De Zeventiende Eeuw. Jaargang 13
(1997)– [tijdschrift] Zeventiende Eeuw, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 283]
| |||||||||||||||||||||||
Protestantse bestsellers in de Republiek rond het midden van de zeventiende eeuw
| |||||||||||||||||||||||
De bestsellersTot de Nederlandstalige protestantse boekproductie behoort een breed scala aan genres, zoals preken, historische, dogmatische en polemische werken, dichtbundels en vooral de liedboeken en de vroomheidsliteratuur. Het betreft vanzelfsprekend in de eerste plaats geschriften van protestantse auteurs, maar ook teksten van andersdenkenden konden, zoals blijkt, deel gaan uitmaken van een specifiek protestants boekenaanbod. Bijbels, Testamenten, de Psalmen van Dathenus en de Heidelbergse Catechismus, het ‘kerk- en schoolgoed’ waarvan het succes bij voorbaat vaststond, bleven bij dit onderzoek terzijde. Ook de boeken van Cats, waarvan verschillende de status van bestseller bereikten, werden uiteindelijk niet in de lijst opgenomen. Jacob Cats, een goede bekende van de piëtist Willem Teellinck en in zijn beoefening van de praxis pietatis een geestverwant van Udemans,Ga naar eind1. mag in de traditie van de Nadere Reformatie staan, zijn renaissancistische dichtkunst overschrijdt ruimschoots de grenzen van het protestantisme. De vraag welke titels tot de bestsellers uit de tijd van de Münsterse vrede behoren, is niet gemakkelijk exact te beantwoorden. Van Selm klaagde er al over dat er geen overzicht bestond ‘van bladen of boeken die herhaaldelijk en in relatief grote oplagen zijn geproduceerd.’Ga naar eind2. Ook ik kan geen definitieve lijst bieden. Zolang onze nationale catalogus van oude drukken, de STCN, in statu nascendi is, kan in de meeste gevallen geen afdoend antwoord gegeven worden op de vraag hoeveel edities een bepaalde tekst beleefd heeft. Ik moest dan ook bij het doorzoeken van deze en van andere bibliografische bronnenGa naar eind3. soms afgaan op mijn intuïtie. Ik beperkte mij tot oorspronkelijk Nederlandse of in het Nederlands vertaalde teksten die vóór 1650 voor het eerst in druk zijn verschenen en waarvan aan het eind van de eeuw tenminste tien edities het licht hadden gezien. Getracht is om titeloplagen, die eerder voortkomen uit het mislukken dan uit het succes van een publicatie, buiten de telling te houden. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 284]
| |||||||||||||||||||||||
Op deze manier ontstond een 27 titels omvattende lijst van ‘bestsellers’, waarvan de meest succesrijke aan het eind van de eeuw meer dan veertig maal is herdrukt (zie Bijlage). Dat er inderdaad sprake was van succes mag bij een ondergrens van tien edities wel gesteld worden: er zijn dan, gewoonlijk gespreid over een reeks van jaren en soms vanuit verschillende steden, vele duizenden exemplaren van een tekst in omloop gebracht. Een dergelijke distributie overtreft zonder twijfel die van de hooguit enkele malen, maar dan in een grotere oplage gedrukte publicaties. Waarom dan een thans hoog gewaardeerde publicatie zoals de Over-Ysselsche sangen en dichten van Jacobus Revius, die in de zeventiende eeuw maar eenmaal het licht zag, in de tijd zelf zo weinig kansen kreeg, behoort tot de belangrijke vragen over de waardering en de receptie van protestantse teksten uit de zeventiende eeuw die slechts terloops aan de orde komen. | |||||||||||||||||||||||
Algemene godsdienstig-culturele bagageUit deze boekentoplijst van de jonge, protestantse maar tegelijk religieus pluriforme Republiek licht ik eerst enkele titels die dienden ter verrijking van de algemene godsdienstig-culturele bagage van de toenmalige lezer. Drie daarvan stammen uit de beginjaren van de Opstand: het martelaarsboek van Adriaan van Haemstede, in 1559 voor het eerst gedrukt en al bijna een eeuw in omloop; de tien jaar later verschenen Byencorf van Marnix van St. Aldegonde; en het uit dezelfde tijd stammende geuzenliedboek, met meer dan dertig herdrukken één van de populairste titels uit onze lijst. Deze drie boeken hebben alle een gereformeerde achtergrond, en alle deden ze aan het eind van de strijd voor de onafhankelijkheid nog dienst ter versteviging van het identiteitsbesef van de protestantse Noord-Nederlander: de Byencorf als een satire op de verwording van de katholieke geestelijkheid, steeds ongewijzigd herdrukt, de beide