De Zeventiende Eeuw. Jaargang 13
(1997)– [tijdschrift] Zeventiende Eeuw, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 183]
| |
Vondel en de Vrede van Munster: ambivalente gevoelens
| |
LeeuwendalersAan Leeuwendalers moet Vondel al vrij snel zijn begonnen na het ondertekenen van het vredestraktaat door de Staatse en Spaanse onderhandelaars op 8 januari 1647 in Munster. Het is onduidelijk of Vondel het stuk is begonnen op eigen initiatief of dat hij een opdracht heeft gekregen van de stadsregering of het schouwburgbestuur. De meeste literatuurhistorici zijn geneigd uit te gaan van een opdracht, hoewel het begin 1647 helemaal niet vanzelfsprekend was dat Vondel een officiële opdracht zou krijgen, want hij was op dat moment in brede politiek-kerkelijke kringen bepaald niet onomstreden. In 1646 was hij hevig in opspraak gekomen met zijn treurspel Maria Stuart, waarbij hij was gestuit op de grenzen van de Amsterdamse tolerantie. De remonstrant Geeraardt Brandt laat zich bijna veertig jaar later in zijn Leven van Vondel nog afkeurend uit over de inhoud en de intentie van dit stuk.Ga naar eind6. Vondel had echter in 1647 niet alleen de calvinistische orthodoxie tot vijand, maar door de uitgave van Grotius Testament in 1645, waarin hij van Grotius bijna een cryptokatholiek wilde maken, had hij ook de remonstranten van zich vervreemd, iets wat hem in 1647 nog eens door Geeraardt Brandt zou worden ingewreven in diens uitgave van het tweede deel van I.V. Vondels Poesy, ofte | |
[pagina 184]
| |
Verscheide gedichten.Ga naar eind7. Het lag dus allerminst voor de hand dat Vondel in aanmerking zou komen voor een officiële opdracht tot het schrijven van een feestspel. Zo die er dus al is geweest - en ik neem aan dat dat het geval is - zal het een zeer geclausuleerde opdracht zijn geweest,Ga naar eind8. want Vondels bijdrage aan de festiviteiten moest aansluiten bij de feestelijke gevoelens van een groot deel van de Amsterdamse bevolking en mocht zeker geen controversiële thema's bevatten. En als het toch nog mis mocht gaan en er kritiek zou komen, dan moest er, buiten de dichter zelf, niemand aansprakelijk kunnen worden gesteld. De dichter draagt zijn spel dan ook niet op aan de burgemeesters of de schouwburgregenten, maar aan zijn goede vriend Michel le Blon. Vondel heeft zich gewetensvol aan zijn opdracht gehouden. Leeuwendalers is, in Vondels eigen woorden, een stuk ‘zonder gal, zonder erghwaen’, zonder het ‘allerminste neveltje’, waaruit ‘Honighbyen [...] niet dan honigh en nekter [zullen kunnen] zuigen.’ De dichter heeft er naar gestreefd ‘om alle hatelijckheit te schuwen’.Ga naar eind9. Maar omdat hij zich ervan bewust is dat het spel door zijn tegenstanders met argwaan zal worden bekeken op eventuele politieke of religieuze uitglijders, merkt hij toch nog waarschuwend op: ‘Wie hier te diep in verzinckt, en neuswijs, in alle personaedjen vaerzen en woorden, geheimenissen zoeckt, zalze 'r niet visschen’.Ga naar eind10. De dichter toont ons de pastorale gemeenschap Leeuwendaal, die twintig jaar geleden door onderlinge tweedracht uiteen is gevallen in de ‘Noortzy’ en de ‘Zuidtzy’. Beide delen maakten en maken elkaar het leven zuur, want ‘door haet en nijt gedeelt’, [...] beschadighden, en quetsten [zij] elckandere dagelijcks; de Zuidtzijde onder Lantskroon; de Noortzijde onder Volckaert, en zijn Medeheemraden.’Ga naar eind11. Met een enkele pennenstreek heeft Vondel het meest kenmerkende verschil tussen de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden aangegeven: in het Zuiden een monarchaal bestuur, in het Noorden het bewind van de Staten, een voor iedereen herkenbare situatie. Ondanks pogingen tot verzoening blijft de tweedracht in Leeuwendaal bestaan, zij ‘groeit en wast / In top, terwijl men kijft, en bast en wederbast.’Ga naar eind12. Hoewel de leiders misschien wel tot verzoening willen komen, hebben allerlei andere lieden daar geen enkel belang bij, want aan de onderlinge tweedracht valt goed te verdienen, getuige de woorden van de noorderling Warner: Hoe roept men dus om vrede? ick kan den vrede missen.
