De Zeventiende Eeuw. Jaargang 13
(1997)– [tijdschrift] Zeventiende Eeuw, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 173]
| |
Liedjes over de Tachtigjarige Oorlog in andere bundels dan het Geuzenliedboek
| |
[pagina 174]
| |
ook stukken die helemaal geen liederen zijn en liederen die niets met de geuzen in eigenlijke zin te maken hebben.Ga naar eind7. Buitendijk koos voor de term ‘strijdzangen’, hoewel zijn keuze niet alleen zangen omvat en ook niet steeds op strijd betrekking heeft. Zijn bloemlezing opent met een martelaarslied over een executie in 1525, ontleend aan een bundel Schriftuerlicke Liedekens uit 1580. Ik laat de martelaarsliederen, die in de zeventiende eeuw vooral in kringen van de doopsgezinden populair zijn gebleven, hier buiten beschouwing en concentreer me op de liederen die betrekking hebben op het krijgsbedrijf tot aan de Vrede van Munster. Het materiaal waarin ik gezocht heb, komt hoofdzakelijk uit Scheurleers lijst van Nederlandse liedboeken.Ga naar eind8. Daarin wordt een onderscheid gemaakt tussen geestelijke en wereldlijke liedboeken. De eerste hebben vooral in de vroege periode een sterk schriftuurlijke inslag, bij de tweede overwegen de amoureuze of amoureus-pastorale liedboekjes sterk. Vele ervan hebben een eenduidig karakter, wat zal samenhangen met hun specifieke gebruikssituatie. Als een boekje zich als schriftuurlijk aankondigt, bevat het normaliter alleen op de bijbel geïnspireerde religieuze liedjes. Er zijn echter ook liedboeken met een meer neutrale titel en een potentieel gemengde inhoud. Aangezien het mij meer ging om het traceren van het verschijnsel dan om een volledige inventarisatie, heb ik mij hoofdzakelijk door Scheurleers titelbeschrijvingen laten leiden bij de selectie van de door te nemen uitgaven. Het ligt voor de hand dat in een Haerlems Oudt Liedt-boeck meer kans is op het aantreffen van een geuzenlied dan bijvoorbeeld in Der Minnaers Harten Jacht of in het Geestelick Vreugde-beeckje, titels waarvan ik overigens wel een exemplaar heb bekeken. In het eerste geval is zowel Haerlems als Oudt een positief selectiekriterium. In locale liedboeken speelt niet alleen thematiek, maar ook herkomst een rol bij het verzamelen van de teksten, wat ruimte biedt voor plaatsgebonden reacties op de vrijheidsstrijd.Ga naar eind9. En onder het etiket ‘oud’ kunnen populaire meezingers opgenomen zijn uit het oude geuzenrepertoire. In diverse liedboeken komen we inderdaad het gezochte materiaal tegen. Soms betreft het liederen die ook in één of meer edities van het geuzenliedboek worden gevonden. Een lied over de belegering van Haarlem staat vanaf 1601 in drieëentwintig van de bekende edities van het geuzenliedboek (Kuiper/Leendertz - verder K/L - no. 61), maar is tevens te vinden in het Haerlems Oudt Liedboeck en het Nieu dubbelt Haerlems Lietboeck (16437). Andere zouden zonder meer in het geuzenliedboek gepast hebben, maar zijn er niet in terechtgekomen. Soms deed de uitgever van een geuzenliedboek een keuze uit het beschikbare materiaal. Zo bevat de Haarlemse druk van 1645 tenminste vier liedjes op de verovering van Sas van Gent in 1644 (K/L nrs. 248-251) gemaakt door Haarlemse rederijkers, terwijl er nog andere op hetzelfde thema staan in het Tweede deel van Sparens Vreugden-Bron (1646, p. 96-98) en de Haerlemsche Winter-Bloempjes (1647, p. 133-135). Er zal hier sprake zijn geweest van een collectieve activiteit ter gelegenheid van het Haarlemse overwinningsfeest, met een deel van de produkten waarvan de Haarlemse boekverkoper Robert Tinneken zijn uitgave van het geuzenliedboek kon aanvullen. Wat uiteraard niet in het geuzenliedboek opgenomen kon worden, is het repertoire van de tegenpartij. Van de pro-Spaanse, rooms-katholieke en Zuid-Nederlandse standpunten is veel minder in liedvorm overgeleverd, doordat er geen gelijkwaardige verzamelbundel als ‘anti-geuzenliedboek’ in druk is gebracht. Wat | |
[pagina 175]
| |
de editeur Ph. Blommaert karakteriseerde als een verzameling die ‘tot tegenhanger [kan] dienen aen het Geusen Lietboek’, de refereinen en liederen van Spaansgezinde rederijkers over de gebeurtenissen tussen 1577 en 1584, is tot 1847 in handschrift gebleven.Ga naar eind10. Wel publiceerde Katharina Boudewyns, dochter van de griffier van de Raad van Brabant, in 1587 een bundeltje waarin wat strijdzangen staan. Zoals de titel, Het prieelken der gheestelyker wellusten, doet vermoeden bevat dit voornamelijk godsdienstige liedjes. In een klein aantal liederen haalt ze echter fel uit tegen de calvinistische dictatuur in Brussel, die in mei 1581 alle katholieke kerken en kloosters had gesloten. Triomfantelijk bezingt ze de machtsovername door de Hertog van Parma en de aftocht van de geuzen: Loopt wech gy tirannen vuyle geusen
Die al onse kercken hebt geschent,
Ghy hebt nu alle lange neusen,
Die Godt loochent in zyn sacrament.
