De Zeventiende Eeuw. Jaargang 13
(1997)– [tijdschrift] Zeventiende Eeuw, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 335]
| |
De Tachtigjarige Oorlog en de Vrede van Munster in de decoratie van zestiende- en zeventiende-eeuwse stadhuizen
| |
De eerste helft van de Tachtigjarige OorlogLeidenEen van de gebeurtenissen uit de Tachtigjarige Oorlog die het meeste indruk hebben gemaakt op tijdgenoten was het maandenlange beleg door de Spanjaarden en het daaropvolgende ontzet van de stad Leiden in het jaar 1574. En ook nu nog weten veel mensen van het dappere verzet van de uitgehongerde bevolking en van de spectaculaire redding door de geuzen die met hun schepen over het ondergelopen land te hulp schoten. Om de herinnering aan de gebeurtenissen van 1574 levend te houden, liet het stadsbestuur in de jaren die daarop volgden verschillende kunstwerken maken. Als eerste werd in februari 1587 een tapijt besteld bij de Delftse wever Joost Jansz. Lanckaert.Ga naar eind2. Het toont een landkaart waarin de militaire situatie tijdens het beleg en het ontzet is ingevuld. Het ontwerp is gebaseerd op een kaart die de Leidse schilder, landmeter en kaartmaker Hans Liefrinck direct na het beleg had gemaakt. Te zien is hoe de geuzenvloot, met oranje-wit-blauwe vlaggetjes, over het ondergelopen land richting Leiden vaart.Ga naar eind3. Een heel andere weerspiegeling van het gebeuren gaf een niet bewaard gebleven schilderij van Claes Isaacsz. van Swanenburgh dat in 1614 in de burgemeesterskamer van het Leidse stadhuis hing. Het toonde, aldus stadsgeschiedschrijver Jan Orlers, ‘de Historye vanden Coninck Pharao in het Roode-Meer, ende de leydinge vande kinderen Israels inde Woestijne’. Blijkens het opschrift op dit schilderij konden de beproevingen die de Leidse bevolking had moeten ondergaan, worden vergeleken met die van het volk Israël uit het Oude Testament.Ga naar eind4. Dank zij Gods ingrijpen werd zowel Israël als Leiden gered van de honger. In 1615 kwam eveneens in de burgemeesterskamer een schilderij van Pieter van Veen te hangen waarin is voorgesteld hoe de geuzenvloot over de Vliet de stad in- | |
[pagina 336]
| |
1. Pieter van Veen, De spijziging der verloste Leidenaren op 3 oktober 1574, doek, 197 × 307,5 cm, Leiden, Stedelijk Museum De Lakenhal.
vaart en hoe het uitgehongerde volk zich na het ontzet op haring en wittebrood stort (afb. 1).Ga naar eind5. Op de oorspronkelijk lijst staat te lezen: Wanneer den honger-noot met spijse werd verdreven/
Verandert druck in vreucht d'aenstaende doot int leven/
Dit heeft dees stadt beprouft tot goodts eer haer geluck/
Gelijck gij siet ten deel in dit geschildert stuck
Voor de ‘Secreet-camer’ van de Saaihal, een stedelijke instelling waar toezicht werd gehouden op de kwaliteit van stoffen, schilderde burgemeester Isaac Claesz. van Swanenburgh tussen 1594 en 1612 een reeks van zeven schilderijen. Zes zijn er bewaard gebleven.Ga naar eind6. Vier daarvan tonen het saaibedrijf en illustreren de bloei die deze bedrijfstak na Leidens ontzet doormaakte. Daarnaast bevat de reeks twee allegorische voorstellingen. In een ervan is in het midden de Leidse Stedemaagd te zien (afb. 2). Links en rechts van haar staan de Oude en de Nieuwe Nering.Ga naar eind7. De achter de Oude Nering wegtrekkende soldaten en de vrijheidshoed bij de putti links, geven aan dat er een einde is gekomen aan oorlog en onderdrukking, en dat er ruimte is voor nieuwe economische bloei. | |
Andere vroege voorbeeldenTot zover de Leidse voorbeelden. Het zijn er relatief veel en ze zijn gevarieerd: het gaat hier om topografische, historische, allegorische en bijbelse voorstellingen. Uit de volgende voorbeelden zal blijken dat fantasie en kwaliteit elders niet altijd zo groot waren als in Leiden. Zo hing in het midden van de achttiende eeuw in de kamer van het landrecht | |
[pagina 337]
| |
2. Isaac Claesz. van Swanenburgh, De Leidse Stedemaagd met de Oude en Nieuwe Nering, paneel, 136 × 240,5 cm, Leiden, Stedelijk Museum De Lakenhal.
