De Zeventiende Eeuw. Jaargang 13
(1997)– [tijdschrift] Zeventiende Eeuw, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 163]
| |
De beeldvorming Nederland-Spanje voor en na de Vrede van Munster
| |
De beeldvorming vóór 1648: Nederlanders over SpanjaardenWanneer in de vijftiende eeuw Spanje zich meer en meer als een wereldmacht van ongekende omvang gaat manifesteren, duiken er in Europa allerlei voorstellingen van de Spaanse natie op. Die stonden niet los van de denkbeelden die in het algemeen over landen en volken in omloop waren en die, zoals Stanzel heeft laten zien, | |
[pagina 164]
| |
een schriftelijke neerslag vonden in zogeheten nationaliteitenschema's.Ga naar eind3. Dat waren scherp aangezette, veelal contrasterende volkenkarakteristieken die een etnocentrische zienswijze verraden: het eigene was de norm, het vreemde was een verachtelijke of bespottelijke afwijking van die norm. Die karakteristieken lagen als het ware opgeslagen in wat Stanzel een ‘ethnographisch-literarische Requisitenkammer für Nationalcharaktere’ noemt, een overwegend literair gefundeerd fonds dat zich uitbreidde naarmate de etnologische belangstelling en kennis toenam. Wat was er dan ‘literarisch’ aan dit beeldenarsenaal? In de eerste plaats ging het terug op oudtestamentische voorstellingen over Noachs zonen en hun nazaten - onder wie de vervloekte, zwarte Cham en de Chamieten, die men in Afrika situeerde - en over de diversiteit van de op aarde levende volken sinds Babel. In de tweede plaats dacht men veelal in bijbels en klassiek geïnspireerde termen van deugd en zonde. Ondeugden als ‘superbia’ (hoogmoed) en ‘vana gloria’ (ijdele roemzucht/schone schijn) golden als stereotyperingen voor Spanjaarden en ‘luxuria’ (wellust) voor Italianen, maar tevens voor zuidelijke volken in het algemeen, de gulzigheid of ‘gula’ daarentegen was een stempel dat noordelijke volken en dan in het bijzonder de Germaanse opgedrukt kregen. Zulke epitheta vonden een stevige bevestiging in de wijdverbreide, van oorsprong antieke theorie van de klimaatzones.Ga naar eind4. Volgens deze theorie contrasteerden de eigenschappen van volken die in een zuidelijke zone leefden met die van bewoners van een noordelijke klimaatzone. Stonden noorderlingen bijvoorbeeld bekend om hun fysieke kracht en hun moed, in verstandelijk opzicht deden zij onder voor zuiderlingen, die weliswaar zwak en laf waren, maar tegelijk wèl intellectueel begaafd. Dergelijke reputaties werden uitermate gemakkelijk uitgebreid, zowel in positieve als negatieve richting. Domme volken waren naïef en boers, maar ook nuchter en oprecht, verstandige volken waren weloverwogen en beleefd, maar ook verwaand en perfide. Naïviteit, boersheid, lichtgelovigheid: het lag allemaal dicht bij elkaar en binnen een noordelijke natie als de Nederlandse was men zich van die ‘boerse’ reputatie terdege bewust. Zoals bijvoorbeeld Justus Lipsius in 1586 liet blijken aan een jonge tourreiziger in spe. Wij Nederlanders, hield Lipsius hem in zijn reisadvies voor, leren bij Spanjaarden en andere zuidelijke naties onze ‘plompigheydt’ (onbeschaafdheid, boersheid) kwijt te raken door van hen ‘beleeftheyt’ (welgemanierdheid, beschaving) over te nemen. Maar, vermaant Lipsius vervolgens, het is niet de bedoeling dat we ons de buitenlandse ‘gebreecken’, die die vreemdelingen zelf ‘verschonen’ maar waarvan wíj zo makkelijk geloven dat het evenzeer deugden zijn, óók eigen maken. En dan waarschuwt hij bijvoorbeeld voor de hoogmoed, die bij Spanjaarden overheerst.Ga naar eind5. Lipsius' advies mag illustratief heten voor de denkbeelden die ontwikkelde Nederlanders in het algemeen ten aanzien van zuidelijke naties koesterden. Vanuit het besef van eigen, noordelijke tekortkomingen was er bewondering voor het zuidelijke beschavingspeil, maar de positieve kanten van de eigen reputatie bepaalden tegelijk wat men in zuiderlingen moest afkeuren.