Ghy boose menschen wilt u scroomen,
Dat ghij Godt hebt gheblasphemeert
Met valsche leugenen ende droomen
Hebdi u volck verabuseert.Ga naar eind11.
De bronnen buiten het geuzenliedboek waarin Noord-Nederlandse liederen over de Tachtigjarige Oorlog zijn te vinden, vallen in verschillende categorieën uiteen. Er zijn publicaties met de neerslag van rederijkersbijeenkomsten, er zijn liedboekjes van diverse signatuur, er zijn verzamelingen met een historiografische opzet, en tenslotte zijn er uitgaven van zeventiende-eeuwse dichters. Die laatste categorie laat ik in deze lezing terwille van de beperkte tijd buiten beschouwing. Te denken valt bijvoorbeeld aan bundels van Vondel, Pers, Revius, Johan Beets en Jacob Steendam. Bij spectaculaire successen, zoals de inname van Den Bosch, klom ongeveer de gehele Nederlandse dichterschaar in de pen, en onder hun ronkende produkten bevinden zich ook contrafacten. Zulke verzamelingen komen hier evenmin aan de orde.Ga naar eind12. Aan de overige genoemde categorieën besteed ik hier enige aandacht.
Rederijkers vormen zonder twijfel de belangrijkste producenten van wat er überhaupt aan liedjes over de Opstand en de oorlog tegen Spanje is geschreven. In liedboeken, ook in het geuzenliedboek, zijn ze geregeld herkenbaar door de vermelding van hun kenspreuk of het devies van hun kamer. Maar ze kenden daarnaast een eigen publicatiecircuit. Als zij andere kamers opriepen om deel te nemen aan een wedstrijd, kon de uit te voeren opgave immers niet slechts uit toneelstukken of refereinen, maar ook uit liederen bestaan. Soms heeft het opgedragen thema betrekking op de actuele politiek en wanneer de resultaten vervolgens gedrukt worden, komt er dus een verzameling met (onder meer) politieke liederen op de markt. Het is niet duidelijk of die ook als liedboek fungeerde, met andere woorden of zulke liedjes nog gezongen werden nadat ze voor de eerste keer als onderdeel van een rederijkersfeest waren gepresenteerd. Misschien hadden zulke bundels meer een documentair karakter, bestemd voor de deelnemers aan de wedstrijd om het mondeling voorgedragene nog eens rustig te kun- | |
[pagina 176]
| |
nen nalezen en de teksten eventueel in de eigen kamer als inspiratiebron of voorbeeld te gebruiken. Maar het zijn hoe dan ook gedrukte verzamelingen van liederen, en daarom behandel ik hier een paar voorbeelden. Peter Sterlincx, een uitgeweken Zuid-Nederlandse schoolmeester wiens kenspreuk Castijt sonder verwijt onder zes liederen uit het geuzenliedboek voorkomt, organiseerde op 3 september 1580 een soort refereinfeest te Heenvliet bij Rotterdam.Ga naar eind13. Behalve refereinen ‘Int Wijse’ en ‘Int Amoureuse’ kregen de deelnemers ook een liedeken te maken over het thema ‘Hoe het Nederlant eertyden gefloreert heeft, Ende hoe desolaet tselve nu leyt’. Dit gaf hun ampel de gelegenheid om te klagen over de verloren welvaart en de desolate oorlogstoestand. In het tweede lied wordt het bekende motief gebruikt dat het uiteindelijk de eigen zondigheid is die dit over de mensen heeft afgeroepen. Maar er gloort licht: de tiende penning, produkt van de geldzucht van Alva, kan niet meer geheven worden: Die ongherechticheyt
Die is nu wt de landen,
En al v magesteyt
Die coemt v weer ter handen
V ghelt v goet v panden
Dat op dat pas// vermindert was
Dat sal v van Godt weer toe vloeyen ras.
