De Zeventiende Eeuw. Jaargang 13
(1997)– [tijdschrift] Zeventiende Eeuw, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 209]
| |
Muziek voor Munster
| |
[pagina 210]
| |
1. De Arcke des Heeren wort Processie-wijs ghedragen. Uit: C. van Essen, Antwerpsche Omme-gangh oft Lust-triumphe. Antwerpen 1648. Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
iedereen bevaren zou kunnen worden. Na het schip komt een Walvis, waarop Orpheus is gezeten, spelend op zijn vedel (Ill. 3); verder volgen onder meer een Reus, en de Reuskens - dat zijn de ‘kinderen der rijcke ende machtighe, opgepronckt, weeldigh ende vol lustigh levende’ (Ill. 4 en 5) - voorts een Parnassus-Bergh, die verwijst naar de kunstenaars in de stad, en volgens de houtsnede wordt bevolkt met muzikanten die zich bedienen van dwarsfluit, luit, vedel of viool en triangel, terwijl er ook gezongen wordt (Ill. 6). Dit alles gecompleteerd met twee fonteinen en het vliegende paard Pegasus. De stoet wordt besloten met bijbelse taferelen. Zoals gezegd duurden de feestelijkheden in Antwerpen drie dagen, en die termijn is ook gerapporteerd uit Brussel. Daar weerklonken vreugdeschoten, talloze trommels, trompetten en andere instrumenten. Op de derde feestdag zetten velen hun tafels in de open lucht voor hun deuren en daar werden ze de volgende dag nog aangetroffen, drinkend en zingend - men wist van geen ophouden. In Munster zelf werden twee zangkoren, zeven trompetten en een keteltrom ingezet om de proclamatie kracht bij te zetten, en weerklonk in vele kerken het Te Deum. Ook hier vloeide de drank rijkelijk, vooral uit een fontein die Peñaranda voor zijn residentie had laten opstellen. De wijnfontein spoot tot negen uur 's avonds en trok veel volk. Men zag volksvrouwen met beide handen de wijn opslurpen en menigeen moest door drank overmand de nacht buiten doorbrengen.Ga naar eind3. In Haarlem moet ook feest zijn gevierd. Dat de stadsmuzikanten er actief zijn geweest, kunnen we afleiden uit twee brieven van Cornelis Tymensz Padbrué aan het stadsbestuur. Padbrué, de bekende componist, toonzetter van Westerbaens Kusjes en Vondels Kruisbergh, was zelf ooit stadsmuzikant in Haarlem geweest en | |
[pagina 211]
| |
2. Het Schip. Uit: C. van Essen, Antwerpsche Omme-gangh oft Lust-triumphe. Antwerpen 1648. Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
zelfs leider van de band, maar hij was in 1635 wegens ruzie in de groep van zijn functie ontheven. Bij de proclamatie van de vrede in 1648 blijkt hij evenwel toch te hebben gespeeld; het stadsbestuur betaalt hem er 6 gulden voor.Ga naar eind4. Misschien is dat ter versterking van de vaste groep, maar wellicht ook omdat Padbrué muziek heeft gecomponeerd voor de gelegenheid: ‘een goet accoort van Spel en zangh verzorgd’, noemt hij het, en elders 't Mysyck tot dien eynde [=van de publicaty der Aengenaemen vrede] met geestige vredenswoorden’. Deze muziek van Padbrué is helaas verloren gegaan. Het is de enige Nederlandse muzikale compositie ter gelegenheid van Munster, waarover mij iets bekend is. Wel zijn er liederen bewaard voor de vredesvieringen, dat wil zeggen liedteksten op bestaande melodieën. Uit Haarlem kennen we bijdragen van twee rederijkerskamers. Er is een pamflet bewaard, gedrukt door stadsdrukker Vincent Casteleyn en op 5 juni ‘gezongen ende gepronuncieerd’ door de Wijngaert-rancken.Ga naar eind5. Deze Triumph-Trompet over de Vrede bestaat uit een referein en een lied op de wijze van Uytmuntenst' Harderinne (een bekend liedje). Een contrafact dus zoals er in de liedboeken duizenden voorkomen. Het geheel is ondertekend met de spreuk ‘Verblijdt in 't Kruys’. Verwant van opzet maar uitgebreider is het Gedicht ende Gesang op de Eeuwige Vrede van de Vlaamse kamer in Haarlem, De Witte Angieren.Ga naar eind6. Dit pamflet bestaat uit een dialoog, een refrein en wordt besloten met een Vrede-lied, ook een contrafact. Substantiëler is de bijdrage van de factor van de Wijngaert-rancken, de schilder Steven Theunissen van der Lust, auteur van menig toneelstuk. Bij Casteleyn ver- | |