Het spreeckwoort zeit: in troebel water is 't goet visschen:
Want geen krackeel zoo klein, men haelt 'er voordeel uit.
Waer slagen vallen, valt gemeenelijck goe buit.Ga naar eind13.
Bij de ‘Zuidtzijde’ is de situatie niet veel beter als we Lantskroon mogen geloven, want ‘De slimsten onder ons zijn van geen’ beter aert.’Ga naar eind14. De twist kan dan ook alleen door goddelijk ingrijpen worden beëindigd als de god Pan - in Leeuwendaal wordt de godsdienst van Pan beleden - Wildeman, de personificatie van de oorlog, tot de orde roept. De verzoening tussen beide gemeenschappen bevestigt de intussen ontstane deling, want Lantskroon doet formeel afstand van zijn aanspraken op de Noordzijde: | |
[pagina 185]
| |
De Noortzy blijf voortaen een VRIJHEIT op zich zelf,
Zijn’ Heemraet onderdaen. Dat Volckaert daer regeere
Ten beste van het volck, en twist en onheil keere.Ga naar eind15.
Vondel is er in geslaagd een spel te schrijven waarin geen enkel controversieel thema wordt aangesneden. Nergens is ook maar de geringste toespeling te vinden op zaken als de godsdienstige achtergronden van het conflict, de binnenlandse twisten in het Noorden, Oldenbarnevelt, de positie van het veroverde Brabant of vrijheid van godsdienst voor de gelovigen van alle confessies. De Noordzijde en de Zuidzijde worden gepresenteerd als volstrekt gelijkwaardige gemeenschappen, die zich beide kunnen verheugen in de sympathie van de dichter. Ze zijn hem, de uit Antwerpen afkomstige Amsterdamse burger, beiden even lief. Het enige opmerkelijke gegeven is dat de ‘Noortzy’ en de ‘Zuidtzy’ beide dezelfde godsdienst belijden. Dit gegeven wordt echter niet specifiek geaccentueerd, men kan het slechts vaststellen. Ondanks Vondels waarschuwingen in zijn opdracht is er toch in de negentiende eeuw een discussie ontstaan over Vondels opvattingen in Leeuwendalers, aangezwengeld door Van Lennep en uitgewerkt door Jonckbloet en anderen. Het ging vooral over de vraag of Vondels sympathie niet meer bij het Zuiden ligt dan bij het Noorden. Zowel Van Lennep als Jonckbloet als ook anderen komen tot de conclusie dat op allerlei momenten in het stuk een grotere sympathie voor het Zuiden naar voren komt.Ga naar eind16. Die conclusie vereiste overigens wel erg veel inlegkunde. Anton van Duinkerken heeft deze discussie samengevat in de inleiding van zijn, nog steeds, voorbeeldige editie van Leeuwendalers uit 1947Ga naar eind17. en alle conclusies overtuigend naar de prullenmand verwezen. Wel kan worden geconstateerd dat het stuk nogal wat eerbetoon brengt aan de overleden stadhouder Frederik Hendrik. Dat blijkt al direct uit de opdracht waarin Vondel, na gerefereerd te hebben aan zijn eigen Stedekroon van Frederik Hendrik uit 1632, waarin hij de stadhouder in de voetsporen van Augustus liet treden en de tempel van Janus sluiten, betoogt: Prins VREDERYCK HENRICK heeft zijnen naem met de daet, en alle zijne oorlooghstriomfen, en laurieren met eenen eenigen Vredetriomf, en den gezegenden olijftack gekroont, en ons den Vrede, zijnen lesten adem, tot een geluckigh testament nagelaten.Ga naar eind18. Maar het eerbetoon blijkt ook uit de naamgeving van het ‘heerschap’ van de Noordzijde die ‘Vrerick’ heet en waarover de ‘Voorredenaer’ opmerkt: ‘VRERICK ga hier voor Oranje’.Ga naar eind19. De stadhouder is echter voor Vondel maar één van de vredemakers. Hij werd bijgestaan door de Staten en in het bijzonder door de Amsterdamse stadsregering. Luisteren we opnieuw naar de ‘Voorredenaer’: Danck den hemel, danck uw Herders,
GROOTEN VRERICK, Vooght van 't lant:
Danck der landen rechte hant,
Ons Stadthuis met al zijn Heeren,
Die het zwijn des oorlooghs keeren,
Dat de weerelt ommewroet,
Zat en dol van menschenbloet.Ga naar eind20.