andere boeken telkens uitgebreid dan wel aangepast aan de actuele situatie. Het geuzenliedboek ontwikkelde zich daarbij tot een eerder politiek dan religieus liedboek.Ga naar eind4. De andere ‘algemene’ werken zijn elk een geval apart. Flavius Josephus' Joodsche gheschiedenissen en de werken die daarbij zijn afgedrukt, lijken in onze lijst niet thuis te horen. Het is dan ook niet de uit 1552-1553 daterende vertaling door de katholiek Nicolaas van Winghe die bij de protestanten geliefd werd, maar de ruim veertig jaar later verschenen vertaling van de gereformeerde predikant Everard Bommelius. Vervolgens kwam er een betere vertaling van Lambert van den Bos, die het eveneens goed deed.Ga naar eind5. De protestanten lazen de geschiedenissen van Josephus zo graag omdat ze een extra dimensie gaven aan de overbekende bijbelse verhalen. Waren de Latijnse edities bestemd voor wetenschappelijk gebruik, de Nederlandse vertaling zien we in het bezit van ontwikkelde leken als de doopsgezinde Jan Philipsz. SchabaeljeGa naar eind6. en de eveneens doopsgezinde zijdelakenkoper Frans Jansz. van Santen.Ga naar eind7. Ook Aert Jansz. van Rijnevelshorn, luthers weesmeester, heeft uit Josephus geput.Ga naar eind8. De guldene annotatien van Franciscus Heerman lijkt op de lijst eveneens een Fremdkörper te zijn. Ook dit boek echter, een laat specimen van het middeleeuwse rapiarium-genre, ontmoeten we vrijwel steeds in een reformatorische con- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 285]
| |||||||||||||||||||||||
text. Het is dan ook opgenomen in Van der Haars Schatkamer van de gereformeerde theologie, waar dertig drukken tot in de achttiende eeuw worden vermeld.Ga naar eind9. Onvervalst gereformeerd is het boek van Bouritius Sibema, Salomons sweert, scheydende de remonstrantsche van de rechtsinnighe leere. Bij de afsluiting van de Dordtse Synode in 1619 uitgegeven als een pamflet in kwarto werd het tot ver in de zeventiende eeuw als een boek in octavo herdrukt. Het voorzag in de behoefte aan een begrijpelijk overzicht van de contraremonstrantse leer die sinds de Synode de officiële was. Aan het eind vinden wij enkele liederen, met als laatste een ‘Lof-Sangh des Heeren’ door Bernardus Busschoff. De aanhef: ‘Gelooft zy God, die my heeft uytverkoren / Ter saligheyt, eer dat ik was geboren’ laat aan duidelijkheid niets te wensen over. Dit ‘lijflied van de contraremonstranten’ werd volgens Gerard Brandt ‘van duisenden gesongen’.Ga naar eind10. Uit het kamp waarop Salomons sweert gericht was, kwam de berijmde catechismus die Hugo de Groot in november 1618 op Loevestein voor zijn dochter Cornelia maakte. Deze T'samensprake over den doop is aanvankelijk eveneens als vlugschrift verspreid en werd pas later als een godsdienstige tekst gepresenteerd.Ga naar eind11. | |||||||||||||||||||||||
VroomheidsliteratuurVan Haemstede's martelaarsboek verschafte de zeventiende-eeuwse lezer niet alleen een historische achtergrond voor zijn religieuze belevingswereld, het diende ook en vooral ter stichting. Hiermee komen we toe aan de tweede categorie die ik hier wil bespreken: de vroomheidsliteratuur. Dit genre valt op door de uitzonderlijk grote omvang van het aanbod. Een telling van alleen de gereformeerd-piëtistische boekproductie, inclusief de liedboeken (die ik hier apart behandel), maar voor wat betreft de vertalingen beperkt tot die uit het Engels, levert voor de zeventiende eeuw bijna 2300 eerste drukken op en ruim 1500 herdrukken. Bij een gemiddelde oplaag van 800 exemplaren zijn deze 3800 edities goed voor drie miljoen exemplaren.Ga naar eind12. De vroomheidsliteratuur is niet alleen massaal present, het genre is ook zeer divers.Ga naar eind13. Ik houd hier geen strikte onderverdeling aan, maar volg de historische lijn. Dan blijkt dat in de zeventiende eeuw geen enkele devote tekst uit de beginfase van de reformatie tot de vaak herdrukte werken zou behoren. De oudste stichtelijke prozatekst in onze lijst, De boetveerdicheyt des levens door Jean Taffin, verscheen in 1594 toen de gereformeerden in het Noorden al vaste voet aan de grond hadden. Dit boek vertoont de kenmerken van het gereformeerd piëtisme en is één van de vroegste uitingen van deze richting.Ga naar eind14. Kenmerken zijn de nadruk op een innerlijke beleving van de leer, een strenge levenswandel en een streven naar heiliging