van een inheemse clerus, in het toelaten van het Chinees als liturgische taal, en in het overnemen, waar mogelijk, van allerlei specifiek Chinese tradities, bijvoorbeeld inzake kleding en voorouderverering, in de liturgie. Reeds vanaf het begin van de zeventiende eeuw was daarvoor toestemming gevraagd, maar dit was óf uitgelopen op het decreet van Paulus V (breve: Romanae sedis antistes) van 27 juni 1615,Ga naar eind15. dat een dode letter was gebleven, óf was volledig mislukt. De toestand op het terrein was intussen steeds dramatischer geworden, en Couplet had van Verbiest de opdracht gekregen om in Rome een doorbraak te forceren; de feitelijke doelstellingen waren opnieuw de toepassing van het decreet van Paulus V, én het verkrijgen van de Pauselijke Approbatio voor de Chinese missaalvertaling van Luigi Buglio, S.J. (1606-1682). De Vlaamse missionarissen behoorden vanaf de vroege jaren 1660 tot de krachtigste verdedigers van de inculturatie, en men kan aannemen dat - onder meer door de wederzijdse correspondentie - hun argumenten in de kringen van de Antwerpse jezuïeten bekend én onderschreven werden, reeds vóór Couplet's aankomst. In Antwerpen aangekomen toonde Couplet aan Papebrochius, uit zijn indrukwekkende collectie Chinese boeken en Latijnse manuscripten - waarvan de eerste meegebracht waren als geschenk voor Innocentius XI, en de tweede bestemd waren voor publicatie - een exemplaar van het Chinees Missale Romanum, dat na lange voorbereidingen in 1670 voltooid en gedrukt was: méér dan 356 dubbele folio's, in xylografische druk, hét instrument bij uitstek voor de Chinese clerus wanneer deze bestaansrecht zou hebben gekregen.Ga naar eind16. Hij schonk hem ook een exemplaar van een ander werkje, de zgn. Innocentia Victrix, een typografisch curiosum van de bovenste plank, in 1671 in Canton gedrukt op houtblokken, met gedeeltelijk Latijnse, gedeeltelijk Chinese tekst, deze laatste in drie verschillende schrift- | |
[pagina 42]
| |
systemen. Couplet wees als (feitelijk) redacteur F. de Rougemont aan. In dit werkje van ca. 40 pagina's in groot octavo wordt het proces van eerherstel van de jezuïeten in China, na de vervolging van 1665-1671, aan de hand van de originele Chinese documenten uiteengezet, met bijgevoegde Latijnse parafrase, die dus van F. de Rougemont zou stammen. Reeds in het jaar van verschijnen had deze laatste zelf enkele exemplaren naar Antwerpen verzonden, geadresseerd onder meer aan Balthasar II Moretus, aan de provinciaal van de Flandro-Belgica én aan pater G. Henschenius,Ga naar eind17. maar daarvan is geen enkel spoor bewaard. Nu evenwel zou Papebrochius ervoor zorgen dat de Latijnse tekst integraal gepubliceerd werd in Antwerpen, waarover hierna meer. Geconfronteerd met de vraag van Couplet naar inhoudelijke onderbouwing van zijn verzoek om een Chinese liturgie, verzamelde Papebrochius historische precedenten in een kleine dissertatie (de missa Sinicé dicenda), die hij op 3 maart 1684 aan Couplet toestuurde.Ga naar eind18. Hierin herinnerde hij aan de argumentatie van Cyrillus en Methodius ten gunste van het Slavisch als liturgische taal én aan de toestemming van Paus Johannes VIII in 880. Overigens was in 1000 ook aan de Rutheni (Russen) het recht op het gebruik van de nationale taal toegestaan, later herbevestigd tegenover de Uniaten. En wat moet tenslotte gedacht worden van de verhoopte terugkeer van de