| |
[pagina 186]
| |
Dit accent op de belangrijke Amsterdamse rol in het vredesproces zal nog veel sterker zijn in de beide ‘vredesgedichten’ De getemde Mars en de Vredezang. | |
De getemde MarsBeide gedichten zijn, anders dan Leeuwendalers, nauwelijks bestudeerd.Ga naar eind21. De volledige titel van het eerste gedicht luidt: De getemde Mars. Aen onze vredevaders Vaders des vaderlants de heeren burgemeesters van Amsterdam.Ga naar eind22. Het gedicht werd geschreven in de zomer van 1647 ‘in Oegstmaent, op hope van den algemeenen Vrede.Ga naar eind23. Het wordt voorafgegaan door een opdrachtgedicht aan de burgemeesters waarin Vondel de belangrijke rol die de Amsterdamse magistraat heeft gespeeld in het vredesproces beklemtoont. De burgemeesters worden geprezen om hun onbaatzuchtigheid en hun ‘zorgh en arrebeit en zweet’ die zij hebben gewijd aan het ‘Vaderlant, en algemeene beste’. In de laatste regels van dit opdrachtgedicht roept Vondel de burgemeesters op om de vrijheid, die toch het doel was van de langdurige oorlog, te beschermen, want alleen dan kan de stad bloeien in eendracht en macht: Ay hanthaef zoo het wit der oorelogen,
Den VRYDOM, uw bevochten errefgoet,
Dat ieder duicke in schaduw van dien Hoedt.
Zoo bloeie uw stadt in eendraght, en vermogen.Ga naar eind24.
In De getemde Mars zelf, een verhalend mythologisch gedicht, staan de ontwikkelingen in Europa centraal met een sterke nadruk op gebeurtenissen uit de jaren veertig. De dichter ziet de Europese oorlogen als een straf van God voor het slechte gedrag van de mensen. Het gedicht verhaalt hoe Jupiter Mars naar de aarde stuurt om de mensen te tuchtigen, omdat zij ‘van weelde en voorspoet droncken’, Jupiter hebben uitgedaagd en niet meer geven om ‘wetten, noch geboden’. De gevolgen van Mars' optreden op aarde zijn verschrikkelijk: een groot deel van Europa, de boorden van Schelde, Rijn en Donau, wordt getroffen door een wrede, niets ontziende oorlog. De dichter concentreert zich vervolgens op de meest recente gebeurtenissen: de Portugese opstand tegen de Spanjaarden in Lissabon in 1640, de oorlog tussen Frankrijk en Spanje die datzelfde jaar uitbreekt met als gevolg dat Spanje Catalonië en Roussillon kwijtraakt, de Ierse rebellie tegen de Engelsen in 1641 en de Engelse burgeroorlog die kort daarna begint, het oproer van Mas Anjello in Napels van juli 1647 en de opstanden in Sicilië die daarmee verband houden. Het meest alarmerend is de houding van de Turken. De Italianen (Venetië) zien kans een aanval van de Turken op de Adriatische kust te voorkomen, maar niet die op Kreta in 1644. Pas door die Turkse agressie tegen Kreta komt de mythologische prinses Europa in actie en zij roept de hulp in van Jupiter, wijzend op het permanente Turkse gevaar waaraan zij blootstaat: Onthaelt nu Mars mijn' vyant in die poorte?
D'erfvyanden, die mijn geluck benijden,
Gansch Asie wil my met maght aen boort;
| |
[pagina 187]
| |
De LibiaenGa naar eind25. stuwt zijn gedroghten voort.
Hoe kan 't Europe ontworstlen, of ontrijden?Ga naar eind26.