van het openbare leven. Men was voorstander van een ‘nadere reformatie’, dat wil zeggen een voortgaande reformatie op alle levensgebieden.Ga naar eind15. Het is opmerkelijk dat juist De boetveerdicheyt tot de standaardbagage behoorde van de Nederlandse schepelingen die over de zeeën werden uitgezonden. Het werk ging volgens voorschrift van de Amsterdamse kerkenraad mee in de boekenkist voor de ziekentroosters.Ga naar eind16. Maar we vinden dit boek ook in bezit van de schoolmeester David Beck.Ga naar eind17. De Nadere Reformatie is krachtig gevoed door geschriften van Engelse geestverwanten, waarvan er honderden in het Nederlands zijn vertaald.Ga naar eind18. Het vroegste spe- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 286]
| |||||||||||||||||||||||
cimen hiervan op onze lijst, geschreven door John Hayward, verscheen onder de titel Het heylighdom der benaude ziele.Ga naar eind19. Een groot succes was beschoren aan De practycke ofte oeffeninghe der godtzaligheydt van Lewis Bayly, een handboek voor de ware ascese waarvan in de zeventiende eeuw het aantal drukken de dertig overschreed.Ga naar eind20. Ook Bayly's werkje ging in de kisten van de ziekentroosters de zeeën over.Ga naar eind21. Hoe belangrijk het zeevarend publiek voor de boekhandel was, kunnen wij ook afleiden uit de verbreiding van Adam Westermans Christelycke zee-vaert. Van deze piëtistische ethiek voor zeevarenden verschenen talrijke herdrukken, ‘verrijckt met vele verscheydene Christelijcke Ghebeden ende Liedekens’, totdat het boek verdrongen werd door De godvreezende zeeman van N.S. van Leeuwaarden.Ga naar eind22. Deze stichtelijke lectuur in de scheepsbagage diende overigens niet puur ter vervanging van het kerkbezoek. De bedoeling ervan was tevens om de private devotie onderweg te stimuleren zoals de gelovige deze ook thuis zou moeten beoefenen.Ga naar eind23. Dat wordt duidelijk als we zien dat een werk als De vermeerderde christelycke catechismus van Gellius de Bouma niet uitsluitend geschreven is voor de ‘Schoolmeesters en Schoolvrouwen’, zoals de titel zegt, maar ook, en dat zelfs in de eerste plaats, ‘Tot dienst van alle Christelijcke Ouders.’Ga naar eind24. Het boek was mede bestemd voor de religieuze vorming thuis. Het past in dit beeld als de eerder genoemde meester Beck een zondagmiddag in januari 1624 benut om met zijn beste vriend een stuk uit deze catechismus te lezen.Ga naar eind25. Tot de bestsellers behoort natuurlijk ook een werk van Willem Teellinck, de ‘vader’ van de Nadere Reformatie: Het gheestelijck cieraet van Christi bruylofts-kinderen (1620). Zoals veel andere geschriften uit deze hoek is dit boek toegespitst op een juiste voorbereiding op en viering van het Avondmaal. Omstreeks dezelfde tijd verscheen de Korten wegh ofte catechismus van Josias van Houten, evenals Teellinck een Zeeuw. Dit boekje, een register van alle denkbare zonden, vond zijn weg naar het grote publiek in een bewerking van Gisbertus Voetius als Biecht-boecxken der christenen. Dan is er ook nog Godefridus Udemans, alweer een piëtistische Zeeuw en auteur van onder andere De leeder van Jacob, dat is, Korte ende naeckte afbeeldinge, van den rechten wech naer den hemel (1628), die tien drukken beleefde. Het mag duidelijk zijn dat de gereformeerd-piëtistische literatuur de overhand had. Het is echter een auteur van doopsgezinde huize die de populairste bestseller op zijn naam heeft staan, namelijk Jan Philipsz. Schabaelje met zijn Lusthof des gemoets (1635). Het kleine boekje - de meeste van de besproken boeken kunnen gemakkelijk op zak gestoken worden - bestaat uit twee stukken: de eigenlijke Lusthof, een traktaat over de meest wenselijke devotie, en de Collatien der wandelende ziele, over het inzicht dat nodig is om deze staat te bereiken. Het succes van dit pelgrimsboekje kan mede toegeschreven worden aan de in de latere drukken toegevoegde illustraties. Overigens waren er naast doopsgezinde drukkers en uitgevers tevens gereformeerden die de Lusthof in hun fonds opnamen, wat betekent dat deze tekst ook in hun kring is verspreid.Ga naar eind26. Met de Gebeden en meditatien van Charles Drelincourt zijn we terug bij de bevoorrechte kerk. De eerste druk verscheen in 1639 te Amsterdam bij Marten Jansz. Brandt, die veel aan dit soort boeken heeft verdiend, maar het werkje kreeg pas echt een grote verbreiding toen het omstreeks 1670 werd opgenomen in Het recht gebruyck van des Heeren H. Avontmael, waarvan met grote regelmaat nieuwe edities opgelegd werden. Een typische bestseller uit de Nadere Reformatie was ver- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 287]
