De Zeventiende Eeuw. Jaargang 10
(1994)– [tijdschrift] Zeventiende Eeuw, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 181]
| |
‘'t Zeeuwse bloet bijt vyerigh op het Speek’: Vlissingen ontzet
| |
[pagina 182]
| |
Maerten Frank BestebenBestebenGa naar eind5. ontleende de gegevens voor zijn Vlissinghen geusGa naar eind6. hoofdzakelijk aan de Historie der Neder-landscher ende haerder na-buren oorlogen van Emanuel van Meteren. Een handgemeen tussen een Spaans soldaat en de burger Alman vormde volgens deze geschiedschrijver de aanleiding voor de opstand. Deze Vlissinger spoedde zich huiswaarts om zijn geweer te halen, waarna als een lopend vuurtje door de stad ging dat Alman, iedereen dus, de wapens had opgenomen. Deze anekdote, waarvan het waarheidsgehalte tot in de achttiende eeuw werd betwist, nam Besteben in zijn spel over, evenals de datum van de Vlissingse opstand die in de bron wordt gesteld op 8 in plaats van op 6 april. Daarnaast raadpleegde hij waarschijnlijk het werk van Pieter Bor. Besteben verwerkte de historische gegevens nauwgezet, maar door de toevoeging van enkele motieven en personages verschoof wel het accent van de beschrijving van de opstand naar de verdediging ervan. Hij introduceerde analoog aan de Amsterdamse situatie vier burgemeesters, die hij de symbolische namen Koenraet, Eelhert, Reynhert en Heereman gaf. Klein historisch bedrog, want de enige echte burgemeester heette volgens de Zeeuwse geschiedschrijver Smallegange Glaude Willemsz.Ga naar eind7. Ook de in het toneelstuk optredende burgers personifiëren een bepaalde gedachte: Vredenrijk, Vryhert en Tijngsiek, ofwel ziek van de belastingen. Besteben ontpopt zich in dit spel als een vurig tegenstander van de roomse leer. De rei uit het tweede bedrijf laat hierover geen misverstand bestaan: het gebroedsel van papen en nonnen moet uit de stad verwijderd, zodat de zuivere leer in ere hersteld kan worden.Ga naar eind8. De anti-katholieke gevoelens worden versterkt door de toevoeging van een kleine nevenintrige, waarin de non Magdalena zich van haar biechtvader Theodoor afkeert. Evenals haar bijbelse naamgenoot Maria Magdalena komt ze uiteindelijk tot inkeer. Zij verkiest het ware christelijke geloof en legt een heuse schuldbekentenis af. Niet langer zal zij de paus, de antichrist, vereren als een God.Ga naar eind9. Talrijk zijn de tirades van dezelfde strekking. De verraderlijkheid van de katholieken wordt nog eens uitvergroot door Theodoor te laten heulen met twee geloofsgenoten, Gysbert en Geerhart. Hun kuiperij bedreigt het welzijn van de stad. Kapitein Talbout brengt het gevaar onder woorden: ‘Daer wort noch smockel bier in dese stadt getapt.’Ga naar eind10. Een ander voornaam argument voor de Vlissingers om de wapens op te nemen is het machtsmisbruik van Filips, wiens falen aan de kaak wordt gesteld. Zo plaatst Besteben in het derde bedrijf de daden en het beleid van deze Spaanse vorst tegen een historische achtergrond. Zijn doopceel wordt gelicht, en daaruit blijkt dat hij onrechtvaardiger, hardvochtiger is dan zijn voorouders. Hij heeft alle ootmoed verloren. De hertogin van Parma werd door hem te licht bevonden en Alva stelde op zijn bevel orde op zaken in de lage landen, waarbij de Inquisitie steeds gewelddadiger optrad. De geschiedenis leert, aldus Besteben, welk lot een dergelijk tiran beschoren is.Ga naar eind11. De Vlissingers keren zich tegen tirannie en geloofsdwang, níet tegen gezagdragers in het algemeen. De burgers willen zich helemaal niet in staatszaken mengen, maar de Spaanse vorst laat hun geen keus. Als de heersers hun plicht doen, zullen de onderdanen zich niet met de regering bemoeien. Dat komt tot uitdrukking in | |
[pagina 183]
| |