lutherse vorsten van Denemarken en Zweden in de schoot van de katholieke kerk? Het leed toch nauwelijks twijfel dat, als het recht op een eigen liturgie en liturgische taal daartoe de enige voorwaarde zou zijn, Rome op dat punt zou toegeven? A fortiori moest dit recht aan de Chinese kerk toegekend worden, gezien de veel grotere afstand in cultureel en taalkundig opzicht tussen China en de Europese cultuur. Of er nog andere punten besproken werden, weten we niet; in elk geval ontving Couplet bij zijn afscheid op 19 of 20 maart 1684 uit de handen van de auteur een presentexemplaar van diens pas verschenen Acta Vitae Sancti Ferdinandi, regis Castellae et Legionis (...), één van Papebrochius' publicaties in verband met de AA. SS. Dit zou nauwelijks het vermelden waard geweest zijn, als het originele exemplaar, mét uitvoerige opdracht aan Couplet, in 1693 niet in China terechtgekomen was (nadat Couplet zelf tijdens zijn terugreis naar China was gestorven), en daar tot de dag van vandaag bewaard was gebleven.Ga naar eind19. In een brief van 3 april 1684, aan het einde van zijn verblijf in Mechelen (21 maart-3 april) bedankte Couplet Papebrochius voor al zijn diensten jegens de missie in China.Ga naar eind20. Het was tevens een afscheidsbrief, aangezien hij dringend zijn reis naar Rome moest voortzetten, waarmee hij de rest van '84 en heel '85 de handen vol zou hebben. Al is het onwaarschijnlijk dat het briefcontact in deze jaren onderbroken werd, directe bewijzen voor het voortbestaan ervan heb ik niet. Deze zijn er pas opnieuw vanaf het moment dat Couplet eind 1685 - teleurgesteld - Rome verliet en zich, op verzoek van Louis XIV in Parijs vestigde voor de periode 1686 - eind 1687. Twaalf autografische brieven van de hand van Couplet (8 mei 1686 t/m 21 october 1687) tonen aan dat Papebrochius - ondanks Couplet's mislukking in Rome - beschikbaar bleef voor Couplet's missie, en zijn ondersteuning voortzette.Ga naar eind21. Om voor de hand liggende redenen vond deze medewerking vooral plaats in het editoriale vlak. Hiervan getuigt vooral de editie van het Propylaeum ad 7 Tomos Mensis Maii, een (achteraf geredigeerde) compilatie van teksten ter inleiding op de 7 delen, gewijd | |
[pagina 43]
| |
aan de heiligen van de maand mei. Deze editie bevatte verscheidene belangrijke teksten in verband met de China-missie, in het volgende overzicht opgesomd op basis van de originele uitgave van 1685-1688. Het eerste grote deel van het Propylaeum, de Conatus Chronico-Historicus ad Catalogum Romanorum Pontificum (pp. 137 vlgg.), bevat alleen Papebrochius' hierboven vermelde verhandeling van 3 maart (nu: Dissertatio XVIII), zij het met enkele substantiële toevoegingen (vooral in de paragrafen 6-10) ten opzichte van de originele brief. De belangrijkste teksten bevinden zich echter in het tweede deel van het Propylaeum, getiteld Danielis Papebrochii e Soc(ietatis) Jesu Paralipomena Addendorum, Mutandorum aut Corrigendorum in Conatu Chronico-historico (...), een verzameling addenda en corrigenda op het eerste deel. Daar worden de volgende ‘nagekomen’ teksten in verband met de Chinamissie en haar problemen aangevoerd: (1) Dissertatio XXX, getiteld De linguâ sclavonicâ in sacris (pp. 70-71). Dit is eigenlijk een uitbreiding van Dissertatio XVIII, met bijkomende argumenten ten gunste van het Slavisch - en via via het Chinees - als liturgische taal; (2) de uitvoerige