| |||||||||||||||||||||||
der Het geestelicke leven ende de stant eens gheloovighen mensches hier op aerden (1649) van Theodorus à Brakel. Deze auteur was geliefd bij die aanhangers van de Nadere Reformatie die eerder mystiek dan ‘praktikaal’ georiënteerd waren. Halverwege de negentiende eeuw was Het geestelicke leven toe aan de veertigste druk. Dat bij de prozabestsellers ook De imitatione Christi staat, verbaast sommigen misschien. De vertaling waarom het hier gaat, voor het eerst verschenen in 1644 en in veertig jaar tijds tenminste tienmaal herdrukt,Ga naar eind27. is echter een speciaal geval. Wie deze Navolginghe Christi ter hand neemt, ontdekt spoedig dat al het mogelijke is gedaan om van de katholieke Thomas à Kempis een gereformeerde te maken. Zo vinden we in het voorwerk een lovende getuigenis van Voetius, die echter alleen betrekking heeft op de eerste drie boeken. Hiermee negeert de voorman van de Nadere Reformatie het vierde boek, dat handelt over het gevoelige onderwerp van het sacrament van het altaar.Ga naar eind28. Vervolgens voert de vertaler in zijn voorwoord verschillende argumenten aan waarom Thomas niet beschouwd mag worden als de auteur van het vierde boek, dat - en dat zal geen verrassing zijn - niet in de vertaling is opgenomen.Ga naar eind29. Wat Thomas voor ogen stond, zo staat elders in het voorwerk, was het pausdom reformeren, ‘sulckx dat d'Autheur wel mach gehouden werden onder d'eerste Reformateurs.’Ga naar eind30. De vertaler die dit voor zijn rekening nam, was de Zierikzeese jurist en letterkundige Cornelis Boey.Ga naar eind31. Zijn besluit om alleen boek 1-3 te vertalen was overigens niet in de geest van Voetius' inspirator Teellinck, die graag uit Thomas' geschriften putte en daarbij zelfs een zekere voorkeur aan de dag legde voor het vierde boek.Ga naar eind32. Het zou onjuist zijn om te spreken van een annexatie van Thomas door de gereformeerden. Meer nog dan het Nederlandse gereformeerde protestantisme in het algemeen waardeerde de Nadere Reformatie elementen in de Rooms-Katholieke Kerk van het verleden.Ga naar eind33. Andersom is vanuit het perspectief van het katholicisme verondersteld dat het fenomeen van de Hollandse katholiek niet alleen het resultaat is van de nabijheid van een dominant calvinisme, maar zijn verschijningsvorm mede te danken heeft aan oudere gemeenschappelijke wortels.Ga naar eind34. Het gemak waarmee diverse andere katholieke teksten dan de Imitatio bij het protestantse publiek in de Republiek ingang vonden - al dan niet in aangepaste vorm - verdient in dit licht nader onderzocht te worden. | |||||||||||||||||||||||
Geestelijke liedboekenDe geestelijke liedboeken, die nu de revue passeren, hebben in het algemeen een duidelijke confessionele signatuur. Dat betekende voor de zeventiende-eeuwer echter minder dan voor ons. Doopsgezinden, remonstranten, gereformeerden en anderen gebruikten zonder veel scrupules elkaars liedboeken.Ga naar eind35. De oudste van de liedboeken op onze lijst, de Veelderhande liedekens, stamt uit het midden van de zestiende eeuw en vertoont doperse trekken.Ga naar eind36. De confessionele signatuur lag toen echter niet vast en ook zal de samenstelling van de bundel in de latere drukken telkens weer aangepast worden. Voluit doopsgezind was Karel van Manders De gulden harpe (1605), met zijn beeldende titel een voorbeeld voor verschillende andere bundels.Ga naar eind37. De gereformeerde boekverkoper en dichter Dirck Pietersz. Pers wist met zijn | |||||||||||||||||||||||
[pagina 288]
| |||||||||||||||||||||||
