De Zeventiende Eeuw. Jaargang 10
(1994)– [tijdschrift] Zeventiende Eeuw, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 169]
| ||||||||||||||||||||||||
‘Hoe dreef ick in myn sweet’: de rol van Louise de Coligny in de Oranje-drama's
| ||||||||||||||||||||||||
Louise in de geschiedschrijvingMet Brandts lovende woorden zijn we al bij de latere beeldvorming over Louise terechtgekomen, een onvermijdelijk verschijnsel bij de gebeurtenissen rond de dood van Oranje. Immers, ook de gang van zaken op de 10de juli 1584 laat zich moeilijk precies reconstrueren, zoals Vergeer in zijn kritische belichting van Willems vermeende laatste woorden nog eens aantoonde.Ga naar eind2. Alleen al omdat de verslagleggers verschillende doelen hadden, spreken ze elkaar tegen. Dit geldt ook voor de afbeeldingen van de moord, bijvoorbeeld opgenomen bij Hooft en Wagenaar: het ging hier niet direct om een exacte weergave van het tafereel, maar meer om de betekenis ervan (afb. 1 en 2). Toch kan de literatuur-historicus niet om de bronnen heen: uit de Oranje-drama's blijkt dat de auteurs zich over de toedracht op het Prinsenhof gedocumenteerd hebben. De mededelingen over Louise laten zich van Van Meteren tot en met Wagenaar optellen tot een soort ‘maximaal’-verhaal.Ga naar eind3. | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 170]
| ||||||||||||||||||||||||
Afbeelding 1. De moord op Willem van Oranje. Uit: Hooft 1703, tussen p. 902-903.
Bij Bor, Van Meteren, Hooft en Wagenaar spreekt Gerards de Prins vóór het middagmaal zenuwachtig aan en trekt zo de aandacht van Louise. Zij wantrouwt zijn ‘seer quaet ghelaet oft opsien’, zoals Bor het zegt (1621, II, p. 421v), en vraagt de Prins wie die man is. Na de maaltijd volgen de fatale schoten en Willems beroemde vraag om Gods genade voor ziel en volk. Bor, Van Meteren en Hooft laten Oranje nog een zwak ‘Ja’ antwoorden op de vraag van zijn zuster, de gravin Van Schwartzenburg, of hij zijn ziel in handen van Christus aanbeveelt. Volgens Hooft sterft hij in het bijzijn van Louise, die ‘wonderlyk ontstelt’ is en God bidt om lijdzaamheid (‘gedult’) nu na haar vader en eerste man ook de tweede echtgenoot vermoord is (1972, p. 903). Ook Van Meteren vermeldt dit gebed.Ga naar eind4. Van Reyd, De Groot en Brandt doen de moord in weinig woorden af en spreken noch over Louise noch over de gravin Van Schwartzenburg. Wel wordt Louise meestal kort vermeld bij de terugblik op Willems persoonlijkheid: ze figureert dan als de dochter van De Coligny, Willems vierde vrouw en moeder van Frederik Hendrik. De verslaggeving besteedt weinig aandacht aan Willems eega: waarschijnlijk was ze voor de geschiedschrijvers niet veel meer dan de vierde vrouw van Oranje en de moeder, respectievelijk stiefmoeder van de twee zonen die voor de Nederlanden belangrijk waren. Bovendien werd de Franse adel hier wantrouwend bekeken, zeker sinds de kwestie Anjou. Oranjes huwelijk met Louise was een duidelijke keuze voor het nieuwe geloof, maar men was toch bang met een wellustige hovelinge opgescheept te raken. Weliswaar kreeg de predikant Hackius een preekverbod omdat hij de moord op Willem uitlegde als Gods straf voor het grootse doopmaal voor Frederik Hendrik, maar zijn uitlatingen tekenden intussen de stemming.Ga naar eind5. Kortom, Loui- | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 171]
| ||||||||||||||||||||||||
ses positie gaf de historici geen aanleiding tot een mythevorming zoals die rond Willem zou plaatsvinden. Voor de toneelschrijvers lag de zaak echter anders.Ga naar eind6.