[pagina 212]
| |
3. Den Walvisch. Uit: C. van Essen, Antwerpsche Omme-gangh oft Lust-triumphe. Antwerpen 1648. Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
scheen Van der Lusts Olyf-Kransen, gevlochten om 't hooft van de Hemelsche Vrede op de Triumph-doot vanden Bloedthondt den dullen Mars, sanghs-wijse vertoont by den 145 Jaerige Reden-Kamer Liefd boven al, ook vertoond op 5 juni.Ga naar eind7. Deze Olyfkransen zijn vier reien, die werden gezongen bij even zoveel vertoningen (tableaux-vivants). Ze gaan op bekende melodieën.Ga naar eind8. Wat de vertoningen precies behelsden, wordt niet aangegeven en is ook niet af te leiden uit de teksten van de liederen. Ze loven de vrede en spreken de hoop uit dat het geen valse vrede zal zijn, of dat er niet zoals bij het Twaalfjarig Bestand binnenlandse twisten zullen uitbreken; ze vergelijken de moeilijke omstandigheden van de Republiek in oorlogstijd met die van het oude Israël en onderstrepen de band met het huis Nassau. In de vierde rei, getiteld Vrede-Lof, ontbreken zulke zwaarmoedige bespiegelingen: Wech nu met Julius Caesars Kroon,
Met Hectors lof en Peerel-Throon,
Wech Scipioos verwinningh Krans,
Vrede, vrede, in Hemels glans.
Wij eieren Vreed' met Vreeds Olijf,
En stroyen Lauwer, Palm en Klijf [=klimop],
Wy reyen vredigh handt aen handt,
Vrede-Triumph in Nederlandt. enz.
Het is interessant deze Haarlemse vertoningen te plaatsen naast die uit Amsterdam, die veel beter zijn gedocumenteerd. In Amsterdam hadden Jan Vos, Geeraerdt Brandt en Samuel Coster vertoningen ontworpen en voorzien van gedichten. Brandts vertoningen bijvoorbeeld laten episoden zien uit de strijd van de | |
[pagina 213]
| |
4. Reuse. Uit: C. van Essen, Antwerpsche Omme-gangh oft Lust-triumphe. Antwerpen 1648. Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
Batavieren tegen de Romeinen. Ook Vos benoemt zijn vertoningen expliciet: 't Gewapende Euroope, 't Woedende Oorlog, d' Afgestreede Vreede, d'Omhelsde Vreede, enzovoorts.Ga naar eind9. De Amsterdamse vertoningen, die op de Markt werden gehouden, zijn voorzien van gedichten, die niet gezongen zullen zijn geweest maar sprekend voorgedragen. Wel werd het ophalen van de gordijnen telkens ingeluid door het ‘steeken der schalmeijen en schuiftrompetten’ van de stadsspeellieden; in totaal achttien keer. De muzikanten stonden opgesteld op de galerij van de Waag.Ga naar eind10. Ook de Nieuwe Vertooningen die op 23 juni op de schouwburg zouden worden vertoond door A. Boelens hebben allegorische taferelen, zoals 't Ontwapenen van Mars, d' Ontloken Aarde, enz.Ga naar eind11. Vergeleken bij de talrijke, prachtig uitgevoerde en met veel poëzie omgeven Amsterdamse vertoningen moeten de vier uit Haarlem ouderwetse, provinciale rederijkersprodukten te zijn geweest. Ook de muziek was fout. Het lijkt me tenminste veelbetekend dat alleen de Haarlemmers zich van liedmelodieën bedienden: de Amsterdammers achtten de eenvoudige liedvorm wellicht niet meer geschikt voor hun hooggestemde poëzie. Ook de bundel Olyf-krans der Vreede bevat uitsluitend gedichten, dat wil zeggen: geen liederen.Ga naar eind12. Uit Amsterdam vond ik welgeteld één liedpamflet, De Fama singht het Voor-gesang