Bellerophon, of Lust tot wysheyd (1614) en de naderhand daaraan toegevoegde Urania of Hemel-sangh bijna een eeuw lang een groot publiek te bereiken. Dit succes kan mede toegeschreven worden aan de uitgekiende combinatie van geestelijke liederen met emblematische gravures. De grootste bestseller bij de liedbundels is echter niet geschreven door een aan Dordt getrouwe gereformeerde, maar door Dirck Rafaelsz. Camphuysen, die de remonstrantse zijde heeft gekozen. Zijn Stichtelycke rymen (1624) waren goed voor meer dan dertig drukken, terwijl ook zijn Uytbreiding over de psalmen jarenlang goed heeft gelopen. Van doopsgezinde zijde kwam, eveneens in 1624, Het Ryper liedtboecxken. Dat de gereformeerden met hun liedbundels minder prominent aanwezig waren dan met hun stichtelijk proza, had alles te maken met hun opvatting over het geestelijk lied. Men verkoos een letterlijke berijming van de psalmen boven het vrije schriftuurlijke lied. De markt werd dan ook overstroomd met ontelbare edities van Datheens psalmberijming, en met alternatieve gereformeerde berijmingen, die echter geen van alle vaak herdrukt zijn. In dit licht is het opmerkelijk dat er vóór het midden van de eeuw toch nog twee gereformeerde bundels verschenen die het goed deden. De oudste verscheen in 1624: de Nieuwe lof-sangen, en geestelijcke liedekens door de eerder genoemde Bernardus Busschoff. Deze bundel, die tot in de achttiende eeuw werd herdrukt, diende veel gereformeerde dichters tot voorbeeld.Ga naar eind38. Eén van hen was Claes Jacobsz. Wits, die in 1643 zijn Stichtelycke bedenckingen uitgaf. De bloeiperiode van het gereformeerde liedboek kwam overigens pas in de tweede helft van de zeventiende eeuw, toen de aanhangers van de Nadere Reformatie het lied inzetten als drager van hun idealen - en ter bestrijding van het verderfelijk geachte wereldse lied.Ga naar eind39. | |||||||||||||||||||||||
Het protestantse boek in een ruimer perspectiefAls we de lijst nog eens overzien, valt het op dat grote namen zoals Marnix in de minderheid zijn. De protestantse bestsellers van die tijd zeggen de meesten van ons niet zoveel meer. Er zijn echter nogal wat teksten bij die exact de elementen bevatten waar de lezer toen op lette: veel tussenkoppen, herhalingen, samenvattingen, afbeeldingen, dialogen, liederen en gedichten. Dit alles speelde in op zijn intensieve, op memoriseren gerichte manier van lezen.Ga naar eind40. Dankzij de goedkope uitvoering werden deze boeken bovendien voor een steeds grotere groep bereikbaar. Dat veel boeken inderdaad de beoogde lezers vonden, kan afgelezen worden uit de getuigenissen van bezitters waarop ik hier en daar de aandacht vestigde. Er zal nog veel onderzoek naar het boekenbezit en het lezen in het verleden gedaan moeten worden, maar alleen al uit het overzicht van Lusthof-eigenaren door P. Visser komt naar voren dat in de Friese boekenkasten van die tijd voor een deel dezelfde auteurs domineren als op onze lijst: Schabaelje, Josephus, Heermans en Teellinck, en daarbij stond dikwijls natuurlijk ook Cats.Ga naar eind41. We moeten ons wel realiseren dat het boek toen even goed als nu niet het enige communicatiemiddel was. Zo verdient de preek als een orale vorm van cultuuroverdracht meer aandacht dan er tot dusverre aan is besteed.Ga naar eind42. Maar ook in de leescultuur van de zeventiende eeuw zitten orale aspecten verscholen. Duide- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 289]
| |||||||||||||||||||||||
lijk is dat voor het lied, dat met het boek in de hand gezongen werd in gezelschappen waar nog steeds een flink deel van de aanwezigen niet kon lezen. Op een vergelijkbare manier werd het stichtelijk proza in familie- en kennissenkringen en conventikels hardop voorgelezen. De gedrukte informatie had zo geen directe maar een indirecte werking. Ook afbeeldingen, in welke vorm dan ook, tellen in het communicatiecircuit mee. En we moeten eveneens het handschrift niet vergeten. Religieuze liedteksten, zendbrieven, zelfs complete traktaten gingen in de vorm van geschreven kopieën van hand tot hand.Ga naar eind43. Wie de overdracht van godsdienstige opvattingen in de zeventiende eeuw bestudeert, moet aandacht hebben voor al deze communicatievormen, én voor de interferentie daartussen. Er is als het gaat om de relatie tussen deze vormen van communicatie geen principieel verschil met de situatie in de zestiende eeuw.Ga naar eind44. Wel kunnen we een verschuiving signaleren. Ging de toenemende penetratie van het gedrukte boek in de zestiende eeuw gepaard met een individualisering van het geloof, een eeuw later deden goedkope, massaal verspreide drukwerken dienst om op religieus en maatschappelijk terrein normatief op de lezer in te werken. Een groot deel van de hiervoor besproken teksten, van De boetveerdicheyt des levens tot de Christelycke zee-vaert, bijna