de vraag van de burgemeesters aan het volk wat er nu met de gevangen Pacieco moet gebeuren. Jan Alleman verwoordt de algemene gevoelens als hij zegt dat het oordeel niet aan hem is: ‘Wy moeten swijgen, 't en sy dat wy u sien dolen.’Ga naar eind12. De uiterste consequentie van deze uitspraak is wel dat de soevereiniteit uiteindelijk bij het volk ligt. De opstand is nu wel gerechtvaardigd, maar daarmee ook de brute terechtstelling van Don Pedro Pacieco? Handelden de Vlissingers niet in de geest van het door hen verafschuwde Spaanse kettergericht? Besteben spant zich tot het uiterste in om het ophangen van Pacieco voor te stellen als diens gerechtige straf. Hij presenteert deze bloedverwant van Alva als een niets en niemand ontziend veldheer, die met een perverse wreedheid het onschuldige volk op de pijnbank legt en zijn mannen aanzet tot gewelddadigheden.Ga naar eind13. Daar komt nog bij dat men bij zijn gevangenneming een cedel, een dodenlijst, onder zijn bezittingen heeft aangetroffen. Bovendien volhardt hij in zijn hoogmoed; zelfs bij de terechtstelling knielt hij niet voor God. Hij zweert wraak en weigert vergiffenis te vragen. Dergelijk aanmatigend gedrag verdient niets minder dan de doodstraf. In de historische bronnen wordt echter steeds vermeld dat Pacieco juist om genade smeekte. Besteben geeft door een verdraaiing van de feiten de Vlissingse geuzen een vriendelijker aanzien. De historische component werkte hij verder uit door een bodeverhaal over de inname van Den Briel in te lassen, waardoor de macht van de geuzen in april 1572 een extra dimensie kreeg, want niet alleen de Scheldemond, maar ook de Maas was afgesloten voor vijandelijk verkeer.Ga naar eind14. Een eerste resultaat lag er al: Stout doet verslag van de plundering van een Spaans schip en neemt hiervoor de loftuitingen in ontvangst van Jan Alleman. Een ieder die van dit bravourestuk hoort zal bewonderend zeggen: ‘'t Zeeuwse bloet bijt vyerigh op het Speck.’Ga naar eind15. Een jaar later dramatiseert Besteben met De 'tsamensweringe Catalinae (1647) een bekend verhaal uit de Romeinse geschiedenis. Het toneelstuk is gebaseerd op de beschrijving van Sallustius.Ga naar eind16. Het spel, dat alleen in handschrift is overgeleverd, vertoont ogenschijnlijk weinig overeenkomsten met zijn eersteling. Toch zijn er wel degelijk parallellen: het opstandsmotief en de antipathie jegens het katholicisme. Was in Vlissingen het verzet tegen de overheid gerechtvaardigd omdat er tirannie en geloofsdwang heersten, in Rome was de opstand niet geoorloofd. Cicero was immers volgens de geldende regels door de senaat aangesteld én deed zijn plicht naar behoren. Hij was een goede regeerder, behoeder van het welzijn van de staat, dat bedreigd werd door de eerzucht van Catilina. Deze Romein genoot een slechte reputatie en was voor Besteben en zijn tijdgenoten een voorbeeld ter afschrikking, van wie heersers het nodige konden leren.Ga naar eind17. In veel passages wordt uiteengezet waarom deze samenzwering onwettig is. In dit spel valt ook enige afkeer van de Roomse leer te bespeuren. Besteben waarschuwt althans tegen loze paapse tongen en tegen inmenging van het mijterdragend volk in staatszaken.Ga naar eind18. In feite behandelt Besteben in zijn toneelstukken hetzelfde motief en laat hij twee kanten van één zaak zien: geoorloofde en ongeoorloofde opstand. Zijn spelen sloten natuurlijk aan bij de literaire mode. Maar achter dit literaire spel gaat de wens naar een eigen identiteit schuil. Hij schaarde zich onder de schrijvers die het recente verleden verheerlijkten, de herinnering aan de gruwelijke Spaanse dwingelandij levend hielden en getuigden van hun trots over de herwonnen vrijheid. Met behulp van historische stof stelde hij met zijn tweeluik politieke en religieuze vraagstukken | |
[pagina 184]
| |
aan de orde, al was het op een ander, vrijblijvender niveau dan bijvoorbeeld Hooft in Geeraert van Velsen en Baeto en Lambert van den Bosch en Reyer Anslo in hun dramatiseringen van de Parijse bloedbruiloft.Ga naar eind19. Zo mengt Besteben zich geen moment in het debat over de vredesonderhandelingen met Spanje en Frankrijk. De enige toespeling op de politieke actualiteit vindt men in de rei van burgers aan het slot van Vlissinghen geus, die de wens uitspreekt dat Willem II, de toekomstig stadhouder, zal regeren in de geest van zijn illustere voorvader en de vrije staat zal behoeden.Ga naar eind20. | |