De bewondering voor het zuidelijke Spanje is nooit helemaal verdwenen, ook niet toen de oorlogspropagandamachine al op volle toeren draaide. Om een paar signalen te noemen: in hogere kringen hier te lande bepaalde Spaanse kleding tot ongeveer 1600 het modebeeldGa naar eind6.; in de literatuur bleef het verre Spanje zijn aan- | |
[pagina 165]
| |
trekkingskracht behouden, onder meer omdat daar ergens Hesperia moest liggen, waar volgens de mythologische overlevering de Hesperiden (dochters van Atlas) gewaakt hadden over de gouden appels van eeuwige jeugd. Het was bovendien het land dat scherpzinnige geesten als Seneca had voortgebracht, het land ook van dappere christenstrijders tegen de Islam. ‘Valiante Ridders teghens [...] Mooren strijdende’ en redders van ‘schoone Jonckvrouwen’ die ‘om hulpe’ riepen, figureerden in het van oorsprong Castiliaanse volksboek dat ten grondslag heeft gelegen aan Bredero's toneelstuk Rodd'rick ende Alphonsus (1611). En Huygens, die zijn politieke standpunt jegens Spanje typeerde als ‘min spaensch gesint dan die op 'tminste zijn’, gebruikte niettemin de titel Spaensche Wysheit voor een bundel met spreekwoorden. Het zijn maar twee voorbeelden uit de overvloed van Nederlandse literatuur die op Spaanse voorbeelden geïnspireerd is.Ga naar eind7. Maar, als gezegd, kritiek was er van oudsher ook. De eerste, concrete, aanwijzingen hiervoor bieden de reisbrieven van een Leuvense humanist, Nicolaus Clenardus. In 1531 vertrok hij naar Spanje en Portugal om klassieke talen te doceren en zelf Arabisch te leren. Zijn vrienden in patria hield hij schriftelijk op de hoogte van zijn belevenissen.Ga naar eind8. Vanaf de jaren vijftig van de zestiende eeuw begonnen Clenardus' Latijnse reisbrieven in druk te verschijnenGa naar eind9.; latere bewerkingen in het Nederlands dateren uit de jaren vijftig van de zeventiende eeuwGa naar eind10. en nog in 1706 werd daarvan een exerpt uitgegeven. Met name de ondeugden die Clenardus opvielen, hebben steeds weer bevestigingen gevonden in de latere beeldvorming. Zelf generaliseerde Clenardus al in vergaande mate, maar de Nederlandse bewerkingen van zijn reisbrieven doen daar in hun beknoptheid nog een schepje op. Portugezen en Spanjaarden worden grotendeels over een kam geschoren, zoals de titel van het exerpt uit 1706 al aangeeft: Naauw-keurige voyagie van Nicolaas Clenard [...] handelende beknoptelijk van [...] de armoede, en belacchelijke grootsheid der Spanjaarden, en Portugysen [...]. De karigheid van het voedsel en de ongastvrijheid in Castiliaanse herbergen noteert Clenardus bijvoorbeeld, en wel als bevestiging van het door hem geciteerde spreekwoord ‘dat men in Vrankrijk sijn geld met wil of on-wil moet, maar in Spanje, al wil men al, het selve niet kan verteren’. Andere opmerkingen over eetgewoonten met name de schraalheid die het dagelijkse menu kenmerkt, zelfs dat van adellijke lieden, sluiten hierbij aan. Brood, water en wortels of knollen eten ze slechts; knolleneters zijn het daarom, ‘raphanofages’ in Clenardus' terminologie. Ook luiheid is een opvallende trek: op straat wemelt het van de lanterfanters ‘alsoo sy het arbeyden voor groote schande achten’. Andere leefgewoonten duiden al evenzeer op wat Clenardus ‘hoogmoed en hoovaardy’ noemt. Over niet meer middelen beschikkend dan ‘een gemeen [gewoon] burger in Holland’, paradeert men toch met een heel gevolg van slaven over straat. ‘Verwaande grootsheyd’ is dat. Wellust viert er hoogtij, want slavinnen worden als dienaressen van Venus gebruikt.Ga naar eind11. Aldus, overwegend formulerend in termen van ondeugden, roept Clenardus een beeld op van moreel verval dat typisch zou zijn voor de bewoners van het Iberische schiereiland. Het komt erop neer dat ze lui, pervers, overdreven sober en hoogmoedig zijn.