Dissertatio XLVIII, getiteld Quibus causis motus Paulus indulserit linguâ Sinensibus eruditis communi per indigenas sacerdotes celebrari Sacra (pp. 126-131). Deze bevat haast woordelijk de tekst van het tweede deel van Couplet's Brevis Relatio de Statu et Qualitate Missionis Sinicae, als addendum bij het pontificaat van Paulus V (1605-1621). Dit rapport had Couplet zelf opgesteld op het einde van zijn verblijf in Rome, waarschijnlijk in november 1685, als voorbereiding op zijn laatste grote audiëntie bij Innocentius XI. Hier had hij nog éénmaal alle registers opengetrokken, door herneming van alle reeds eerder aangehaalde argumenten ten behoeve van het Chinees als liturgische taal, en van een Chinese clerus; (3) Op pp. 131-137 volgt een addendum in verband met het pontificaat van Clemens IX (1667-1669), getiteld Relatio authentica gloriosi exitus, quem sub hoc felici Pontificatu habuit accusatio legis Christianae apud Sinas. Het is de quasi-integrale en woordelijke Latijnse versie van de Innocentia Victrix, die doorloopt als Relatio IIa (pp. 137-140), in verband met het pontificaat van Clemens X (1670-1676); (4) Daarop volgt een tamelijk lange verhandeling onder de titel: De epikia seu discretione in praedicando Sinis Tartarisque Evangelio tenenda (pp. 140-147) van de jonge Brusselse jezuïet Em. Van Outers, S.J. ( 1654-1693).Ga naar eind22. In feite is het zijn vertaling van een Frans origineel, door een anonieme Doctor Theologus zogenaamd geadresseerd aan een fictieve Franse missionaris vóór diens vertrek naar China. Daarin werden ter zijner attentie enkele specifieke methodes verdedigd die de jezuïeten bij de christianisering van China toepasten, voornamelijk de beoefening van de (westerse) mathematica en astronomie. Zoals bekend hadden deze - onder meer in relatie met de berekening van een exacte kalender en van een precieze voorspelling van andere meteorologische en astronomische verschijnselen - aan de jezuïeten een belangrijke (maar onzekere) positie verschaft aan het Hof en binnen de Chinese maatschappij, die ze ten gunste van de Christelijke missie aanwendden. Niettemin was reeds in de schoot van de S.J. een zekere oppositie tegen deze ‘wereldse’ (en ‘heidense’) hulpmiddelen van de missionering gevoerd. Juist in de jaren 1670 en 1680 klonk ook in intellectueel Europa deze kritiek steeds luider, onder meer vertolkt door de priesters van de recent opgerichte Missions Etrangères de Paris (MEP) en door de jansenisten; daarbij werden natuurlijk ook andere aspecten op de korrel genomen, zoals de ‘mondaine’ le- | |
[pagina 44]
| |
venswijze van de jezuïeten, en hun politiek van inculturatie. De anonieme Franse brontekst, die Van Outers vertaalde, is ongetwijfeld de Lettre d'un Docteur en Theologie à un missionnaire de la Chine, een octavo-uitgave van 96 pagina's (Parijs, 1686), van de hand van de Franse jezuïet en polemist Michel le Tellier.Ga naar eind23. De fictieve jezuïet kandidaat-missionaris voor China was evenmin volledig uit de lucht gegrepen, aangezien juist het jaar daarvoor de eerste Franse jezuïeten naar China waren vertrokken, direct als gevolg van Couplets bezoek aan Parijs in 1684.Ga naar eind24. Omdat deze brief in 1686 gepubliceerd was in Parijs, was het waarschijnlijk Ph. Couplet zélf die een gedrukt exemplaar naar Papebrochius had verzonden. Couplets belangstelling voor dit type apologieën ten gunste van de