Al die afgodery
Hebt ghy nu wech ghecreghen
Nu mach elck leuen vry
En wandelen in Godts weghen.
Interessant in deze Noord-Nederlandse en anti-Spaanse context is de vrees die Aensiet liefde uitspreekt voor de negatieve gevolgen van het verdwijnen van het eenhoofdig gezag: Nu den heere achter blijft
Moeten daer veel regieren
Elck om 't meest schrijft
Scheeren in veel manieren
Die schaepen en versieren
Vonden seer cloeck met schalcker list
Om hare kist:
Te vullen, waer wt dat rijst een grooten twist.
Der redenrijcke const-lief-hebbers stichtelicke recreatye, met de teksten van het Rotterdamse feest van 1598, uitgegeven te Leiden in 1599, bevat blijkens de titelpagina ‘soo geestelicke als Politique Refereynen’, maar vanaf blad NIv worden deze bovendien gelardeerd met liedjes op het thema ‘De triumphe der Bataviersche Helden’.Ga naar eind14. De befaamde tien jaren van Fruin zijn inmiddels voorbij en er is dan ook alle reden om de lof te zingen van de recente overwinningen van Maurits. Behalve de oudere wapenfeiten te Haarlem, Alkmaar en Leiden komen ook Bergen op Zoom, Geertruidenberg, Turnhout, Grol, Groningen en Deventer ter sprake. Dicht op de actualiteit zit ook het referein van een Haagse rederijker die de toch- | |
[pagina 177]
| |
ten naar Nova Zembla en Java vermeldt en wijst op hun belang voor de oorlogsinspanningen: Veel Princelicke Bataviers men in heet en cout,
Omt ghemeen Lants wel varen, door de Zee heeft sien strijcken,
Om te crijgen Silver en rooder Gout,
Om de Soldaten mee te betalen soot mach blijcken,Ga naar eind15.
De verzameling van de bijdragen voor het Mechelse feest van mei 1620, De Schadt-Kiste Der Philosophen Ende Poeten bevat eveneens liederen, ook daar geschreven op bestaande melodieën. Marc van Vaeck heeft op het congres van de Werkgroep in 1991 laten zien hoe door deelnemende kamers uit Noord en Zuid werd gepleit voor vrede, nu het eind van het Bestand in zicht kwam.Ga naar eind16. Nog één keer was er hier een gelegenheid om ten aanzien van de oorlog een vorm van eensgezindheid te tonen. Er zullen mogelijk nog wel meer liederen van rederijkers met thema's uit de Tachtigjarige oorlog verspreid in bundels aanwezig zijn. Ik beperk me hier tot deze paar voorbeelden en wijs alleen nog op een uitgave van de Vlaamse kamer in Leiden die zich onderscheidt door haar retrospectieve karakter. Het Leydts Vlaemsch Orangien Lely-hof uit 1632 behandelt in vijftig refereinen de Nederlandse geschiedenis van Karel de Grote tot Leidens Ontzet en bevat verder een reeks nieuwjaarsliederen vanaf 1601.Ga naar eind17. Deze wordt onderbroken door een ‘Vreuchden-Ghesangh op ‘twaelf-Jaerich bestandt’, waarmee men dus ruim twee decennia teruggrijpt. Een opmerkelijk elementje in dit lied is een waarschuwing aan het adres van uitgeweken protestanten die remigratie naar het Zuiden overwegen: Neemt ghy den keer,
Nae 't Vaderlandt,
Dinckt om Gods Leer,
U ingeplant,
Laet dit bestandt// den bandt,
Verbreken niet,
Verder vinden we hier nog enige triomfliederen, onder andere op de verovering van Den Bosch. De historiografische oriëntatie van deze Leidenaars vindt een parallel in enkele andere zeventiende-eeuwse publicaties. De historicus Pieter Bor vatte, terwijl hij werkte aan zijn grote documentaire geschiedenis van de Nederlandse Opstand, deze ook nog eens in eenvoudige historieliederen samen, ‘slecht en recht in onconstich gemeen dicht, (...) sonder eenighe poëtische const-woorden (die voor de slechte duysterheyt geven) te gebruycken.’ Hij denkt dat vooral vrouwen en kinderen ervan zullen profiteren.Ga naar eind18. Adriaen Valerius doorspekte een geschiedverhaal in proza met liederen, die in een veel persoonlijker en lyrischer toon dan die van Bor, de reacties op de gebeurtenissen tot en met 1624 doen herleven. Pas in onze eeuw echter heeft dit aspect van zijn Nederlandtsche Gedenckclanck (1626) een verdiende waardering verworven.Ga naar eind19. Relevanter in het licht van mijn vraagstelling is de aanwezigheid van liederen over de Tachtigjarige Oorlog in uitgaven die niet speciaal op de actualiteit of de recente geschiedenis gericht zijn. Grijp heeft al enige liedboeken vermeld die | |
[pagina 178]
| |
geuzenliederen bevatten: K/L nr. 8 staat in het Aemstelredams Amoreus Lietboeck (1589) en K/L nr. 7 in het Nieu Amstelredams Lied-boeck (1591), het Nieu groot Amstelredams Liedtboeck (1605) en de ongedateerde Amoreuse Liedekens uit een van de volgende decennia. Ik concentreer mij hier op een aantal Haarlemse liedboeken. Deze bevatten ook materiaal dat niet in een van de uitgaven van het geuzenliedboek terecht is gekomen. Twee Vlaamse uitgewekenen, Marijn de Brauwer en een zekere Bottens, publiceerden beiden bij Vincent Castelein in Haarlem een liedboekje waarin we onder meer een neerslag aantreffen van hun persoonlijke ervaringen met oorlog en emigratie. Over de laatste van de twee, de dichter van de Liedekens ende refereynen, ghemaeckt by Haerlem Soetendal (ca. 1611?) heb ik elders uitvoerig geschreven.Ga naar eind20. Ik refereer hier slechts aan enkele van zijn thema's: de herinnering aan de verovering van Kortrijk door de Malcontenten in 1580, de wreedheid van de Spanjaarden bij een confrontatie op zee, het harde leven op de Spaanse galeien, de spot met een Spaanse bevelhebber die zich wilde verhangen toen het bericht over de slag bij Nieuwpoort hem bereikte, en in het algemeen het moeilijke leven van een eenvoudige textielarbeider die ten gevolge van de oorlogsomstandigheden elders zijn heil moest zoeken. Een dertiende druk van dit liedboekje wordt gedateerd op circa 1650. Net als bij Haerlem Soetendal klinkt in Het Otterken (1613?) van De Brauwer nostalgie mee over het verloren Zuid-Nederlandse vaderland. Het interessantst is zijn ‘Weder-komst liedeke n’ als de dichter tijdens het Bestand in staat is geweest na dertig jaar het land van herkomst te bezoeken. Vlaanderen steekt scherp af bij Holland: het land is wild en woest, de mensen hangen aan afgoderij, ze vloeken en zweren er op los en de vrouwen en dochters uiten losbandige taal. Mensen uit Holland worden er met de nek aangekeken, oude bekenden treden je met haat en nijd tegemoet, je erfgoed is door anderen in bezit genomen, die het niet meer willen afstaan. Als schrijnend voorbeeld vertelt De Brauwer over iemand wiens vrouw in de buurt van Nieuwpoort overleed en die haar pas in Sluis ter aarde kon bestellen omdat alle kerkhoven voor ketters gesloten bleven. Gelijk gestemde snaren worden aangeslagen door twee liedjes in het Haerlems Oudt Liedt-boeck. Een nostalgisch lied over het land van melk en honing dat Vlaanderen ooit was wordt gevolgd door ‘Een Liedeken, gemaeckt teghen 't soete Vlaenderlandt: Op de selve Wijse. Tegenover de armoede en onderdrukking daar worden de heerlijkheden van Holland uitgestald: zonder angst te kunnen leven, in vrijheid, met zorg voor de armen, goed en goedkoop bier, uitstekend vervoer per schuit, in het schone landschap van het Haarlemse, met een goede overheid die het evangelie voorstaat. Dit soort liedjes belicht