Uitgesproken vijandige, xenofobische beelden van de Spaanse natie ontstonden in de tweede helft van de zestiende eeuw. Ze behoren tot het beeldencomplex dat sinds | |
[pagina 166]
| |
de negentiende eeuw een van origine Spaanse benaming heeft gekregen: Zwarte legende of Leyenda negra. Omstreden zaken als de Spaanse kolonisatie van Amerika en het optreden van de Spaanse Inquisitie werkten het ontstaan van deze zwarte legende in de hand. Een hier te lande extra activerende factor, en dan met name in de noordelijke, opstandige gewesten, was de oorlog tegen Spanje. De zwarte legende komt vooral tot uitdrukking in de oorlogspropaganda en hieraan verwante teksten. In de Nederlanden is de zwarte legende evenals elders in Europa in eerste instantie geactiveerd door de Spaanse veroveringen in Amerika. Spanjaarden kregen hierdoor de reputatie van hebzuchtigen die een wereldheerschappij wilden vestigen en van wrede onderdrukkers van onschuldige Indianen in de Nieuwe Wereld. Eén publikatie in het bijzonder (maar niet uitsluitend) heeft die reputatie gevoed: Las Casas' Brevíssima relación de la destrucción de Las Indias. Dit werk, in 1552 gepubliceerd in Sevillia, is vanaf 1578 in vele talen vertaald, waar onder ook het Nederlands, en zo door heel Europa bekend geworden. Las Casas had het bedoeld als een pleidooi voor een menselijker behandeling van de Indianen in de Amerikaanse koloniën. Daartoe richtte hij zich tot de toenmalige kroonprins Filips II en somde hij alle denkbare gruwelen op waaraan de Spanjaarden zich volgens hem schuldig hadden gemaakt. Een hele catalogus was het. In hoeverre Las Casas overdreef en uit klassieke en bijbelse gemeenplaatsen putte, is een kwestie die in latere correcties op de zwarte legende uiteraard centraal is komen te staan en die doet hier niet ter zake. Waar het om gaat is dat zijn werk in de zestiende eeuw aan landen die met Spanje in conflict waren allerlei vijandbeelden verschafte en dienst heeft gedaan als anti-Spaanse propaganda.Ga naar eind12.
Een evident staaltje hiervan biedt de Nederlandse bewerking van Van Las Casas' verslag: Den spieghel der Spaensche tyrannye in West Indien [...]. Dit boekje kwam in 1596 voor het eerst in Amsterdam uit en is nadien tot ver in de zeventiende eeuw herdrukt. Titel en ondertitel wijzen al direct in de richting van anti-Spaanse gezindheid. Het ging hier niet om de verwoesting (‘la destruccion’) maar de ‘Spaensche’ tirannie in West-Indië, niet om een verslag, de neutrale term van Las Casas (‘relación’), maar om een ‘spiegel’ en die gaf volgens de ondertitel ‘te sien [...] de onmenschelicke wreede feyten der Spangiaerden met t'samen de beschrijvinge der selver Landen, Volceren aert ende natuere.’ Onmenselijke wreedheid wordt dus als typisch Spaans aangemerkt en met inbegrip van verdere gegevens over Spanje en de Spanjaarden beschreven om die natie te leren doorzien. Hoogmoed, hebzucht en wreedheid blijken de belangrijkste epitheta te zijn en het geloofwaardig maken ervan wordt nog eens extra bewerkstelligd door prenten, die in Las Casas' verslag ontbraken. Het zijn plaatjes waarop meestal een excessieve geweldscène te zien is, gepresenteerd onder de noemer ‘afbeeldinghe der Spaensche Tyrannye’. Deze Spieghelinspireerde tot vervolgen die helemaal werden toegesneden op Spaanse van tirannie in de Nederlanden. Het lijkt hierbij vooral te gaan om wat Breen destijds ‘gereformeerde populaire historiographie’ genoemd heeft.Ga naar eind13. Ook in geuzenliederen wemelt het uiteraard van de negatieve stereotyperingen van Spanjaarden, waarbij zowel Spaanse soldaten als hoge Spaanse autoriteiten de wind van voren krijgen. Overigens, hoewel de beeldvorming met name de Spanjaarden betreft, worden ook andere naties die deel uitmaakten van het Spaanse leger (zoals Walen en Engelsen) niet gespaard. | |