Simon RivierDe opstand van Vlissingen in 1572 kon dus in 1646 dienen als kapstok om wijze lessen over staatsbeleid en godsdienst aan op te hangen. In de achttiende eeuw zag de schrijver en acteur Simon Rivier nog steeds een rol weggelegd voor deze episode uit de Tachtigjarige Oorlog.Ga naar eind21. In augustus 1783 voerde hij met zijn Rotterdams toneelgezelschap in de Zeeuwse havenstad zelf zijn Vlissinge geus op, waarin hij Besteben ‘gedeeltelyk’ navolgde. Bij de plaatselijke boekverkoper verscheen van deze bewerking een editie.Ga naar eind22. Het was niet Riviers eerste bezoek aan Vlissingen. Al in 1779 had hij er een toneelstuk met vaderlandse stof op de planken gebracht en later zou hij met het spel De jeugdige Michiel Adriaansz de Ruiter opnieuw appelleren aan het roemrijke verleden van het stadje aan de Schelde.Ga naar eind23. Hij zocht handig aansluiting bij het stedelijk saamhorigheidsgevoel, dat bij de uitbundige viering van het tweede eeuwfeest in 1772 nog zo nadrukkelijk aan de oppervlakte was gekomen.Ga naar eind24. Simon Rivier was als acteur verbonden aan de Amsterdamse Schouwburg toen deze in 1772 in vlammen opging. Hij trok als brodeloos speler naar Rotterdam, waar hij met Amsterdamse collega's nieuw emplooi vond. Hij speelde er onder leiding van Punt en Corver en kreeg in 1779 met Ward Bingley zelfs de leiding van het gezelschap. In de periode dat er geen opvoeringen waren in Rotterdam bezocht hij Hollandse en Zeeuwse steden. Rivier schreef voor die gelegenheden speciale gedichtjes, die Bingley dan voordroeg. Zelf achtte hij dit nu niet direct zijn beste teksten, reden waarom er maar zo weinig van zijn overgeleverd.Ga naar eind25. Ook uit zijn vele toneelstukken kan men afleiden waar hij zoal optrad.Ga naar eind26. Telkens hield hij bij de keuze van de stof rekening met zijn publiek, zoals we dat al zagen bij zijn optreden in Vlissingen. Zo kennen we van hem Het ontzet van Dordrecht (1784), De belegering en 't ontzet der stad Alkmaar (1789) en Fransois van Brederode of het belegerde Rotterdam (1775). Riviers voorkeur ging uit naar de vaderlandse stof, die meer en meer aan populariteit won.Ga naar eind27. Hij greep terug op de Hollandse graventijd en de Opstand. In zijn vroegste toneelstukken en in een enkel pamflet legde hij nog verantwoording af voor de wijze waarop hij zijn bronnen hanteerde.Ga naar eind28. Hij hechtte er aan de historische waarheid geen geweld aan te doen. In een oogopslag is het duidelijk dat hij bij de bewerking van Bestebens Vlissinghen geus de geschiedenisboeken er nog eens naast heeft gelegd om het spel een ‘historisch juister’ karakter te geven. Zo verving hij de vier burgemeesters door één burgervader en één baljuw en introduceerde hij Jonker Willem Blois van Treslong, Jacob Simonsz de Ryk, Ewout Worst en Jan de Moor. Deze mannen speelden een vooraanstaande rol bij de Vlissingse opstand | |
[pagina 185]
| |
en mochten in dit toneelstuk zeker niet ontbreken. Rivier had dus oog voor het historische detail. De extra informatie haalde hij uit het werk van Barueth, Hollands en Zeelands jubeljaar, een boek over het even tumultueuze als gedenkwaardige jaar 1572.Ga naar eind29. Belangrijker wellicht is dat de functie die Besteben zijn toneelstuk toedichtte, is vervallen. De voorwaarden voor een opstand staan niet langer centraal. Het is meer een historisch relaas geworden. Natuurlijk speelt de vraag wat een goede regering is op de achtergrond mee, maar deze is sterk afgezwakt. De antipathieën tegen het katholicisme zijn zelfs verdwenen. Magdalena is bijvoorbeeld van een tot het protestantisme bekeerde non veranderd in een fervent voorstandster van verdraagzaamheid op religieus gebied: ‘De Spanjaard heeft misdaan, maar 't oud Geloof geenszins.’Ga naar eind30. Rivier speelde uiteraard in op de chauvinistische gevoelens van de Vlissingers en roemde hun verleden. Als broodschrijver moest hij toch in de eerste plaats om zijn recette denken. Maar hij refereerde ook aan de