op het stadhuis van Goes een schilderij met een voorstelling van het mislukte beleg van Goes door de geuzen in 1572.Ga naar eind8. Het stuk zelf is niet bewaard gebleven, maar het is bekend door een achttiende-eeuwse kopie in aquarel (afb. 3).Ga naar eind9. De stad is weergegeven in vogelperspectief. Aan de bovenkant, het zuiden, is de Westerschelde te zien, aan de onderkant de Oosterschelde. Hier liggen de geuzenschepen, herkenbaar aan de prinsenvlag. Op de middengrond voeren de geuzen een aanval uit op een van de stadspoorten. Wanneer het oorspronkelijke schilderij precies gedateerd moet worden is niet bekend. Aangezien het gaat om een vanuit Staats opzicht mislukte belegering, lijkt het aannemelijk dat het stuk nog vóór 1577 werd geschilderd, het jaar waarin Goes overging naar de zijde van de opstandelingen. Een stad die veel zwaarder door de oorlog werd getroffen dan Goes was Naarden. Tijdens een strafexpeditie in 1572 werd een groot deel van de bevolking door Spaanse troepen op gruwelijke wijze vermoord. De stad zelf werd in brand gestoken. Meer dan 30 jaar later, in 1604, schilderde een onbekend kunstenaar een voorstelling van de gebeurtenissen.Ga naar eind10. Het schilderij hangt op het stadhuis van Naarden. Net als Goes is Naarden in vogelperspectief voorgesteld. De stad staat in lichterlaaie. Tegen de horizon en op de middengrond zijn ruiters te zien, waarschijnlijk de Spanjaarden. Zeventiende-eeuwse bronnen over dit stuk zijn niet bekend. De nadrukkelijke aanwezigheid op het schilderij van het stadswapen en de aan het einde van de zestiende eeuw herbouwde vesting, lijken een opdracht van stadswege te bevestigen, evenals de inhoud van het opschrift. Hierin wordt het gemeenschappelijk lijden van de burgers herdacht.Ga naar eind11. Ook het feit dat de herbouw van het tijdens de brand verwoeste stadhuis kort voor 1604, het jaar waarin het schilderij ontstond, werd voltooid, maakt een opdracht van de stad aannemelijk. Ook aan de zijde van de tegenstander, de Spaans-gezinde kant dus, werd de | |
[pagina 338]
| |
3. Anoniem, Het beleg van Goes door de geuzen in 1572, aquarel, 55,4 × 77,4 cm, Goes, Historisch Topografische Atlas van de Gemeente Goes.
oorlog weergegeven. Het genoemde schilderij in Goes is hier mogelijk een voorbeeld van. Zeker in Spaanse tijd geschilderd werden drie opvallende schilderijen die het stadsbestuur van Venlo rond 1613 bestelde bij de plaatselijke schilder Frans Everts voor de raadkamer van het stadhuis. Het eerste schilderij toont een belegering van Venlo aan het begin van de zestiende eeuw, de twee andere de belegeringen van 1597 en 1606.Ga naar eind12. In beide laatste gevallen werd het beleg uitgevoerd door de Staatse troepen, in beide gevallen liep de actie op niets uit. Elk schilderij is in tweeën gedeeld. De rechter helft toont de betreffende belegering, deze keer overigens niet in vogelvlucht. Wel is er sprake van een soort stadsgezicht achter de muren. Op de linker helft is steeds een oudtestamentische scène voorgesteld: naast het beleg van Venlo in 1597 zien we het verhaal van Esther, die de ondergang van het joodse volk weet te voorkomen (afb. 4). Naast het beleg van 1606 de geschiedenis van Judith, de moedige weduwe die haar vaderstad Bethulië redt van de Assyrische belegeraars. De verzen op de lijsten onderstrepen de overeenkomst tussen de gebeurtenissen in Venlo en die in de bijbel.Ga naar eind13. Dergelijke verwijzingen naar parallelle gebeurtenissen in het Oude Testament waren in de zeventiende eeuw, en ook eerder al, niet ongewoon. De manier waarop bijbel en eigen verleden hier in een kader zijn gebracht is echter wel ongebruikelijk. De belegeringen van Venlo moeten een grote indruk hebben gemaakt op de burgers van die stad. Ze werden niet alleen herdacht in de genoemde schilderijen, maar ook in processies - Venlo bleef nog een aantal jaren in Spaanse handen en dus katholiek. In 1610 werd de rondgang die jaarlijks plaatsvond op Sint Willebrordusdag als blijk van dankbaarheid aan God door de bisschop verplaatst naar 2 oktober, de dag waarop de aanslag in 1606 had plaatsgevonden. Later werden | |
[pagina 339]