allemaal betaalbare boekjes in klein formaat, confronteerde de lezer met de voorgeschreven norm. De specifieke eigenschap van het gedrukte boek, de mogelijkheid om gecontroleerde teksten in identieke exemplaren te verspreiden,Ga naar eind45. is reeds in de zestiende eeuw herkend, maar werd vooral in de eeuw daarna ingezet voor wat men is gaan aanduiden als een vroomheids- en beschavingsoffensief. We hebben ons hier vooral gericht op de toestand rond het midden van de eeuw, maar er zijn tekenen dat het hoogtepunt van dit offensief eerder in de tweede helft van de zeventiende eeuw ligt. De gereformeerd-piëtistische boekproductie was het omvangrijkst in het derde kwart van de eeuw, toen er ruim tweemaal zoveel edities op de markt kwamen als in de kwart eeuw daarvoor.Ga naar eind46. In dezelfde periode verschijnen er opvallend veel nieuwe titels voor het huiselijk godsdienstonderricht.Ga naar eind47. We zagen dat ook het gereformeerde liedboek pas na het midden van de eeuw goed floreerde. Deze gegevens corresponderen met de uitkomsten van een onderzoek naar de materiële cultuur in Weesp, waar na 1670 het boekenbezit sterk toenam.Ga naar eind48. Overigens vulden de boeken in de meeste huizen nog steeds niet meer dan een hoekje in de opbergkist. Dat bij dit beschavingsoffensief de grenzen tussen de protestantse denominaties niet steeds goed zichtbaar waren, is hier al gebleken wanneer de lezers van de bestsellers in beeld kwamen. Of de katholieken door een verwant offensief bereikt werden, is een afzonderlijk onderzoek waard.Ga naar eind49. Zo verdient het voorts overweging om de religieuze boekproductie en -consumptie in de Republiek ook min of meer los van de verschillende kerkelijke stromingen te behandelen. En in het verlengde daarvan is het verleidelijk om het perspectief bovendien te verruimen tot over onze grenzen. Dat laatste stuit echter op bezwaren. Het protestantse boek uit onze bestsellerlijst is immers massaal verspreid onder een zeer brede groep kopers binnen de Republiek die elk gewoonlijk slechts enkele boeken bezaten.Ga naar eind50. Deze omvangrijke thuismarkt moet eerst maar eens nader in kaart gebracht worden. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 290]
| |||||||||||||||||||||||
Bijlage: Lijst van protestantse bestsellersDe jaartallen zijn die van de oudst bekende editie van de desbetreffende tekst of vertaling. | |||||||||||||||||||||||
30-49 edities
| |||||||||||||||||||||||
10-29 edities
|
Adriaan van Haemstede, De historien der vromer martelaren, 1559. |
Filips van Marnix van St. Aldegonde, De byencorf der H. Roomsche Kercke, 1569. |
Flavius Josephus, Joodsche geschiedenissen, 1594. |
Jean Taffin, De boetveerdicheyt des levens, 1594. |
Karel van Mander, De gulden harpe, 1605. |
Adam Westerman, Christelycke zee-vaert, 1611. |
Dirck Pietersz. Pers, Bellerophon, of Lust tot wysheyd, 1614. |
Hugo de Groot, T'samensprake over den doop, 1618. |
Josias van Houten, Biecht-boecxken der christenen, 1620(?). |
Willem Teellinck, Het gheestelijck cieraet van Christi bruylofts-kinderen, 1620. |
Gellius de Bouma, De vermeerderde christelycke catechismus, 1621(?). |
Bernardus Busschoff, Nieuwe lof-sangen, en geestelijcke liedekens, 1624(?).Ga naar eind54. |
Het Ryper liedtboecxken, later samen met 't Gheestelijck kruydt-hofken, 1624. |
Godefridus Udemans, De leeder van Jacob, 1628. |
Dirck Rafazelsz Camphuysen, Uytbreiding over de psalmen, 1630.Ga naar eind55. |
Franciscus Heerman, De guldene annotatien, 1631. |
Bouritius Sibema, Salomons sweert, 1631. |
John Hayward, Het heylighdom der benaude ziele, 1633. |
Charles Drelincourt, Gebeden en meditatien, 1639. |
Claes Jacobsz. Wits, Stichtelyche bedenckingen, 1643. |
Thomas à Kempis, Navolginghe Christi, vertaling van Boek 1-3 door Cornelis Boey, 1644. |
Theodorus à Brakel, Het geestelicke leven ende de stant eens gheloovighen mensches, 1649. |
- eind1.
- D. ten Berge, De hooggeleerde en zoetvloeiende dichter Jacob Cats ('s-Gravenhage 1979) 181.
- eind2.
- B. van Selm, ‘“Almanacken, lietjes, en somwijl wat wonder, wat nieus”. Volkslectuur in de Noordelijke Nederlanden (1480-1800): een onbekende grootheid’, Leidschrift 5 nr 3 (1989) 47.
- eind3.
- Zie vooral J. van der Haar, Schatkamer van de gereformeerde theologie in Nederland (c. 1600-c. 1800). Bibliografisch onderzoek (Veenendaal 1987).
- eind4.