van de hand van Jan Pietersz Beelthouwer, vermoedelijk beeldhouwer van beroep en een ijverig collegiant met libertijnse opvattingen.Ga naar eind13. In 19 strofen zingt hij zijn vredezang, op de wijze van psalm 116. Een pamflet waarbij ik iets langer wil stilstaan is het Klaegh- ende Troost-Liedt op de Vreede, op de wijze Maeyke mijn Lieff, etc.Ga naar eind14. In dit lied uit een aantal soldaten van velerlei nationaliteit - Hollander, Fransman, Spanjaard, Italiaan, Engelsman, benevens een student en een Fries - op kluchtige wijze hun gevoelens over de vre- | |
[pagina 214]
| |
5. Reuskens. Uit: C. van Essen, Antwerpsche Omme-gangh oft Lust-triumphe. Antwerpen 1648. Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
de. Het lied is extra interessant omdat het een geuzenlied is. Althans, het is geïnspireerd op twee oudere geuzenliederen; in het Geuzenliedboek zelf komen geen liederen op de Vrede van Munster voor.Ga naar eind15. De twee oudere geuzenliedjes gaan op dezelfde melodie als het lied uit 1648 en voeren eveneens een internationaal gezelschap soldaten ten tonele. Het eerste werd gedicht naar aanleiding van het sluiten van het Twaalfjarig Bestand.Ga naar eind16. Een Spaanse soldaat moet zijn biezen pakken en klaagt zijn nood bij een Nederlandse vriendin, die weinig vriendelijk afscheid van hem neemt: Mayken mijn lief wat sullen wy maken
Vale me Deos, in dit bestant,
Dit brenght quay neeringh in onse saken.
[Maaiken:] Nou Singnor dus ruymet Lant,
[Spanjaard:] Singnora dat waer groote schant,
t'Huys te comen naeckt en bloot
Dus moeten wy spelen sonder quelen
Schappeken [=kiel of mantel] is goet pant in noot.
De thematiek herinnert aan het geuzenlied Hoe die Spaensche Hoeren comen klagen, om datmen de Spangiaerts wil verjagen: een afscheidsdialoog van Spaanse soldaten en Nederlandse legerhoerenGa naar eind17.. De Spaanse soldaat uit 1609 is niet de enige die van zijn broodwinning is beroofd. Dat geldt evenzeer voor de Italianen, Fransen, Engelsen, Hoogduitsers en ook voor de Nederlandse soldaten: | |
[pagina 215]
| |
6. Parnassus-Bergh. Uit: C. van Essen, Antwerpsche Omme-gangh oft Lust-triumphe. Antwerpen 1648. Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
Jae wy vrome Nederlanders
Die den Krijgh hebben ghedient,
Wy saghent oock wel liever anders,
Dan wy zijnt Bestant gheen Vrient (enz.)
Het tweede geuzenlied dat het lied van 1648 als inspiratiebron diende betreft het einde van het Bestand in 1621. Het komt uit de Friesche Lusthof van Jan Jansz Starter (1621).Ga naar eind18. De dichter herenigt de soldaten met hun liefjes. Als eerste kust de Spanjaard weer de handen van zijn Maaiken:
Beso los manos, mijn soete Schelmken,
Mijn lieve Liefken Como le va,
Het is tijdt dat ick mijn Helmken,
Mijn Kruyt, mijn Loot, weer halen ga.
Geheel volgens de regels van het antwoordliedGa naar eind19. pakken nu achtereenvolgens Italianen, Fransen, Engelsen, Hoogduitsers en Nederlanders de draad van de oorlog weer op. Starter voegt er nog Friezen (‘Myn leave Bauckje, myn swiete Famke’) en Latinisten (studenten, ‘Verkoopt u Boecken, koopt goet gheweer’) aan toe.
In het Klaegh- ende Troost-Liedt op de Vreede uit 1648 treden dezelfde soldaten op als bij Starter, alleen is de volgorde wat veranderd. Het begint met een plat sprekende Hollands matroos, die zijn naderende armoede beklaagt: | |
[pagina 216]
| |
Niet een pijpje, niet een pintje
Saller nu op meugen staen.
In dees Vree, men lieve Kintje,
Isset met Matroos e daen.
[Trooster:] Hoe soo, men Vaer? neen: wacker aen!
In westen rijst een buy: och, och!
De Portugijsen, die meugen grijsen,
De nieuwe Geusen leven noch.