| |
4. Frans Everts, Het verraad van Venlo in 1597/Esther en Haman, doek, 121 × 182 cm, Venlo, stadhuis.
in processies zelfs ‘die taffereelen van die belegeringhe en verraderije’ meegedragen.Ga naar eind14. Het is aan te nemen dat het hier gaat om de schilderijen van Everts.
Samenvattend kan worden gesteld dat min of meer topografische voorstellingen of stadsgezichten waarin de historische gebeurtenissen zijn ingevuld, in de eerste helft van de Tachtigjarige Oorlog de voorkeur gehad lijken te hebben, alhoewel ook andere genres voorkwamen. De steden lieten in deze kunstwerken, die meestal het werk zijn van plaatselijke meesters, hun eigen geschiedenis vastleggen om ervoor te zorgen dat de grote verschrikkingen en de geleverde strijd niet zouden worden vergeten.Ga naar eind15. Door het gezamenlijke verleden voor te stellen wordt de historische identiteit van de stad versterkt en het collectiviteitsgevoel bevorderd.Ga naar eind16. Het gemeenschappelijk element spreekt ook uit de opschriften op de schilderijen en hun lijsten, waarin bovendien bijna onveranderlijk de hulp van God wordt geroemd. | |
De tweede helft van de Tachtigjarige OorlogNadat de oorlog in 1621, na het aflopen van het Twaalfjarig Bestand, weer was hervat, bleef het strijdgewoel beperkt tot de grensgebieden. Onder leiding van Frederik Hendrik werden in het oosten onder meer Oldenzaal (1626) en Grol (1627), en in het zuiden 's-Hertogenbosch (1629), Breda (1637) en Hulst (1645) belegerd en veroverd. Voorstellingen van deze belegeringen in de stadhuizen van de betreffende steden zijn niet bekend. Mogelijk hangt dit samen met het feit dat ze werden uitgevoerd door de Staatsen die daarna definitief de macht overnamen | |
[pagina 340]
| |
en die dus niet werden gezien als de vijand, maar als de bevrijder. In de vroege voorbeelden was de belegeraar, in ieder geval op het moment dat het kunstwerk werd besteld, steeds de vijand. Sporadisch werd in deze jaren bij stedelijke opdrachten nog wel eens teruggegrepen op de vroege onafhankelijkheidsstrijd: zo schilderde Hendrick Cornelisz. Vroom in 1629 in opdracht van het Haarlemse stadsbestuur ‘Het gevecht tussen Hollandse en Spaanse schepen op het Haarlemmermeer, 26 mei 1573’.Ga naar eind17. | |
Portretten van de OranjesTerwijl de oorlog zich dus in de grensgebieden afspeelde en daar blijkbaar niet direct aanleiding gaf tot stedelijke opdrachten, waren de oorlogsvoerders, dat wil zeggen de Oranjes, in deze tijd wel regelmatig in stadhuizen te vinden. Losse portretten van een of twee Oranjes waren al wel eerder voor stadhuizen aangekocht. Zo kocht de stad Arnemuiden rond 1589 twee kniestukken van Willem van Oranje en prins Maurits door Daniël van de Queborne.Ga naar eind18. Aan het begin van de jaren twintig verschijnen echter in enkele stadhuizen hele reeksen portretten van de stadhouders en soms ook van hun familieleden. Hoewel de Oranjes als stadhouders geen landsheren waren, kunnen deze staatsieportretachtige stukken worden gezien in de traditie van de reeksen die vanaf de vijftiende eeuw werden gemaakt van de graven en gravinnen van Holland. De oudste reeks, van de hand van Michiel van Mierevelt, hing in de Delftse burgemeesterskamer. Al in 1607 was een portret van Maurits gekocht. Tussen 1620 en 1632 bestelde het stadsbestuur er nog eens acht bij, van Willem van Oranje, Filips Willem, Frederik Hendrik, Willem Lodewijk, Ernst Casimir, Frederik V van Bohemen en zijn vrouw Elisabeth en Amalia van Solms.Ga naar eind19. Alle personen waren, zo meldt de Delftse stadschroniqueur Van Bleyswijck in 1667, ‘(...) tot haer knyen toe levens-grooten / sommige met haer moderne kleederen van haer tijdt / andere gewapent in haer Oorloghs-veldt-gewaet (...)’ afgebeeld.Ga naar eind20. Delft, waar Willem van Oranje was vermoord en begraven, en Frederik Hendrik geboren, was natuurlijk een uitgesproken Oranjestad. Maar ook in Kampen, niet echt een Oranjebolwerk bij uitstek, bestelde het stadsbestuur bij de werkplaats van Van Mierevelt rond 1625 een reeks van vijf Oranjeportretten.Ga naar eind21. In de loop van de eeuw werden dergelijke reeksen ook voor verschillende andere stadhuizen besteld, evenals voor andere openbare gebouwen.Ga naar eind22. De series in Delft en Kampen werden relatief snel na 1618 en 1620 aangekocht, de jaren waarin Maurits zijn tegenstanders in de betreffende stadsbesturen had laten afzetten. Misschien speelde dit pro-Oranjeklimaat in de stadsbesturen een rol bij het bestellen van de portretten, misschien ook hing dit samen met het weer aanvangen van de oorlog onder leiding van de stadhouders. Opvallend is in dit verband een serie van vijf portretten die het stadsbestuur van Harderwijk in de jaren veertig bestelde bij de schilder Isaac Isaacs. Het gaat hier om drie levensgrote ruiterportretten en twee kleinere halve-lengte-stukken.Ga naar eind23. De drie ruiterportretten tonen Willem van Oranje, Maurits en Frederik Hendrik. Met betrekking tot het portret van Willem van Oranje zijn geen schriftelijke bronnen bekend. De portretten van zijn zonen werden blijkens zeventiende-eeuwse stukken in 1643 in opdracht gegeven voor de raadzaal.Ga naar eind24. In alle drie de | |
[pagina 341]
| |
5. Isaac Isaacz, Gustaaf Adolf, doek, 150 × 117 cm, Harderwijk, Streekmuziekschool (voorm. stadhuis).
schilderijen wordt verwezen naar gebeurtenissen uit de Tachtigjarige Oorlog. In het stuk met Willem van Oranje is op de achtergrond een aantal schepen met de prinsenvlag afgebeeld. Of het hier om een bepaalde zeeslag gaat is niet duidelijk.Ga naar eind25. In de rechterbovenhoek van dit schilderij zien we de wapens van een aantal gewesten. Boven het hoofd van Maurits worden in een reeks schildjes allerlei wapenfeiten uit diens militaire loopbaan gememoreerd.Ga naar eind26. Op de achtergrond is een ruiterslag te zien. Aangezien het gevecht zich afspeelt in de duinen gaat het hier waarschijnlijk om de Slag bij Nieuwpoort in 1600. Het witte paard zou kunnen duiden op de schimmel van aartshertog Albrecht, die Maurits na deze slag geschonken kreeg. Op het onderste schildje aan de linkerkant wordt inderdaad de ‘Slach van Vlae(n)deren 1600’ herdacht. De achtergrond van het portret van Frederik Hendrik toont het beleg van 's-Hertogenbosch in 1629 en ook de wapenfeiten van deze prins worden op een reeks schildjes geroemd.Ga naar eind27. Deze Oranjeschilderijen in Harderwijk zijn origineel in die zin dat ze niet uit de bekende Van Miereveltreeks komen.Ga naar eind28. Ook is het bijzonder dat het hier gaat om levensgrote ruiterportretten, een in de Noordelijke Nederlanden nogal ongebruikelijk type schilderij. Wat echter nog opvallender is, is dat het stadsbestuur in 1647 nog twee portretten van Isaacs aankocht, deze keer niet van Oranjes, maar van gekroonde hoofden.Ga naar eind29. Het eerste portret toont de Zweedse koning Gustaaf Adolf, voorgesteld met zijn vorstelijke waardigheidstekens (afb. 5).Ga naar eind30. Gustaaf Adolf was tijdens de Dertigjarige Oorlog een van de leiders aan protestantse zijde. Hij stierf in 1632 op het slagveld bij Lützen, als held van het protestantisme. Het tweede portret laat Hendrik IV, koning van Frankrijk en Navarre zien.Ga naar eind31. Hendrik was een tijd lang de leider van de Hugenoten in Frankrijk, maar ging later over tot het katholicisme, zodat hij koning kon worden. In het Edict van Nantes (1598) beschermde hij zijn vroegere geloofsgenoten door hun godsdienstvrijheid te geven. In zijn buitenlandse politiek was Hendrik, net als de Zweedse koning en de Nederlandse stadhouders, een tegenstander van de Habsburgers. | |