jezuïeten blijkt overigens nog uit zijn verzoek van 26 mei 1686 aan zijn Antwerpse correspondent (herhaald op 14 januari 1687), om alles wat met name in Holland tégen de jezuïeten, en vooral tegen hun missies gepubliceerd of verspreid werd, naar Parijs te sturen.Ga naar eind25. Daarbij vermeldde hij speciaal de Nederlandse vertaling van het Teatro Jesuitico (Coimbra, 1654,1), verschenen in Amsterdam in 1683, maar ook een - veelzeggende, maar nog niet geïdentificeerde - titel als Le jésuite mandarin, een niet gepreciseerd werk van een Gents Capucijn, en een smaadschrift tegen zijn eigen, zopas verschenen Catalogus Patrum Societatis Jesu in Sina (Paris, 1686). Het is dus duidelijk dat het zwaartepunt van zijn missie in Europa - na zijn mislukte zending in Rome - verschoven was naar het meer polemische vlak, en ook daarin volgde Papebrochius hem. Toen Couplet vanuit Antwerpen ingelicht werd over Van Outers' vertaling, drukte hij op 27 mei 1687 zijn hoop uit dat deze ook het in druk (sub praelo) zijnde boek van dezelfde le Tellier zou willen vertalen, ongetwijfeld diens ophefmakende Défense des nouveaux chrestiens et des missionnaires de la Chine, du Japon et des Indes (1687).Ga naar eind26. Ook Papebrochius schaarde zich achter het idee van een Latijnse vertaling (p. 148a), ‘...om aan de verdediging een even grote verbreiding te geven als aan de aanvallen (calumniae)’. Toen Van Outers' vertaling van le Tellier's brief in het Propylaeum (1688) verscheen, ging deze vergezeld van een iconografische curiositeit, namelijk de afbeelding, over één hele folio (na p. 141), van het typische ‘dodenkruis’ der Chinese christenen, waarbij de originele Chinese tekst geflankeerd werd door de transcriptie, met Latijnse vertaling. Uit de begeleidende tekst blijkt het concreet te gaan om het dodenkruis van Siú Yúm chám, gestorven op 7 juni 1684 in Sungchiang (Chiang-nan provincie), en dus een oud-parochiaan van Couplet zelf. Toen Papebrochius een proefexemplaar had verstuurd, reageerde Couplet op 9 october 1686 enthousiast, en voegde er enkele suggesties aan toe voor de Latijnse vertaling, de oplage en de verdere distributie over Europa.Ga naar eind27. De gravure is ondertekend door de Antwerpse etser Hendrik Causé (1648-1699), die nog meer opdrachten voor Papebrochius heeft uitgevoerd, onder meer ontwerpen voor diens beroemde suffragia. Met dit ‘Chinese’ werkstuk - toen in Europese drukken nog een grote zeldzaamheid - heeft hij een grote prestatie geleverd; het overeenkomstige kruis voor Candida Hiu in Couplets Histoire d'une dame chrétienne, in Parijs gedrukt, is in alle opzichten veel minder elegant afgewerkt. (5) Als laatste item in verband met de China-missie bevat dit Propylaeum nog de integrale Latijnse tekst van een oudere Breve van Innocentius XI aan F. Verbiest, gedateerd in Rome op 3 december 1681. Op 24 mei 1687 had Couplet een exemplaar naar Papebrochius gestuurd, met een hint om ook deze in zijn publicatie op | |
[pagina 45]
| |
Specimen van het ‘dodenkruis’, dat in de jezuïetenmissie van de provincie Chiang-nan (China) op het opgebaarde lijk van een Christelijke overledene gelegd werd; deze traditie werd ingevoerd door de Zuid-Nederlandse missionarissen Ph. Couplet, S.J. en F. de Rougemont, S.J. (Antwerpse gravure door H. Causé, naar Chinees model, gepubliceerd in het Propylaeum Mensis Maii, p. 141, van D. Papebrochius, Antwerpen, 1685-1688).