De troosteres ziet dus ruimschoots mogelijkheden in de West voor haar matroos. Ook de andere soldaten klagen en worden getroost met suggesties in welke oorlogen zij hun beroep verder kunnen uitoefenen. Alleen de student hangt zijn degen aan de wilgen (‘Beter togatus, als lam armatus’). Aardig is ook de Friese strofe, waarin de soldaat de raad krijgt een rijke oude vrouw aan de haak te slaan, teneinde het gevaar van te moeten werken af te wentelen. Dit geuzenlied après la lettre is al met al een typisch contrafact in die zin, dat het melodisch, formeel en thematisch voortborduurt op het model, of in dit geval: modellen.Ga naar eind20. Interessant is de parallel die wordt getrokken tussen de Vrede van Munster en het Bestand. De volledige tekst van het lied vindt men in de bijlage.
Van één lied is de context volledig duidelijk. Het komt voor in het toneelstuk Hollants Vree-tonneel of Bly-Eynt Speel van de uit Nijmegen afkomstige eerstejaarsstudent Pieter van Haps.Ga naar eind21. Anders dan bij Vondels Leeuwendalers is hier sprake van een haastklus, en het is zelfs de vraag of het stuk ooit is opgevoerd. Maar Pieter kreeg er 15 gulden voor van het stadsbestuur. Het liedje in kwestie wordt gezongen door een feestvierder, die zijn drinklied inleidt als volgt: So volgde ik den trant, van de live lecke pot,
Want ieder heeft zijn stijl, en dat is mijn zanggod.
Nu dan hoort toe. Ik zwigh, de stem wil nog niet klinken.
Daarmee, wat schort u keel? sou je noch wel eens drinken
Daar haperent strax aan, Ey daar verstijft mijn tong,
k Wou dat er iemand waar die 't lietje voor mij zong. Enz.
Eindelijk begint hij, op de wijze (‘trant’) van de Lickepot (een bekend drinkliedje):Ga naar eind22. Wat sijn de tyden sonder stryden
Wat sijn de Vrede tyden soet
Slaet in d'handen, staept met de voet
Wie soud hem nit in Vreed verblyden? Enz.
Er wordt gedronken op de Heren te Munster en op de Hoogmogende Staten. Iedereen zingt mee: ‘'t Is geen lief-hebber van de Vree/Die niet en fluit dit fluitje mee’. Zoals zo vaak is het een kluchtige scène, die ons een blik gunt in het leven van de gewone man. Dit is het soort liedjes dat moet zijn gezongen tijdens de volksfeesten die we boven beschreven zagen. | |
[pagina 217]
| |
De laatste muziek voor Munster die ik hier naar voren wil brengen, is substantiëler van omvang en voert ons weer naar Antwerpen. Het is een bundel contrafacten op muziek van de Italiaanse componist Giovanni Giacomo Gastoldi: de Balletten met vijf, ses en acht stemmen (...), ghestelt op Italiaensche Rijmen, nu tot lof vanden Peys tussen Spaignien ende Oraignien, en tot vermaeck, van de Neder-landtsche jeught, met Neder-duytsche woorden verciert. Het is uitgegeven in Antwerpen, door de erfgenamen van Peter Phalesius, 1649. Enerzijds is deze bundel iets heel bijzonders, anderzijds staat hij in een traditie. Het bijzondere is gelegen in het feit dat een hele muzikale cyclus, in casu de vijfstemmige balletten van Gastoldi, van nieuwe teksten zijn voorzien. Dit komt praktisch niet voor, behalve nu juist bij Gastoldi.Ga naar eind23. Het gaat om twee collecties balletten: vijf- en driestemmige. Deze verschenen respectievelijk in 1591 en 1594 in Venetië. Ze werden in heel Europa gedrukt, gezongen en gespeeld, en de vrolijke falala- refreinen werden door menig componist nagevolgd. Uitgever Phalesius uit Antwerpen verzorgde talrijke heruitgaven, zowel in het Italiaans als in het Nederlands. In de Noordelijke Nederlanden werden de driestemmige balletten gedrukt in 1628, met een Nederlandse stichtelijke tekst en een vierde stem, er door een Zutphense organist bijgecomponeerd. In 1641 verscheen bij Phalesius in Antwerpen weer de bundel driestemmige balletten, nu met wereldlijke teksten van iemand die tekende met de spreuk Vanden Bossche in't veldt. In totaal zijn er zeven drukken met Nederlandse teksten van die driestemmige balletten bekend. De vijfstemmige balletten werden aanvankelijk alleen met hun oorspronkelijke Italiaanse teksten herdrukt. Hoewel enkele van de afzonderlijke balletten heel populair werden, werd de gehele cyclus voor het eerst van Nederlandse teksten voorzien in 1648. Ze zijn gewijd aan de Vrede van Munster en ondertekend door dezelfde Vanden Bossche in't veldt die eerder de driestemmige balletten van Nederlandse tekst voorzag. Vanden Bossche in 't veldt stelde zich de niet geringe taak om negentien falala-melodieën van lyrische teksten over de vrede te voorzien. Op enkele ga ik wat nader in. De bundel opent met een inleidend madrigaal, een Introduttione a i Balletti: O compagni allegrezza
Noi siam gionti in Cucagna.Ga naar eind24.