- L.P. Grijp, ‘Van geuzenlied tot Gedenck-clanck’, De zeventiende eeuw 10 (1994) 118-132, 266-276, m.n. 129.
- eind5.
- W.C. Poortman, Bijbel en prent. IIb: Boekzaal van de werken van Flavius Josephus in de Nederlandse taal ('s-Gravenhage 1986).
- eind6.
- P. Visser, Broeders in de geest. De doopsgezinde bijdragen van Dierick en Jan Philipsz. Schabaelje tot de Nederlandse stichtelijke literatuur in de zeventiende eeuw (2 dln., Deventer 1988) I, 321-322.
- eind7.
- C.W. Delforterie, ‘Frans Jansz. van Santen, 17e-eeuws boekenliefhebber te Leiden en zijn familie’, Jaarboek van het Centraal Bureau voor Genealogie en het Iconographisch Bureau 40 (1986) 111, 117.
- eind8.
- W. Frijhoff, ‘Leven, horen, lezen, schrijven. Omgaan met teksten in het werk van Aert Jansz. van Rijnevelshorn’, in: M. Bruggeman e.a. (red.), Mensen van de Nieuwe Tijd. Een liber amicorum voor A.Th. van Deursen (Amsterdam 1996), 229; Idem, Wegen van Evert Willemsz. Een Hollands weeskind op zoek naar zichzelf (Nijmegen 1995) 370-371.
- eind9.
- Van der Haar, Schatkamer, 182-183. De eerder genoemde Van Santen bezat De guldene annotatien, naast verder o.a. Marnix' Byencorf, Delforterie, ‘Frans Jansz. van Santen’, 117, 119.
- eind10.
- E. Stronks, Stichten of schitteren. De poëzie van zeventiende-eeuwse gereformeerde predikanten (Houten 1996) 22.
- eind11.
- J. ter Meulen et P.J.J. Diermanse, Bibliographie des écrits imprimés de Hugo Grotius (La Haye 1950) nrs. 59-75.
- eind12.
- F.A. van Lieburg, ‘Piëtistische lectuur in de zeventiende en achttiende eeuw’, Documentatie blad Nadere Reformatie 13 (1989) 76.
- eind13.
- Vgl. de opsomming van subgenres bij Van Lieburg, ‘Piëtistische lectuur’, 82.
- eind14.
- W.J. op 't Hof, Engelse piëtistische geschriften in het Nederlands, 1598-1622 (Rotterdam 1987) 44-57.
- eind15.
- Op 't Hof, Engelse piëtistische geschriften, 23-28.
- eind16.
- R.B. Evenhuis, Ook dat was Amsterdam. II: De kerk der hervorming in de gouden eeuw (Amsterdam 1967) 323-324.
- eind17.
- David Beck, Spiegel van mijn leven. Een Haags dagboek uit 1624. Ed. Sv.E. Veldhuijzen (Hilversum 1993) 185.
- eind18.
- J. van der Haar, From Abbadie to Young. A bibliography of English, most puritian works, translated i/t Dutch language (Veenendaal 1980); C.W. Schoneveld, Intertraffic of the mind. Studies in seventeenth century Anglo-Dutch translation with a checklist of books translated from English into Dutch, 1600-1700 (Leiden 1983).
- eind19.
- De auteur, de jurist John Hayward, is een ander dan de gelijknamige predikant vermeld in Op 't Hof, Engelse piëtistische geschriften, 265-271.
- eind20.
- The practice of piety (1612) was ook in diverse andere landen populair. Op 't Hof, Engelse piëtistische geschriften, 169-170.
- eind21.
- Frijhoff, Wegen, 546.
- eind22.
- L.F. Groenendijk, ‘Piëtistische vademecums voor zeevarenden’, Documentatieblad Nadere Reformatie 11 (1987) 126-139 (citaat: afb. p. 128).
- eind23.
- L.F. Groenendijk, ‘Opdat de mensche Gods volmaeckt zy. Lectuur voor de religieuze vorming der gereformeerden tijdens de zeventiende eeuw, met bijzondere aandacht voor de bijdrage van de Nadere Reformatie aan de gezinsdevotie en -catechisatie’, Pedagogische verhandelingen 9 (1986) 16-54.
- eind24.
- G. de Bouma, De vermeerderde christelycke catechismus der Nederlandtsche Gereformeerde Kercken (Dordrecht: Jan Barentsz Smient, 1659).
- eind25.
- Beck, Spiegel van mijn leven, 29.
- eind26.
- Visser, Broeders in de geest, I, 354-356.
- eind27.
- Aandacht verdient nog een uitgave van de Navolginghe Christi (De Rijp 1644): P. Visser, Dat Rijp is moet eens door eygen rijpheydt vallen. Doopsgezinden en de Gouden Eeuw van De Rijp (Wormerveer 1992) 95 nr 33.
- eind28.