| |
[pagina 46]
| |
te nemen.Ga naar eind28. Aldus geschiedde, opnieuw in zijn Paralipomena (pp. 146-147). Of ook de uitgave van hetzelfde document als een afzonderlijke kwarto-uitgave van 3 pagina's (2 ff.) onder Papebrochius' auspiciën is ontstaan, en dus uit Antwerpen stamt, is echter onduidelijk.Ga naar eind29. Hoe dan ook, zelfs het heruitgeven van deze kleinere tekst stond in het teken van de apologie, en wel op twee manieren: als bedankbrief van de paus voor de schenking van een exemplaar van Buglio's Chinese Missaal-vertaling en ook van Verbiests astronomische tekeningen, impliceerde dit document - door zijn lovende woorden - de pauselijke erkenning van zowel het bestaan van een Chinese Missaalvertaling en dus van een Chinese liturgie zelf, als van het gebruik van astronomie ten bate van de missie, zoals gezegd twee gewraakte punten bij de toenmalige China-missionering. Al met al waren in dit deel dus meer dan twintig opeenvolgende pagina's (pp. 126-148) integraal aan de China-missie der jezuïeten gewijd.
Ook buiten het kader van de AA. SS. verleende Papebrochius zijn medewerking. Couplets langdurig, min of meer afgedwongen verblijf in Parijs had, niet helemaal ten onrechte, de argwaan gewekt van de Portugezen, die als steeds beducht waren om hun padroado-of monopolierecht op het Verre Oosten te verliezen, en met name met lede ogen de recente Franse pogingen om in hun invloedssfeer door te dringen aanzagen. Om de Portugezen te overtuigen van de loyaliteit van de jezuïeten aan de Portugese kroon, bracht Couplet een oudere brief van F. Verbiest uit augustus 1678 in circulatie, geadresseerd aan Afonso VI van Portugal, waarin de auteur de loftrompet stak over de bijdrage van het Portugese koningshuis tot het ontstaan en de (financiële) instandhouding van de China-missie.Ga naar eind30. Van de publicatie van deze brief werd verwacht, dat zij de Portugezen herinnerde aan de verdiensten van de ‘Belgische’ jezuïeten in China, en de verdenkingen tegen hem persoonlijk zou wegnemen.Ga naar eind31. Na zijn verzoek van 8 mei 1686 om ook dit documentje te publiceren, en een brief met enkele praktische suggesties (3 juni),Ga naar eind32. werd het nog vóór 16 juni door bemiddeling van Papebrochius gepubliceerd, als een kwarto-editie van slechts vier gepagineerde bladzijden, met een oplage van waarschijnlijk 200 exemplaren, en wel bij Michael Knobbaert, sinds 1675 de ‘huis’-uitgever van de AA. SS.Ga naar eind33. Weliswaar had Couplet gehoopt dat de weduwe van Balthasar II Moretus (Anna Goos) de publicatie misschien gratis had willen verzorgen, als compensatie voor haar verzet tegen de China-aspiraties van haar zoon Johannes Moretus, S.J.,Ga naar eind34. maar deze bemiddeling van Papebrochius was blijkbaar mislukt.