Zij vindt gehoor bij Jupiter die Mercurius naar de aarde zendt om Mars terug te roepen, maar deze opdracht heeft averechtse gevolgen. Mars is niet meer te temmen en valt met zijn legerscharen nu Jupiter zelf aan om hem van zijn troon te stoten - het is duidelijk dat het Lucifer-thema Vondel al volop bezighoudt. Mars weet Jupiter zodanig in het nauw te drijven, dat deze vertwijfeld uitziet naar mogelijke hulp. Op dat moment verschijnt ‘uit de lucht van Neêrlant een Godin / In eene wolck’,Ga naar eind27. met een ‘olijfkrans, versch gevlochten’ op haar hoofd. Haar [....] wagen wort van Nederlantsche Leeuwen,
Zachtmoedigh voort getrocken door de lucht.
Zij luistren mack naer heure roede en tucht,
En weten nu van brullen, noch van schreeuwen.Ga naar eind28.
Het is de godin van de vrede, die de Nederlandse leeuwen al heeft weten te temmen. Jupiter roept onmiddellijk haar hulp in om Mars aan banden te leggen. Deze opzet werkt. Mars, zoals altijd gauw bekoord door vrouwelijk schoon, laat zijn wapens vallen als hij haar ziet, waarop zij hem boeit ‘Met geen metael, maer zachte Oranje banden.’Ga naar eind29. Daarna [...] drijftze Mars groothartigh voor haer wielen,
En voert hem in triomf heel Neêrlant door.
Haer volgen op dat zegenrijcke spoor
Een dicken drang en wolck van danckbre zielen:
Die zingen: lang regeer' de Vregodinne,
Zoo lang verwacht: zy maeckte Mars gedwee,
En stack zijn zwaert, dat bloedigh zwaert, in scheê.
Dat Nijdt noch Tijdt haer' scepter overwinne.Ga naar eind30.
Recapitulerend kunnen we vaststellen dat Vondel zich beperkt tot de meest recente gebeurtenissen, waarbij hij geen scherp onderscheid maakt tussen opstanden, burgeroorlogen en gewone oorlogen, zij vallen allemaal onder dezelfde noemer van goddelijke rampen die Europa treffen als straf. Van een heel andere categorie rampen is sprake als de Turken in beeld komen: hun aanval op Kreta, dat behoorde tot de Republiek Venetië, is pas echt alarmerend, omdat de Turken het wezenlijke gevaar vormen voor Europa. De Europese vrede is de noodzakelijke voorwaarde voor het afwenden van het Turkse gevaar. Daarom moet de Nederlandse vrede dienen als voorbeeld voor de overige onderhandelingen die nog aan de gang zijn in Munster en Osnabrück, zodat deze snel kunnen worden afgerond. De Republiek als ‘gidsland’ in de zeventiende eeuw. | |
VredezangZagen we in het opdrachtgedicht van De getemde Mars al hoezeer de dichter de Amsterdamse rol in het vredesproces accentueerde, in de Vredezang wordt die rol nog meer uitvergroot en wordt de nadruk gelegd op het belang dat Amsterdam | |
[pagina 188]
| |
heeft bij de vrede. Misschien kan het gedicht nog het beste worden gekarakteriseerd als een aansporing aan de Amsterdamse burgerij tot eerbetoon aan de stadsregering vanwege haar grote verdiensten in het vredesproces. Het hele gedicht is één grote argumentatie om die oproep te onderbouwen. De dichter begint met vast te stellen dat de stad Amsterdam, nu de vrede is bereikt en de vrijheid verworven, op het toppunt staat van haar macht: Amsterdam was noit zoo krachtigh
Op gewonnen slagh of ste,
Als op d'inkomst van den Vre:Ga naar eind31.
Dat ook dit gedicht is geschreven terwijl de overige vredesonderhandelingen in Munster en Osnabrück nog niet waren afgesloten, blijkt uit het feit dat het thema van Nederland-gidsland weer opduikt: Neerlants Vrede schrijft nu wetten
Allen Vorstendommen voor,
Lichtze veur op 't heilzaem spoor
Met lantaernen, en trompetten.
Ieder volge ons witte vlagh
In het kriecken van den dagh.Ga naar eind32.