politieke actualiteit. In de tijd van toenemende spanningen tussen patriotten en orangisten blijkt Rivier een behoudend man en grijpt hij de opstand van Vlissingen niet aan om de vrijheidsidealen van de patriotten te ondersteunen, zoals gemakkelijk had gekund, maar om de macht en deugdzaamheid van Oranje te onderstrepen. De spreuk ‘Lang leev’ de Oranjevorst' klinkt veelvuldig op uit de kelen van de Vlissingse bevolking. En sprak Besteben in zijn slotregels de hoop uit dat Willem II een waardig opvolger zou worden van de Vader des Vaderlands, Rivier heeft hetzelfde voor met Willem V.Ga naar eind31. Het spel is dus meer dan een zoete herinnering aan vervlogen tijden, het kan beschouwd worden als een propagandastuk voor Oranje. Willem V kon in 1783 wel wat ondersteuning gebruiken, want in de vierde Engelse oorlog ging het hem bepaald niet voor de wind, waardoor het verzet tegen zijn stadhouderschap allengs groeide. Zijn enige, magere succesje oogste hij bij de Slag bij de Doggersbank. Rivier behoorde tot het corps van schrijvers dat deze gebeurtenis geestdriftig vierde in een toneelstuk.Ga naar eind32. Eerder, in de jaren van zijn ontluikende schrijverschap, had hij al uiting gegeven aan zijn bewondering voor de geplaagde stadhouder. Als Rivier een jaar later in Vlissingen was opgetreden, zou het spel er waarschijnlijk anders hebben uitgezien. Er zijn sterke aanwijzingen dat hij dan de kant van de patriotten heeft gekozen. In Het ontzet van Dordrecht (1784) staat een tirade over het goede staatsgezag, waarin Rivier stelt dat een vorst moet opkomen voor zijn onderdanen en niet moet rusten op een bed van zwaneveren. Een sneer naar de povere oorlogsresultaten van de stadhouder.Ga naar eind33. Als Rivier in datzelfde jaar een gelegenheidstekst declameert voor het Utrechts exercitiegenootschap is het in ieder geval duidelijk dat hij de kant van de patriotten heeft gekozen.Ga naar eind34. Zijn veranderde opvattingen over de staat draagt hij in 1786 met verve uit in zijn bewerking van Hoofts Baeto, die hij de veelzeggende ondertitel ‘eerste patriot, vader der Batavieren en balling voor de vryheid’ meegeeft en opdraagt aan het patriotse genootschap de ‘Vaderlandsche Sociëteit’.Ga naar eind35. De verderfelijke Penta vertolkt hierin het standpunt dat de vorst de absolute macht toekomt. De deugdzame Katmeer, vader van Bato, blijkt tegenstander te zijn van erfopvolging en verwoordt het standpunt van de patriotten: ‘Men zal hier nimmermeer geslachten erflyk maaken in 't Hoogregeerings ampt.’Ga naar eind36. Zijn kleinzoon verdient de kroon, niet zozeer omdat hij van koninklijke bloede is, maar veeleer door zijn deugdzaamheid. Bato verlaat zijn land | |
[pagina 186]
| |
om elders een staat te stichten, een staat waarin de vrije burger broederlijk woont naast de regent, die plichtsgetrouw diens rechten waarborgt. Bato zelf zal aan deze utopie leiding geven, tenzij het volk de voorkeur geeft aan een andere heerser. Dan zal hij zich terugtrekken van het hoogste toneel. Democratie ten top. | |
BesluitIn deze beschouwing heb ik aangetoond dat Besteben zijn opvattingen over godsdienst en staatsbestuur demonstreerde aan de gebeurtenissen in Vlissingen en met zijn tweeluik Vlissinghen Geus en De 'tsamensweringe Catalinae een antwoord gaf op de vraag onder welke omstandigheden een opstand gerechtvaardigd is. Aan het eind van de Tachtigjarige Oorlog koos hij modieuze stof ter bevestiging van een nationaal zelfrespect. Ook Simon Rivier haakte in op de literaire trend met zijn spelen over de Opstand. De verandering van zijn politieke opvatting is in zijn twee bewerkingen van zeventiende-eeuwse spelen goed zichtbaar: in Vlissinge geus toonde hij zich nog een fervent aanhanger van Oranje en speelde hij in op het stedelijk bewustzijn van de Vlissingers, drie jaar later in Bato pleitte hij voor staatkundige hervormingen en verwoordde hij de aspiraties van een Rotterdams patriots gezelschap. Door de eeuwen heen blijft het toneel een belangrijk instrument om de publieke opinie te beïnvloeden. |
|