Toegepast op de vrede van Munster wordt dat: Hoort gij burgers, hoort gij boeren
Hoort hoort knechten en Heeren
Hoort, ik verkondige den peis van Spagnien
gesloten met Oragnien.
Het karakter van de aankondiging is duidelijk ontleend aan het Italiaanse voorbeeld. Boven de composities staat steeds een min of meer toepasselijk bijbelcitaat, in dit geval: Quam pulchri pedes annuntiantis pacem (Hoe liefelijk zijn op de bergen de voeten van den vreugdebode. Jesaja 52:7). Ook in het volgende voorbeeld heeft de dichter zich door het Italiaanse voorbeeld laten inspireren, Gastoldi's Amor vittorioso: | |
[pagina 218]
| |
Tutti venite armati
O forti miei soldati
Falalalalala
Io son l'invitt'Amore
Giusto saetatore.Ga naar eind25.
De minnaar op het oorlogspad dus. De thematiek is muzikaal geïllustreerd door dat het falala-refrein wordt gezongen op trompet- en trommelmotieven. In de Nederlandse vredescontext wordt dit 't Is genoeg oorlogsmannen
Den krijg is uitgebannen
Maakt pak en zak, trauwanten
Lutenants en sergeanten,
Flux op aen't marcheren,
Soetelaers en trosboeven [-marketenters en legerknechten],
Wacht u van hier te toeven.
Deze vijfstemmige vredesballetten verschenen in 1649. Of ze een rol gespeeld hebben bij de vieringen in 1648, is niet gedocumenteerd, maar het lijkt aannemelijk.Ga naar eind26. | |
BesluitOp zoek naar muziek voor Munster hebben we twee soorten gegevens gezien. Ten eerste een aantal artefacten: een compositie van Padbrué, vredesliederen uit vooral het rederijkersmilieu, geuzenliederen, een drinkliedje en een collectie vredesballetten. Ten tweede een aantal vormen van vieren: plechtige afkondigingen op het stadhuis, vergezeld van stadsmuziek, missen met het Te Deum, een ommegang, ook met muziek, volksfeesten met drank en gezang, voordrachten van rederijkers, vertoningen met muziek, enkele toneelstukken. Hoewel in lang niet alle gevallen er een directe link tussen de artefacten (de ‘teksten’) en de vieringen (de ‘contexten’) is aan te wijzen, geven ze gezamenlijk een indruk van de rol van muziek en zang tijdens de vieringen van de Vrede van Munster. | |
BijlageKlaegh- ende Troost-Liedt op de Vreede.
Gent, Universiteitsbibliotheek. Pamflet Meulemans 2977.
HOLLANDER.
Niet een pijpje, niet een pintje
Saller nu op meugen staen.
In dees Vree, men lieve Kintje,
Isset met Matroos e daen.
[trooster:] Hoe soo, men Vaer? neen: wacker aen!
In [t] westen rijst een buy: och, och!
| |
[pagina 219]
| |
De Portugijsen, die meugen grijsen,
De nieuwe Geusen leven noch.
HOOGDUYTS.
Hauwen, stichen, brennen, brechen,
Das war al mein hartz und sin.
Fluchen, schweeren, sauffen, zechen
Bracht mir lust und frewde in.
Its ist aber alles hin.
[trooster:] Nein, Hans! frisch auf: bleib nur ins felt.