[pagina 167]
| |
Voor zover het het zwartmaken van Spanjaarden en hun volgelingen betreft, vormen geuzenliederen een rijke bron van geijkte stereotypen. Hiertoe behoren de beelden van wellust en bedrog. In vroege liederen worden die meestal meer in het algemeen aan ‘papisten’ gekoppeld dan specifiek aan Spanjaarden. De liederen daterend van de jaren zestig van de zestiende eeuw maken melding van bijvoorbeeld ‘Der secten Jesuwijt’, ‘Baals Papen, Babels Religioen’ met ‘haer vermomt versieren’, ‘Caims ghebroetsel’ en ‘Babels boeleerders’. Toch is er ook al wel sprake van ‘de spaensche boeleerders’ en van ‘De Spaensche pocken [syfillus]’ al schuilt die dan wel weer ‘onder sPaus rocken’.Ga naar eind14. In de latere liederen stuiten we dikwijls op specifiek voor Spanjaarden bestemde scheldwoorden als ‘Hoereerders’ en ‘Buggers’ of ‘Boggers [sodomieten]’Ga naar eind15., een begrip dat bovendien de betekenis had van ‘ketters’.Ga naar eind16. Iets vergelijkbaars geldt voor het veel voorkomende scheldwoord ‘Maranen’ of ‘Moranen’. ‘Maraan’ ging terug op het Spaanse ‘Marrano’ en betekende zowel ‘ketter’ als ‘Moor’ als ‘varken’ of ‘zwijn’. In het laat middeleeuwse Spanje fungeerde het als scheldwoord voor de zogenoemde ‘conversos’ oftewel de Spaanse joden die tot het christendom bekeerd waren, maar veel van hun eigen oude tradities hadden behouden. In de Nederlandse geuzenliederen bood ‘Marrano’ in de zin van Moor (vgl. de verbastering ‘Moraan’) de mogelijkheid tot associaties met de zwarte, duivelse, heidense, wellustige, luie bewoners van het hete Afrika, de verre nazaten van Noachs vervloekte zoon Cham. De betekenis ‘varken’ maakte het mogelijk Spanjaarden zwijnen te noemen en ze ook als zodanig voor te stellen. Zulke Spaanse zwijnen komen we in de toenmalige prentkunst tegen: we zien er bijvoorbeeld hoe zij Holland, voorgesteld als tuingje met een leeuw erin, kwamen omwroeten en leegvreten (ondertussen driftig copulerend).Ga naar eind17. Op die vraatzucht wijst ook het in geuzenliederen veelvuldig gebruikte pejoratief ‘Spechten’ en het min of meer synonieme ‘Specken’.Ga naar eind18. Het stond voor magere, schrale personen en werd in het bijzonder voor Spaanse soldaten gebruikt, die voor buitengewoon hongerig doorgingen.Ga naar eind19. Op hoogmoed en wreedheid worden we eveneens meermalen geattendeerd, bijvoorbeeld in termen van ‘Den Spanjaert wreet en fel’ en ‘De Spaensche hoochmoet fel en boos’. Zelfs een Spanjaard in eigen persoon wordt opgevoerd om van ‘onsen hoochmoet’ te spreken.Ga naar eind20. | |
Spanjaarden over NederlandersVoor de beeldvorming van Spaanse kant zijn we aangewezen op enkele publikaties over Spaanse kroniekschrijvers uit de beginjaren van de Tachtigjarige oorlog.Ga naar eind21. Er is een tiental van deze kronieken onderzocht; de auteurs waren hoge militairen, diplomaten of geestelijken, die hun werken in Spanje, Italië of de Zuidelijke Nederlanden lieten uitgeven. De onderzoekers geven weer wat de kroniekschrijvers zoal te berde hebben gebracht over onder andere ‘het beeld van de Nederlander’.Ga naar eind22. Dat laatste levert een inventarisatie op, waarin drie beelden blijken te domineren: de opstandigheid der Nederlanders, hun lichtgelovigheid en hun drankverslaving. Ik wil nu aangeven hoe deze Nederlanderbeelden pasten in de bestaande Europese beeldvorming. De kroniekschijvers beschouwden de opstandigheid der Nederlanders als een | |
[pagina 168]
| |