Ook exemplaren van eigen publicaties werden wederzijds uitgewisseld. Zo stuurde Couplet exemplaren van zijn Confucius Sinarum Philosophus (26.2.1687; f. 211), en van zijn Catalogus Patrum Societatis Jesu in Sinâ (20.8.1686; f. 208); omgekeerd zond Papebrochius exemplaren van de AA. SS naar Parijs. Zoals vele eerdere boekzendingen, waren ook deze bedoeld voor de bibliotheken van de missieposten in China, maar op 20 augustus 1686 antwoordde Couplet vanuit Parijs dat de missionarissen in China de tijd niet hadden om zulke volumineuze folianten door te lezen, en hij vroeg toestemming om ze, na betaling aan de afzender, in Lissabon of Goa te mogen verkopen en de opbrengst ervan voor de missie te gebruiken.Ga naar eind35. In dezelfde briefwisseling lijkt Couplet tenslotte nog andere suggesties voor publicaties te doen, maar over hun verdere afwikkeling is óf niets bekend, óf de be- | |
[pagina 47]
| |
trokkenheid van Papebrochius daarbij is niet duidelijk. Dit geldt allereerst voor de ‘missie’-kaart van China, met de grootst mogelijke acribie door Couplet zelf getekend en verzonden op 26 juni 1687,Ga naar eind36. zonder verder enig spoor na te laten. Een andere suggestie - tot tweemaal toe (21.5.1686 en 24.5.1687) geformuleerd - betrof de wenselijkheid van een Nederlandse vertaling van zijn eigen Histoire d'une dame chrétienne (...), de beroemde ‘biografie’ van Candida Hsü, de belangrijkste weldoenster van de toenmalige jezuïetenmissie in de provincie Nanking. Wanneer deze vertaling, ‘bijgewerkt’ tot 1692, in 1694 verschijnt als Historie van eene groote Christene mevrouwe van China (...), juist in Antwerpen en bij M. Knobbaert, is er bij mijn weten niets dat erop wijst dat D. Papebrochius daarin rechtstreeks de hand had. Evenmin zijn er bewijzen voor interventies van Papebrochius bij sponsors voor de China-missie, maar daarvoor zijn misschien wel aanwijzingen. Zo is het met name opmerkelijk dat Papebrochius en C. Janning in september 1680 bij Ferdinand von Pyrmont und Fürstenberg, bisschop van Münster en Paderborn, te gast zijn geweest.Ga naar eind37. Dit is korte tijd nadat de dramatische oproep van Verbiest voor meer middelen en mensen, gedateerd 15.8.1678,Ga naar eind38. in Europa was aangekomen en verspreid. Dezelfde Ferdinand stelde in 1682 een zeer belangrijk legaat in ten gunste van de China-missie, in verwijzing naar deze Verbiest-brief; het lijkt me zeer wel mogelijk dat het juist Papebrochius is geweest die de ‘link’ heeft gelegd.Ga naar eind39.
De laatste jaren van zijn verblijf in Europa (tot 1692) heeft Couplet, afgezien van een ‘excursie’ naar Engeland, hoofdzakelijk in Spanje en Portugal doorgebracht, van waaruit tot dusver geen brieven of andere bewijzen van contacten met Papebrochius bekend zijn. Bij zijn overlijden op 16.5.1693 lijkt de laatste directe connectie tussen Papebrochius en de China-missionarissen verdwenen, wat meteen het einde zou kunnen geweest zijn van zijn connecties met de China-missie. Toch is dit niet helemaal zo. | |
De contacten na Couplet's overlijdenVoor de laatste fase in deze betrekkingen moeten we terug naar Couplets verblijf in Antwerpen (begin 1684). Hier was hem voor het vervolg van zijn Europese tocht en als toekomstig socius in China een Gentse jezuïet toegewezen, Petrus Van Hamme (1651-1727). Afgeschrikt door de slechte afloop van Couplets missie in Rome had Van Hamme echter eind 1685 eieren voor zijn geld gekozen en zijn missieterrein verlegd naar Mexico, om pas na verschillende jaren, ‘in uitgesteld relais’, in 1698 toch in China aan te komen. Vanaf die tijd ontwikkelde hij een drukke briefwisseling met Vlaanderen, onder meer met zijn familie en met D. Papebrochius.Ga naar eind40. Het gaat om een betrekkelijk groot aantal brieven, verspreid over verscheidene fondsen: - (1) Een collectie autografische brieven in Brussel, KB, Ms. 4096 (Inv. 16691-93), getiteld: Van Hamme et Verbiest, S.I. Epistolae de missione Sinensi Societatis Jesu; - een tweede, kleinere groep in de bibliotheek van het Groot Seminarie in Gent, Fonds Vandevelde;Ga naar eind41. - een groep van 22 brieven is in 1857 gepubliceerd door P. Visschers, in zijn Onuitgegeven brieven ven eenige Paters der Societeit van Jesus, Missionarissen in China, van | |