[pagina 342]
| |
De aanwezigheid van deze twee vorsten in een Nederlands stadhuis is ongebruikelijk. Wel werd Gustaaf Adolf door Van Mierevelt geportretteerd.Ga naar eind32. Zijn beeltenis ben ik tot nu toe slechts één keer tegengekomen in een reeks Oranjeportretten, en wel in het logement van de Haarlemse afgevaardigden in Den Haag.Ga naar eind33. Het portret van Hendrik IV, die veel bewonderaars had in de Republiek - P.C. Hooft schreef zelfs zijn biografie - en die de peter was van Frederik Hendrik, heb ik tot nu toe nog niet in een dergelijke reeks aangetroffen. De aanwezigheid hier van deze twee buitenlandse vorsten, moet waarschijnlijk worden verklaard vanuit de bijdrage die beiden hebben geleverd aan de protestantse strijd. | |
De vredeNiet lang nadat de laatste twee stukken in Harderwijk werden aangekocht, werd in Munster de vrede gesloten, waardoor de Republiek der Verenigde Nederlanden nu ook ‘de iure’ een zelfstandige staat was. Een aantal stadsbesturen heeft de vrede en haar gevolgen in kunstwerken laten vastleggen. Op de eerste plaats moeten we daarvoor natuurlijk naar Amsterdam, waar op 28 oktober 1648 de eerste steen werd gelegd voor het nieuwe stadhuis, een gebouw dat in zijn geheel kan worden getypeerd als monument voor de vrede.Ga naar eind34. In het gebouw en zijn decoratieprogramma worden onder meer de stad zelf, de vrede en de door de vrede definitief geworden onafhankelijkheid van de Republiek gevierd.Ga naar eind35. Zo wordt in de tympanen aan de buitenzijde in het beeldhouwwerk van Artus Quellinus uit het midden van de jaren vijftig de universele vrede verheerlijkt. Bovenop het tympaan aan de voorzijde staat Pax, met Mercuriusstaf en olijftak in de hand. In het tympaan is de welvaart voorgesteld die de vrede Amsterdam bracht. In het gebouw wordt in de bogen van de galerij de Opstand vastgelegd en gerechtvaardigd door middel van de zogenaamde Batavenreeks, die grotendeels in de jaren zestig van de zeventiende eeuw werd geschilderd. De opstand van de Bataven, die de voorouders zouden zijn van de Nederlanders, tegen de Romeinen, werd gezien als een voorafschaduwing van de Nederlandse Opstand tegen Spanje. De Batavenmythe was al in de zestiende eeuw ontstaan, maar door mensen als Hugo de Groot in de zeventiende eeuw verder ontwikkeld tot model ter rechtvaardiging van de Opstand.Ga naar eind36. Onder de schilders van deze serie, die nooit helemaal werd voltooid, waren Rembrandt, Jan Lievens en Jacob Jordaens. Ook in Leiden liet men zich, zij het op een wat bescheidener schaal, niet onbetuigd. Kort na het sluiten van de vrede gaf het stadsbestuur de gouverneurs van De Lakenhal, net als de eerder genoemde Saaihal een stedelijke instelling, toestemming om bij Abraham van den Tempel drie allegorische voorstellingen voor de gouverneurskamer te bestellen.Ga naar eind37. Het eerste doek toont de Leidse Stedemaagd die door Minerva wordt gekroond. De twee andere stukken tonen de nadelige gevolgen van oorlog en de gunstige consequenties van vrede voor het lakenbedrijf. Het ene laat zien hoe de oorlogsgod Mars de Vrijheid vertrapt (afb. 6).Ga naar eind38. Ook Justitia is onder het geweld van Mars bezweken: in tijden van oorlog is er geen plaats voor gerechtigheid. In het midden vlucht de Nering, vergezeld van Minerva en Mercurius, weg voor de oorlog. In het laatste schilderij ontvangt de Leidse Stede- | |
[pagina 343]
| |
6. Abraham van den Tempel, De Nering vlucht weg voor de Oorlog, doek, 207,2 × 265,5 cm, Leiden, Stedelijk Museum De Lakenhal.