een heel ander aspect van de perceptie van de oorlog door de gewone man dan de vele triomfzangen op de overwinningen van Maurits en Frederik Hendrik. Die laatste ontbreken trouwens niet in de Haarlemse liedboekjes. In het tweede deel van het Nieu dubbelt Haerlems Lietboeck uit 1643 staat behalve twee liederen over het beleg van Haarlem ook een ‘'sHertogenboschs en Wesels Victory-Liedt’, met een oproep om vreugdevuren aan te steken, maar ook om waakzaam te blijven. Uit hetzelfde decennium stammen het Tweede deel van Sparens Vreugden-Bron, uytstortende soo nieuw als singens-waerdighe deuntjensGa naar eind21. en de Haerlemsche WinterbloempjesGa naar eind22., waaraan de uitgever vervolgens nog Somer-, Lente- en Mei-bloempjes toevoegde. Zowel in Sparens Vreugden-bron als in de Winter-bloempjes wordt, zoals reeds | |
[pagina 179]
| |
vermeld, de verovering van Sas van Gent gevierd. In de eerste bezingen voorts respectievelijk Adriaen Pietersz. en Steven van der Lust de verdiensten van de Prins van Oranje voor de vrijheidsstrijd. Als de Haerlemsche Somer-bloempjes in 1646 op de markt komen, is inmiddels ook Hulst gevallen en kan daar ook over gezongen worden.Ga naar eind23. Het lied op blz. 15-17 kiest voor het aloude middel van de parodiëring van het Vlaamse taalgebruik door de burgers van Gent en Brugge te laten klagen: Ba goe Liens van Ghendt, en Brugghe,
Ba tjen dit es Malheureus:
't Loop nu t'eenegaer te rugghe,
't Es nu al Vive le Geus:
Vive Vranckrijck en Nassouw;
't Es nu al: aes up Pappouw.
Nu den Prins met al sijn Knechten
Komt in 't Erte van et Landt,
Hons so art en fel bevechten,
Stellet alles naer sijn andt.
Voorzover ik dat heb kunnen nagaan, is de oogst in lokale liedboeken uit andere steden dan Haarlem geringer. Niets van dien aard in de Rotterdamsche Faem-Bazuin, Den Amsterdamschen Pegasus, het Schoonhoofs Lust-prieelken of het Enckhuyser, Hoorns of Alckmaerder liedboekje. Soms komen we een tekst tegen die zijdelings met de oorlog te maken heeft. In het Dordrechts Lijstertje uit 1624 gebruikt Abraham Aertsz. Plater wapenfeiten uit de Tachtigjarige Oorlog om een opschepper te portretteren. Roemer bluft dat hij onder Heemskerck en Bacxs heeft gevochten en ook elders zijn mannetje heeft gestaan: Rijnberck dat heb ick helpen winnen,
Gheertruydenbergh en oock ter Sluys,
‘Ken sout niet al konnen versinnen:
Maer ick heb 't op-schrift noch tuys:
Noyt en kreech ick schoot noch wont:
Maer ick ben noch fraey ghesont// van Lee:
Te Tuernhout en in Vlaenderen mee
Was ick, en by Breaultè.Ga naar eind24.
Ik heb de Vrede van Munster als terminus ante quem gebruikt bij het raadplegen van liedboeken. Uiteraard wordt er ook daarna nog gezongen over de verschrikkingen en de heldendaden van de Tachtigjarige Oorlog. Nog in 1748 moet er een - niet overgeleverde - uitgave van het geuzenliedboek verschenen zijn. Grijp somt in zijn eerder aangehaalde artikel een aantal verwante latere liedboeken op, waaronder Het nieuwe Matroozen Geuzen Liedeboek uit 1781 nog een late nakomeling is van een zeventiende-eeuws bundeltje als Matroozen vreught.Ga naar eind25. Ondanks de reclame op de titelpagina uit 1696 dat dit laatste ‘vol [is] van de nieuwste ende hedendaaghsche liedekens’, gaan de bezongen gebeurtenissen terug tot de Slag op de Zuiderzee in 1573, Heemskerks overwinning voor Gibraltar en de zilvervloot van Piet Heyn. Men had niet alleen het oude geuzenliedboek om het vaderlands gevoel te voeden met collectieve herinneringen aan de strijd om de onafhankelijkheid. |
|