Die Satisfaction und Execution
Werden noch kosten meer blut dan gelt.
FRANSMAN
O les Coquins, ô les grands Traitres,
Die ons dees Vreede hebt gemaeckt!
Ick moet soecken d'autres Maitres,
Ma fortune is hier gestaeckt.
Maer doch, courage, al ben ick naeckt.
Want siet, wat heb ick hier gehadt?
Pain & frommage, maigre pottage:
Cinq sols par jour; een groote schat!
SPAIGNART.
O hydeputa! tan los Soldados,
Come los cabos raeck' in schant!
Estropeado, pobre, cuitado,
Don Fulano moet van kant.
[trooster:] No no Señor, daer's noch Vyant.
Allegremente: gaet vry te krouch:
Borrique, Borrique, roept noch Franckrijcke:
El Francés geeft u wercks genouch.
ITALIAEN.
Troppo sottile & molto bravo,
Ben ick, een rechten Italiaen.
Om wat te pigliar, giamai ignavo:
Con questa pace, is 't al gedaen.
[trooster:] Stá fermo Signor! wilt noch niet gaen.
Want Don Felippo Ducaten geeft,
Om te betalen, en weer te halen
Wat Ludovico genomen heeft.
ENGELSMAN.
Kom hither boy: we moeten verhuysen,
To beg is best: i am undon.
My purs is flat: mijn hemt vol luysen.
[trooster:] How so sweet Master? [Engelsman:] the war is gon.
[trooster:] Ist nothing els? dibbe dob my drum!
Kings, Parliaments, Independents!
Daer zijn voor handen, in onse Landen,
Warr and distractions without end.
| |
[pagina 220]
| |
STUDENT.
Arma virumque; semper canebam,
In vechten, springen, seer wel geleert.
Aen pluymen, degens, quicquid habebam,
Heb ick mijn geldeken seer milt bekeert.
In bello woud' ick zijn gepromoveert.
Maer och! 'tis vree. [trooster:] wel, dat's u gewin.
Beter togatus, als lam armatus.
De pen brengt eere, staet, en rijckdom in.
OUT VRANCS.
Het wylde wyrom meyet wezze
Dats' it fiuchtin habbe forbean.
'K mey net lerre, 'k ken net lezze;
In 'k soe so need oet bodjen gean.
[trooster:] Wol sioucke mieg: dou moste oet siean:
Aad Ansk hat botses: dy schylge faem.
Yow dou dijn knote, om sock in maloote:
Ye sil dy souppe, sapp' in lyrra jaen.
Verklaring: Hollander 4: e daen: dialect voor ‘gedaan’. 7: grijsen: huiveren. De Portugezen zullen huiveren voor de geuzen van de Westindische Compagnie. Hoogduyts 3: zechen: drinken. Fransman 8: sol=sou: stuiver. Spaignart 1-4: O hoerenzoon, soldaten en commandanten raken in schande! Invalide, arm, verdrietig, Don Huppeldepup moet weg. 7: borrique=bourrique: ezel, stommeling. Italiaen 1-5: Ik ben te fijnbesnaard en veel te dapper om iets te pikken, mijn naam is haas. Met deze vrede valt hier niets meer te doen. Blijft staan, Mijnheer! Daar is een andere vijand. Student 1: Wapens en man heb ik altijd bezongen. 3: wat ik maar had. 7: Beter in toga dan slecht gewapend. Out Vrancs. Het opschrift ‘Oudfrankisch’ voor een Friese strofe wekt bevreemding. Mogelijk is de aanduiding als grap gegeven in de hoop dat de nietsvermoedende (Hollandse) zanger het boertige Fries voor deze oude, alleen voor geleerden begrijpelijke taal zou aanzien. Vertaling: Wat duivel mag het zijn/ Dat ze het vechten hebben verboden./ Ik wil niet leren, ik kan niet lezen,/ En ik zou uit nood gaan werken. [trooster:] Wel Sjouke, vriend, je moet opletten:/ Oude Ansk heeft duiten, die schele meid. Geef jij je knotte aan zo'n mallote, / Dan zal ze je karnemelk, sap en rookvlees geven. (De knotte- of knoppeldoek was een geknoopte doek met geld, die de vrijer zijn vrijster gaf ten teken dat het menens was). Met dank aan prof. dr Ph. Breuker. |
|