maagd de Nering terug in de stad.Ga naar eind39. Aan de linkerzijde kijken Minerva, met olijftak, Mercurius en de Vrijheid toe, terwijl rechts achter de Stedemaagd Justitia staat: aan alle voorwaarden voor een welvarende nering is weer voldaan. Terwijl in Leiden de economische gevolgen van oorlog en vrede zijn uitgebeeld, worden in het stadhuis van 's-Hertogenbosch in een stuk van Theodoor van Thulden uit 1650 de politieke consequenties van de vrede voorgesteld.Ga naar eind40. Dit schilderij, Allegorie op het verzoek van de Brabantse steden om toelating tot de Staten-Generaal, kan worden gezien als een reactie op de nieuwe verhoudingen, die al in 1629, het jaar van de verovering van de stad door Frederik Hendrik, waren ontstaan, maar die met de Vrede van Munster definitief waren geworden. Noord-Brabant had niet langer een zelfstandige positie in het staatsbestel, maar werd als Generaliteitsland vanuit Den Haag bestuurd. Dit natuurlijk tot grote ontevredenheid en frustratie van de Brabantse regenten. Het schilderij geeft uitdrukking aan hun misnoegen. Het toont de Bossche Stedemaagd die het wapen van Brabant aanbiedt aan de Generaliteit, herkenbaar aan de wapens van de Zeven Provinciën boven haar hoofd. De putti op de traptreden voegen een pijl, Brabant, toe aan de bundel, symbool van de Unie. Vanwege het bespiegelende karakter van de thema's - de rechtvaardiging van de Tachtigjarige Oorlog en de gevolgen van de oorlog en de vrede - is bij deze schilderijen in Amsterdam, Leiden en 's-Hertogenbosch gekozen voor allegorische en analogische voorstellingen. Dat het in de eerste helft van de oorlog ontwikkelde type belegeringsscène en de daarbij behorende betekenis na het sluiten | |
[pagina 344]
| |
van de vrede echter nog niet helemaal vergeten waren, blijkt uit het schilderij dat het stadsbestuur van Oudewater in 1650 bij de Utrechtse schilder Dirk Stoop bestelde. Het stuk toont, geheel in de oude traditie, de grote brand van Oudewater tijdens het Spaanse beleg in 1575 in vogelperspectief.Ga naar eind41. | |
ConclusieDit eerste overzicht van zestiende- en zeventiende-eeuwse stadhuisdecoraties die in verband kunnen worden gebracht met de Tachtigjarige Oorlog en de Vrede van Munster, maakt duidelijk dat in Leiden en Amsterdam relatief veel plaats is ingeruimd voor deze thema's. In Leiden heeft deze prominente aanwezigheid ongetwijfeld te maken met het feit dat de maandenlange belegering en het ontzet van de stad bijzonder ingrijpende en spectaculaire gebeurtenissen waren in de Leidse geschiedenis, die al snel een episch karakter kregen. De reeks schilderijen voor de Saaihal laat zich bovendien verklaren door het feit dat de Leidse textiel na het ontzet een hoge vlucht nam, juist door toedoen van de vele Vlaamse immigranten die waren gevlucht voor de oorlogsellende in eigen land. De schilderijen voor de Lakenhal, besteld na het sluiten van de vrede, lijken een logisch vervolg op die voor de Saaihal. De uitgebreide verwijzing naar de Vrede en de Opstand in het Amsterdamse stadhuis hangt samen met het feit dat de stad zich bijzonder sterk had gemaakt voor de Vrede van Munster, niet in de laatste plaats uit economische motieven. Nadat de oorlog was beëindigd en er weer geld beschikbaar kwam voor andere zaken, kon worden voortgemaakt met de reeds langer bestaande plannen voor nieuwbouw. Besloten werd een deel van de decoraties te wijden aan de vrede waardoor de wereld weer open lag voor deze handelsstad. Met de Batavierenreeks werd verwezen naar de Opstand, die per slot van rekening tot de vrede en de onafhankelijkheid van de Republiek had geleid. In de stadhuizen van andere steden lijken voorstellingen die samenhangen met de Tachtigjarige Oorlog en de Vrede van Munster slechts een bescheiden plaats te hebben ingenomen. Meestal gaat het hier om incidentele aankopen die slechts een klein deel uitmaken van de totale decoratie, die vaak zonder vooropgezet plan is samengesteld uit gerechtigheidsscènes, allegorieën, stadsgezichten, portretten enz. Toch droegen ook deze werken ertoe bij dat de oorlog en de vrede voor altijd in het collectieve geheugen van de stad zouden blijven voortbestaan. |
|