historisch gegeven. Bij herhaling, zo betogen ze, heeft men de Nederlanders door kracht van wapens moeten bedwingen. Dat begon al in de tijd van de Bourgondische heersers, onder Maximiliaan van Oostenrijk moest het opnieuw, onder Karel de V ging het door, enzovoort. Hiermee werd in wezen de tegenpool geclaimd van een karakteristiek die van oudsher al voor noordelijke volken in het algemeen gold: vrijheidszin. Uit bijvoorbeeld Aristoteles' Politica was al bekend dat noorderlijke volken uitermate vrijheidsgezind waren en daarom moeilijk te onderwerpen. Deze reputatie is ook zeer bepalend geweest voor het politieke zelfbeeld van met name Hollanders, zoals de Hollandse geschiedschrijving van de zestiende en zeventiende eeuw laat zien. En zoals deze Hollandse geschiedschrijvers historische argumenten aandroegen om het politieke beeld van Hollands-Nederlandse vrijheid kracht bij te zetten, zo brachten de Spaanse kroniekschrijvers de geschiedenis in stelling om de aloude opstandigheid der Nederlanders aan te tonen. Een tweede kenmerk waar de Spaanse auteurs bijzonder veel aandacht aan schenken, is de lichtgelovigheid van Nederlanders. Dit was evenmin nieuw. Zo had de Italiaan Guicciardini er al op gewezen in zijn beschrijving van de Nederlanden uit 1567, die aan Filips II was opgedragen. De context waarin hij de lichtgelovigheid behandelde - de koude en vochtige ligging van de Nederlanden, het daarmee corresponderende temperament van de bewoners en de daar weer uit voortkomende fysieke kwaliteiten en mentale tekortkomingen - verwijst onmiskenbaar naar de vigerende klimatologische opvattingen.Ga naar eind23. Maar had Guicciardini dit beeld van de lichtgelovige Nederlander nog niet verder uitgewerkt, voor de Spaanse kroniekschrijvers was het een kapstok waaraan zij allerlei zaken uit de politieke en godsdienstige actualiteit wisten op te hangen. Door hun lichtgelovige aard zijn Nederlanders maar al te gemakkelijk geneigd negatieve verhalen over het Spaanse bestuur voor waar aan te nemen, redeneren zij bijvoorbeeld. Immers, Spaanse hoogwaardigheidsbekleders in de Nederlanden zijn het onderwerp van grootscheepse roddelcampagnes en een niet minder gretig gehoor vindt de schromelijke overdrijving van wreedheden van Spaanse soldaten, waardoor het land dat zij dienen in diskrediet gebracht wordt. Bovendien zijn die lichtgelovige Nederlanders uitermate ontvankelijk voor allerhande ketterse denkbeelden. Een derde laakbaarheid van de Nederlanders is hun onmatige voedsel- en - vooral - drankgebruik, tot uiting komend tijdens niet alleen de grootscheepse feesten die zij gewend zijn aan te richten, maar ook na begrafenissen en bij terechtstellingen waar de veroordeelde vrolijk dronken het schavot betreedt. Brassende smulpapen en zuipschuiten zijn het, al geldt dat laatste, althans volgens de militair Alonso Vásquez, in mindere mate voor de vrouwen. Die houden er ten minste hun verstand bij. En dat is wel nodig ook, meent deze chroniqueur, want ‘te middernacht, als zij de dagtaak hebben volbracht, gaan zij naar den kroeg op zoek naar haar man’ en brengen hem naar huis ‘aan de hand, strompelend en struikelend’, of, ‘als de man zoo door den drank beneveld is dat hij niet meer zien kan waar hij zijn voeten moet zetten’, dan ‘moeten zij hem wel dragen’.Ga naar eind24. Overigens, zelf dansen de vrouwen liever, maar dat doen zij dan weer net zo onmatig als hun mannen drinken. Drankzucht, al dan niet in combinatie met de vraatzucht, gold zowel in als buiten Spanje als bij uitstek kenmerkend voor Nederlanders. Van oudsher eigenlijk | |
[pagina 169]
| |
al. Ze behoorden immers tot de noordelijke, Germaanse volken en die stonden nu eenmaal geboekstaafd als stevige drinkers.Ga naar eind25. In Tacitus' Germania kon men mededelingen vinden over hun gemakkelijke overgave aan copieuze maaltijden en hun uitbundige drinkgedrag (de capita XXI en XXIII); onder humanisten vigeerde de benaming ‘ventres’ (‘buiken’ oftewel ‘vraatzuchtigen’Ga naar eind26.) naast het epitheton dat ik al noemde en dat in dezelfde richting van gulzig consumeren wees: ‘gula’. De Hollander Erasmus zal van dit alles zeer wel doordrongen zijn geweest toen hij in zijn adagium ‘Auris Batava’ (1508) mild formuleerde dat de Hollanders ‘niet geneigd tot ernstige ondeugden, behalve dat ze zich enigszins overgeven aan genot, in het bijzonder feesten.Ga naar eind27. Dit befaamde adagium was evenwel als een eerherstel van de Hollanders bedoeld, terwijl de Spaanse kroniekschrijvers hen als een vijandige natie beschouwden. Dat men in Spanje uitermate bekend bleef met het beeld van de dronken Nederlander meldt de hierboven al eens geciteerde Weg-wyser van 1650. Reizende landgenoten krijgen de waarschuwing dat zij in Spanje door ‘'tghemeen gepeupel’ uitgescholden zullen worden ‘voor Dronckaerts’.Ga naar eind28. | |
Na 1648De Vrede van Munster heeft geen drastische omslag in de beeldvorming teweeggebracht. Toch veranderde er wel degelijk iets, althans van Nederlandse zijde (over de Spaanse kant is niets bekend). Naar mijn indruk is het mogelijk na 1648 twee tendenties te onderscheiden. De eerste is een gewijzigde toepassing van de zwarte legende. Weliswaar krijgt dit complex van vijandbeelden nog steeds in ruime mate bevestiging, maar met andere functies. Het bedrijven van oorlogspropaganda was niet actueel meer. Na 1648 zien we de zwarte legende dan ook vooral ingezet worden om het historische zelfbeeld van de vrije en strijdbare Hollander te versterken. Om de dierbare vrijheid te verdedigen was lang, zwaar en bloedig, maar uiteindelijk succesvol gestreden tegen een wrede vijand: dit heroïsche verleden mocht nooit vergeten worden. Daarnaast kon de legende ook interfereren met de politieke actualiteit, als voedingsbron van Oranjesentimenten met name. In beide functies bleven met name via het toneel, in drama's over de dood van Willem van Oranje of de belegeringen van Haarlem en Leiden, Spaanse vijandbeelden nog lang rondspoken in de collectieve herinnering. In de tweede plaats zijn er ook signalen afgegeven die laten zien dat er over Spanje en de Spanjaarden wat genuanceerder gedacht ging worden - wat overigens niet geweten moet worden aan de Vrede van Munster maar aan de toenemende dreiging van andere mogendheden, zoals Frankrijk. Het reisgidsje uit 1650, dat ik in de inleiding citeerde, biedt zo'n signaal. De tactiek die hierin gevolgd wordt is eigenlijk steeds dezelfde: eerst de bekende negatieve beelden van de Spaanse natie oprakelen en ze dan relativeren. Ik besluit met een illustratie. De Spaanse hoogmoed en schone schijn krijgen uiteraard aandacht: | |
[pagina 170]
| |
De Hoovaardigheydt wordt inzonderheyd in Spanjaerden gelastert, alsoo sy haer altijdt boven alle andere volcken willen verheffen, en met haer aensienlijckheydt oock een aenghenomen ofte ghemaeckte ernsthaftigheydt vermenghen, waer mede sy haer by naer by een yeghelijck gehaet maecken. Van haer zijn de groote eer-namen, de manieren van pluymstrijcken, hooghdravende Ceremonien, en dierghelijcke rancken meer voortghekomen. Al hun doen is maer op een uytterlijcke schijn en pracht gestelt:Ga naar eind29. Toch volgt meteen een compensatie. Die dikdoenerij van Spanjaarden blijkt ook een positieve kant te hebben en kan Nederlanders tot op zekere hoogte zelfs tot voorbeeld strekken: [de Spanjaarden] betoonen groote eer, jae selfs gheringe lieden die om een daghloon wercken, spreecken van hooghwichtige saecken, van den krijghshandel, en hoe men dese of dien vijandt bejeghenen moet; het welcke wel, wanneer sulcks matelijck geschiede, niet te verachten, en te wenschen was, dat onse Duytschen haer in dit stuck naervolghden, die dickwijls als sy by een komen van onnutte dingen spreecken.Ga naar eind30. Spanjaarden, van hoog tot laag, wisselen geen nutteloze praatjes uit, zoals Nederlanders meestal doen als ze bij elkaar komen, maar spreken over zaken van gewicht. Dat nu is voor onze natie niet iets om te verachten maar om na te volgen, mits dit op een gematigde, ingetogen manier gebeurt. |
|