| ||||||||||||||||||||||||
Louise op het toneel: de eerste faseAls eersten dramatiseren Neolatijnse auteurs hun visie op de 10de juli 1584. In 1589 verschijnt Nassovius tragoedia van Salius (Toussaint du Sel);Ga naar eind7. in 1598 Princeps Auriacus, sive Libertas Defensa van Casparius (Caspar Ens) en in 1602 Auriacus, sive Libertas Saucia van Heinsius (Daniël Heins). In Nassovius tekent de Spaansgezinde katholiek Salius Oranje als een rebel, die terecht vermoord wordt. Ook Louise is een slecht mens: haar rouw slaat om in woede als ze roept om de moordenaar, wiens hart ze wil verslinden. Liefst zou ze bovenop Oranjes lijk sterven en de emoties veroorzaken zelfs een miskraam (vs. 667-694, 730-742). Door haar zelfbeheersing te verliezen doodt ze dus haar kind. Al eerder deed Louise verslag van een afgrijselijke droom, waarin ze haar gemaal badend in het bloed voor hun huis zag liggen. Hoewel echtgenoot en nutrix argumenteren dat dromen bedrog zijn, is ze zo bang dat ze Willem de fatale belofte afdwingt thuis te blijven (vs. 450). Aldus draagt ze op twee manieren schuld: door haar angst aan de dood van Willem en door haar razende rouw aan die van haar ongeboren kind. Zoals nog zal blijken, hebben alle auteurs de figuur van Louise aangegrepen om vrees en/of verdriet te verwoorden. Ook anderen komen echter voor deze hartstochten in aanmerking, vooral de twijfelende Balthasar Gerards, die meestal bib- | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 172]
| ||||||||||||||||||||||||
berend de trekker overhaalt. Rouw zien we uiteraard bij de meeste Oranje-aanhangers. Om nog even op Salius terug te komen: hier is de angst van De Zwijger en Louise een gevolg van hun morele laagheid en is er voor verdriet nauwelijks plaats. Een koor leert ons dat God rebellen terecht straft. Casparius concentreert zich in Princeps Auriacus op de verhouding tussen vorst en onderdanen en laat Louise noch Oranjes zuster optreden. Toch besteedt ook hij aandacht aan de hartstochten: de rouw wordt vertolkt door een koor van Nederlandse maagden, en de angst vooraf aan de moord zien we bij Filips II, die van zijn ondergang droomt (p. 20-22).Ga naar eind8. Met de hoop op een Nederlandse zege verwerkt Casparius een derde emotie. Niet alleen in hun emoties herinneren veel Neolatijnse drama's aan die van Seneca.Ga naar eind9. Tot de overeenkomsten hoort verder de voorspellende droom en de argumentatie ‘dromen zijn bedrog’. De ‘horror’ manifesteert zich in het verslag van de onrustige slaap en de verschijning van onderwereldfiguren. In de Oranje-drama's gaat het meestal om kwade machten die het verderfelijke Spanje symboliseren. Uiteraard draagt de moord op het toneel zelf flink bij aan de gruweleffecten. Als tegenwicht tegen de dreiging klinken klassiek en/of christelijk getinte redeneringen over de Fortuin op, met allerlei christelijk-stoïsche gedragsadviezen. Deze moeten in praktijk gebracht worden bij grote ontreddering, maar intussen verhinderen de gedragsregels de emotionele uitbarstingen niet. Met bloemrijke stijl demonstreert menig auteur zijn geverseerdheid in de retorica. Dat raffinement blijkt het duidelijkst in Heinius' Auriacus uit 1602, het invloedrijkste drama uit het corpus: hier ontstaat een spel van contrasten rondom de deugdheld Oranje. De eerbetuiging aan De Zwijger blijkt ook uit de taferelen met Louise. De al genoemde hartstochten vrees en verdriet komen hier volop in beeld. Voordat de bleke en betraande Louise in het vierde bedrijf eindelijk met haar droom op de proppen komt, spreekt ze uitgebreid over angst in het algemeen (II, 2) en de herinneringen aan de Bartholomeusnacht (III, 2). Het droomverslag aan de voedster brengt een climax, zeker omdat de bebloede, stervende Willem haar voorspeld heeft dat dit de waarheid is. Spoedig zal haar wantrouwen in die onbekende gast aan het hof, dat te weinig bewaakt wordt, dan ook terecht blijken. Heinsius' aandacht gaat tevens uit naar het privé-leven van de Oranjes. Willem klaagt dat Louises onrust hem verhindert zich te ontspannen en de voedster waarschuwt haar dat angstige vrouwen moedige mannen