Uitvoerig schetst de dichter de positieve gevolgen van de vrede: herstel van de handel, ongehinderde toevoer en nieuwe mogelijkheden voor ontdekkingstochten op verre zeen. Hij somt een hele reeks economische voordelen op: de handel genereert een overvloed aan geldmiddelen, die op hun beurt de economische positie van Amsterdam als stapelplaats van de wereld weer zullen versterken met als directe gevolgen het stijgen van de prijzen van grond en huizen en de herleving van de kwakkelende nering. Er ontstaat financiële ruimte voor bouwactiviteiten en inpolderingen, waarbij de dichter in het bijzonder denkt aan de Haarlemmermeer. Ook het platteland zal delen in de economische groei en plaats bieden aan afgedankte soldaten, die werk zullen vinden in de landbouw. Kortom: de vrede zal leiden tot een algemene welvaart waarvan ieder zal kunnen profiteren. Daar zal het niet bij blijven: Holland is bevrijd van de drukkende oorlogslasten en de steden lossen de oorlogsschulden, waaronder zij gebukt gingen, af. Dit leidt tot gezondmaking van de geldmiddelen, waarbij ook weer voor Amsterdam de belangrijkste rol is weggelegd. Al deze toekomstige voorspoed is te danken aan de Amsterdamse regering, die daarvoor de hoogste eer toekomt: Draegh ons VIERTAL op uw handen,
't Welck, als 't nutste Vredelit,
Op 't gekruiste kussen zit,
En 't Gewelt schutte op zijn tanden.
Dat den Landpais steuren quam.
Eer zy Gode, en Amsterdam.Ga naar eind33.
Zo zien we hoe de nieuw verworven vrede voor Vondel steeds meer een Amsterdamse prestatie is geworden. Als we de twee vredesgedichten van Vondel in de Olyf-krans overzien, moeten we constateren dat zij inhoudelijk weinig spectaculair zijn. Wanneer Vondel be- | |
[pagina 189]
| |
toogt dat het verwerven van de onafhankelijkheid het belangrijkste doel van de jarenlange strijd is geweest, zeggen anderen dat met hem. Als Vondel de vrede voornamelijk ziet als een prestatie van de Amsterdamse magistraat, staat hij niet alleen in die opvatting. Men zou hoogstens kunnen zeggen dat Vondel de Amsterdamse rol wel erg sterk uitvergroot. Maar Amsterdam heeft ook een bijzonder belangrijke rol gespeeld in het vredesproces die nauwelijks overschat kan worden. Ook thema's als: de samenhang tussen vrede en economische groei en algemene welvaart, de Nederlandse vrede als voorbeeld voor de rest van Europa, en de notie van het permanente Turkse gevaar, komen elders in Vondels werk voor en treffen we eveneens bij andere dichters aan. Het enige wat Vondels bijdragen echt van die van de andere dichters onderscheidt is hun superieure vormgeving. Vondel zingt in het koor van de Olyf-krans een geheel eigen partij met een vertoon van virtuositeit, die geen van de andere zangers kan evenaren. | |
SalomonIs dit echter alles en mogen we van zo'n door en door politiek-religieus betrokken dichter als Vondel niet meer verwachten? In hoeverre is met de vrede aan Vondels verwachtingen voldaan? Het gaat mij hierbij voornamelijk om de vraag welke verwachtingen hij inzake de vrijheid van godsdienst heeft gehad. Hij zal zeker gehoopt en misschien ook wel verwacht hebben, dat de Spaanse onderhandelaars in Munster er volledige vrijheid van godsdienst voor de rooms-katholieken in de Republiek zouden uitslepen. Dat was, gezien de actuele politieke situatie in de Republiek, misschien nogal naïef, maar veel van Vondels geloofsgenoten zullen hetzelfde hebben gehoopt; zij wilden als volwaardige burgers in de samenleving kunnen functioneren. Toen de werkelijke inhoud van het vredestraktaat, dat de bestaande religieuze situatie handhaafde, tot Vondel zal zijn doorgedrongen, moet hij diep teleurgesteld zijn geweest. De rooms-katholieke christenen zouden tweederangs burgers van de Republiek blijven, een bittere ontgoocheling. Voor iemand