[pagina 48]
| |
de XVIIe en XVIIIe eeuw, met aanteekeningen, Arnhem, Josue Witz, 1857. Aangezien zij alle kenmerken van één gesloten collectie vertonen, die verwijst naar de Bollandisten in Antwerpen, en Pieter Visschers zelf priester was van de Antwerpse Sint-Andriesparochie, meen ik dat deze hele verzameling oorspronkelijk tot de bibliotheek of het archief van de Bollandisten heeft behoord, en via een antiquarische aankoop - Visschers was trouwens een groot verzamelaar - in zijn bezit is gekomen. Toen bij zijn overlijden in 1861 zijn bibliotheek werd verkocht, werd in de veilingcatalogus (Catalogue de la belle collection de livres de théologie, d'histoire et de littérature délaissée par feu Monsieur P.J. Visschers, curé de l'Eglise de Saint André, à Anvers, Anvers, 1861), onder nr. 2619 inderdaad een collectie aangeboden, getiteld: ‘Collection curieuse de lettres écrites par des missionnaires de la Chine, la plupart adressées aux R.P. Jésuites d'Anvers, et un imprimé, le tout sur papier du pays’, die misschien op deze brieven betrekking heeft. Waar deze brieven sindsdien zijn terecht gekomen, is tot dusver echter onbekend. Deze (Latijnse) brieven handelen over een ruime scala van onderwerpen in verband met de toenmalige missie, onder meer over de wederzijdse uitwisseling van boeken, prenten, ‘schilderijen’ en curiosa. Specifieke verwijzingen naar de AA. SS. zijn echter betrekkelijk zeldzaam, ook al stelt Van Hamme voor de Bibliotheek van de Bollandisten te gebruiken als een soort ‘depot’ voor strategische geschriften in verband met de missie en haar belangen.Ga naar eind42. Papebrochius fungeert hier meestal slechts als een alternatieve adressaat voor Conrad Janning, en uit niets blijkt nog een echte persoonlijke betrokkenheid tussen de briefschrijver en de Bollandist, zoals dat bij Couplet het geval was. Vermoedelijk zijn er ook geen brieven van Papebrochius meer naar China gegaan, aangezien Van Hamme over diens gezondheidstoestand, en over de evolutie van het werk aan de AA. SS. via via - en met achterstand - ingelicht blijkt.Ga naar eind43. | |
SlotbeschouwingenAls we aan het einde van dit korte overzicht de gegevens op een rij zetten en in het licht plaatsen van Papebrochius' enorme intellectuele en editoriale activiteiten, kunnen we niet concluderen dat zijn bemoeienissen met de China-missie hierin een grote plaats innemen. Toch moeten we erkennen - en dat lijkt mij de belangrijkste slotsom van dit kleine onderzoek - dat hij niet aan de zijlijn is blijven staan toen de China-missie onder vuur kwam te liggen in Europa. Zijn blik was duidelijk niet beperkt tot zijn studievertrekken en zijn bibliotheek - hoe rijk deze ook was. Hij stond in contact met de actualiteit, en met de missie op het veld; hij engageerde zich door bij de hoogste kerkelijke instanties zijn eigen gezag in de weegschaal te werpen voor haar verdediging, en gebruikte zijn publicaties als middel om aan oudere en nieuwe testimonia of bewijzen ten haren gunste een grotere verspreiding en weerklank te geven. Omgekeerd was zijn hulp van groot strategisch belang voor Couplet. Samen met het dossier Moretus en met andere voorbeelden die nog niet aan bod zijn gekomen, laat ook het voorbeeld Papebrochius zien dat Antwerpen in de late zeventiende eeuw een belangrijk, en mijns inziens onderschat strategisch steunpunt is geweest voor de China-missie, naast Rome, Lissabon en Parijs, een positie die verder onderzoek verdient. |
|