- Thomas à Kempis, Navolginge Christi (...). Vert. Cornelis Boey (5e dr., 's-Gravenhage: Anthony en Johan Tongerloo, 1655) **1r-**1v.
- eind29.
- Ibidem, **4v-**5v.
- eind30.
- ‘Aenmerckinge’, ibidem, **2r.
- eind31.
- Boey is tevens auteur van een psalmberijming.
- eind32.
- W.J. op 't Hof, ‘Een tweeden Thomas à Kempis (doch gereformeerden), in: P. Bange e.a. (red.), De doorwerking van de Moderne Devotie, Windesheim 1387-1987. Voordrachten gehouden tijdens het Windesheim Symposium Zwolle/Windesheim 15 17 oktober 1987 (Hilversum 1988) 151-165, m.n. 160-161. Over de Nederlandse edities en vertalingen: Th. Clemens, ‘Een verkennend onderzoek naar de waardering voor de Imitatio Christi in de Nederlanden tussen 1600-1800, in het bijzonder onder katholieken’, ibidem, 217-231.
- eind33.
- W.J. op 't Hof, ‘Rooms-katholieke doorwerking binnen de Nadere Reformatie. Een eerste algemene verkenning’, Documentatieblad Nadere Reformatie 15 (1991) 73-121, m.n. 106.
- eind34.
- Clemens, ‘Een verkennend onderzoek’, 231.
- eind35.
- Stronks, Stichten of schitteren, 139-140.
- eind36.
- Over geestelijke liedboeken: B. Hofman, Liedekens vol gheestich confoort. Een bijdrage tot de kennis van de zestiende-eeuwse schriftuurlijke lyriek (Hilversum 1993). Zie ook de recensie van P. Visser in Doopsgezinde bijdragen NR 19 (1993) 220-224.
- eind37.
- Visser, Broeders in de geest, I 230.
- eind40.
- Vgl. R. Chartier, ‘De l'histoire du livre à l'histoire de la lecture: les trajectoires françaises’, Archief- en Bibliotheekwezen in België 60 (1989) nr. 1-2, 161-189, m.n. 183-184.
- eind41.
- Visser, Broeders in de geest, I, 357-360.
- eind42.
- Vgl. H.W. Roodenburg, Onder censuur. De kerkelijke tucht in de gereformeerde gemeente van Amsterdam, 1578-1700 (Hilversum 1990) 41.
- eind43.
- Stronks, Stichten of schitteren, 31-33; P. Visser, Godtslasterlijck ende pernicieus. De rol van boekdrukkers en boekverkopers in de verspreiding van dissidente religieuze en filosofische denkbeelden in Nederland in de tweede helft van de zeventiende eeuw (Amsterdam 1996) 10-11.
- eind44.
- Hierover: W. Heijting, ‘Devote en seer schoone boekskens. Boekhistorische verkenningen rond het nederlandstalig godsdienstig proza in de zestiende eeuw’, Jaarboek voor Nederlandse boekgeschiedenis 1 (1994) 25-42; Idem, ‘“Ziet daer staedt ghescreven ende 't es zo”. Het boek en de overdracht van ideeën bij de eerste Nederlandse evangelisch gezinden’, in: M. Bruggeman e.a. (red.), Mensen van de Nieuwe Tijd. Een liber amicorum voor A.Th. van Deursen (Amsterdam 1996) 14-28.
- eind45.
- W. Frijhoff, ‘Communication et vie quotidienne à la fin du moyen age et à l'époque moderne: réflexions de théorie et de méthode’, in: Kommunikation und Alltag in Spätmittelalter und Früher Neuzeit. Internationaler Kongress Krems an der Donau 9. bis 12. Oktober 1990 (Wien 1992) 9-37, m.n. 29.
- eind46.
- De aantallen edities zijn per kwart eeuw resp. 526, 691, 1564, 1005; Van Lieburg, ‘Piëtistische lectuur’, 76.
- eind47.
- Groenendijk, ‘Opdat de mensche Gods volmaeckt zy’, 28-32.
- eind48.
- H. van Koolbergen, ‘De materiële cultuur van Weesp en Weesperkarspel in de zeventiende en achttiende eeuw’, Volkskundig bulletin 9 (1983) 32.
- eind49.
- De basis hiervoor vormen: J.M. Hoppenbrouwers, Oefening in volmaaktheid. De zeventiendeeeuwse rooms-katholieke spiritualiteit in de Republiek (Den Haag 1996); Bibliotheca Catholica Neerlandica impressa 1500-1727 (Den Haag 1954).
- eind50.
- B. van Selm, ‘Particuliere bibliotheken en boekenbezit in de Republiek’, in: Idem, Inzichten en vergezichten. Zes beschouwingen over het onderzoek naar de geschiedenis van de Nederlandse boekhandel (Amsterdam 1992) 80.