die de strijd tussen de rooms-katholieke kerk en het calvinisme zag in het perspectief van een strijd tussen God en satanGa naar eind34. moet er nauwelijks nog iets te juichen zijn geweest. In zijn teleurstelling neemt de dichter zijn toevlucht tot de bijbel. De geschiedenis van koning Salomo, de vredevorst, biedt hem nieuw toekomstperspectief, maar dan wel in de oude zwart-wit tegenstelling van ‘ware’ en ‘valse’ kerk. Nog ‘in 't Vredejaer 1648’, zoals het drukkersimpressum van de eerste editie aangeeft, verschijnt zijn treurspel Salomon.Ga naar eind35. Waarschijnlijk heeft hij dit stuk in korte tijd geschreven; het is zelfs mogelijk dat hij het werk aan Lucifer ervoor heeft onderbroken of uitgesteld.Ga naar eind36. In 1 Koningen 11:1-13 wordt verhaald hoe de oude koning Salomo niet alleen tempels liet bouwen voor zijn heidense vrouwen, maar ook zelf aan die afgoden offerde, waardoor hij Gods toorn en straf over zich afriep. Dit zou uiteindelijk leiden tot de ondergang van zijn ‘rijk van vrede’. Deze geschiedenis gebruikt Vondel voor zijn treurspel, want zij is niet alleen een afschrikwekkend exemplum voor de aanhangers van valse godsdiensten, maar zij spoort ook aan om trouw te blijven aan het eigen ‘wettige’ geloof. Op beide aspecten wordt de nadruk gelegd in | |
[pagina 190]
| |
de, voor Vondel, uitzonderlijk korte opdracht aan Justus Baeck waaraan elke franje ontbreekt. Eerst wijst hij daarin op Salomons heiloozen voorgangk [waardoor] sedert zoo vele duizent zielen omquamen, en in haer bloet versmoorden, en het gescheurde Koningkrijck, Samarie, en Ierusalem, met den tempel en godtsdienst endelijck verdelght, en d'overgebleve stammen in ballingschap weghgevoert werden.Ga naar eind37. Vervolgens legt hij uit dat Salomons ‘dwaesheit namaels de gantsche weerelt ten spiegel diende, om door Salomons ontstantvastigheit tot stantvastigheit in den wettigen godsdienst opgeweckt te worden.’Ga naar eind38. Door middel van Salomon geeft Vondel een heel andere visie op de vrede dan we tot nu toe bij hem gezien hebben, misschien wel in de eerste plaats voor zijn rooms-katholieke medeburgers. Vanuit zijn bijbels-katholieke perspectief ziet hij een parallellie tussen de politiek-religieuze situatie in de Republiek en die in Salomon. Alleen is de toestand in de Republiek vele malen ernstiger dan die in het rijk van Salomo. In Salomon zien we een koning die afgodendienst toelaat, bij uitzondering zelf offert aan die afgoden, maar de wettige godsdienst niet achterstelt of verdrukt. De politiek-religieuze werkelijkheid van de Republiek is in Vondels visie veel schokkender. Hier functioneert een overheid die het geloof van een ‘valse’ kerk belijdt, die kerk steunt en bevoorrecht en bovendien de ‘ware’ kerk verdrukt en belemmert. Deze situatie roept onherroepelijk de toorn en de straf van God over zich af. Dat zal gebeuren op Gods eigen tijd, maar kan wel leiden tot de ondergang van land en volk. Tegelijkertijd kunnen de rooms-katholieke gelovigen troost putten uit Salomon, want zij mogen er de zekerheid aan ontlenen dat God zich hun zaak zal aantrekken. Daarom moet dit exemplum voor hen als aansporing dienen om standvastig te blijven en het oude, ‘wettige’ geloof getrouw te bewaren.Ga naar eind39. Door Salomon in het onderzoek te betrekken, krijgen we een vollediger inzicht in Vondels visie op de vrede van Munster. Hij blijkt met ambivalente gevoelens, die balanceren tussen vreugde en ontgoocheling, tegenover de langgewenste vrede te staan. Het opmerkelijke daarbij is dat zijn teleurstelling onmiddellijk resulteert in het weer op scherp stellen van de bestaande religieuze tegenstellingen vanuit de zekerheid van het eigen religieuze gelijk. Maar alleen zo kan hij de toekomst met godsvertrouwen tegemoet zien. |
|