irriteren. Met een redevoering over de opvoeding van het bewijs van hun liefde, Frederik Hendrik, krijgt Louise een nieuwe rol: die van moeder. Ze is (in Willems woorden) ‘vruchtbaar voor het vaderland’ (III, 2) en geldt tevens als ideale huisvrouw, bijvoorbeeld wanneer de voedster haar op haar plichten wijst: ‘het huishouden en het liefdepand roepen ons naar binnen’ (IV, 2).Ga naar eind10. Voor de uitdieping van de hartstocht angst heeft Heinsius vooral het personage Louise gebruikt; de rouw krijgt meer dimensies door spreiding over verschillende figuren. De echtgenote,Ga naar eind11. nu voor de tweede maal ‘weduwe en wees’, zoals veel auteurs het formuleren, mag dan bezwijmen,Ga naar eind12. het verdriet van Oranjes manschappen stijgt boven haar persoonlijke leed uit. Maurits daarentegen kan niet wenen: de zware taak zijn vader te wreken blokkeert de tranen. | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 173]
| ||||||||||||||||||||||||
Echo's uit Heinsius' spel klinken op tal van plaatsen in Het moordadich stuck van Jacob Duym (1606) en het Truer-spel van de moordt van Gijsbrecht van Hogendorp (1616).Ga naar eind13. Beide schrijvers horen nog tot de eerste fase van Oranje-drama's: ze concentreren zich op de dag van de moord en Willems belang voor land én gezin. Van alle auteurs gaat Duym het uitvoerigst in op het privé-leven van de Oranjes. Zijn weergave van een idyllisch gezinnetje maakt een wat naïeve indruk. Zo ligt de voor een grote toekomst bestemde Frederik Hendrik ‘lieflijck [... te] roncken’ (II, 2, vs. 419) en wordt er nogal met hem gesold: hij gaat in en uit de wieg en van arm tot arm. ‘Mooy Heintje’ wordt bovendien indirect bij Louises nachtmerrie betrokken. In de droom beveelt Willem haar goed voor de baby te zorgen en de gravin van Schwartzenburg zet dit om in de aansporing met hem te spelen (IV, 2). Al eerder vond ook de Minne dat Louise zich meer op het kind moest richten (II, 1) en suste Willem haar angst met Frederik Hendrik op de arm (III, 3). Louise verschijnt bij Duym enkel als bange echtgenote en moeder en niet als rouwende weduwe. De persoonlijke dimensie van het verdriet wordt nauwelijks getoond, wel de staatkundige, bij monde van enkele overheidsdienaren, de allegorie De Vrijheyd des Lands en Maurits. Van Hogendorps Truer-spel van de moordt kan qua stijl en techniek als een intensivering van Heinsius' Auriacus gekenschetst worden. Angst en rouw worden hier nadrukkelijk voelbaar gemaakt, vooral in de figuur van Louise. In Treur-spel van de moordt is het gezinsaspect afwezig: Frederik Hendrik verschijnt niet en slechts de allegorie Den Tydt noemt Maurits, de toekomstig bevrijder. Louise wordt dus niet getekend als moeder, maar des te meer als bezorgde echtgenote. De spanningsopbouw in haar rol is anders dan bij Heinsius: het verhaal van de droom, deze keer over Gaspard de Coligny, komt nu direct bij haar eerste optreden (III, 2).Ga naar eind14. Niet de voedster maar Oranje zelf krijgt de nachtmerrie te horen. Voor het eerst zien we een Louise die probeert zich over haar angst heen te zetten, maar daar niet in slaagt. De tevergeefse argumentatie komt van de hofmeester, de voedster en Willem zelf, die middenin zijn betoog wordt neergeschoten (IV, 4). Van Hogendorp buit hier de spanning tussen Willems woorden en de naderbij sluipende moordenaar uit. De omslag van vrees naar verdriet geschiedt voor de ogen van het publiek: eerst beschrijft een Choor Louises ‘onghemeen misbaer’ (IV, 5, vs. 2083)Ga naar eind15. en meteen daarna verliest de weduwe zelf zich tegenover de voedster bijna 100 verzen lang in haar smart om de Vader des Vaderlands en de tweede verloren echtgenoot (V, 1). Ze laat zich zo gaan dat de min haar - net als vroeger - als haar kind bejegent.Ga naar eind16. Daarna klagen de Staten hun politieke rouw (V, 2).
Met dit Truer-spel van de moordt eindigt de eerste fase van de tragedies over De Zwijger. Van Hogendorps drama kan beschouwd worden als een cumulatie van de eerdere toneelstukken: het Senecaanse kader is hier overduidelijk aanwezig, evenals de concentratie op de 10de juli en de persoon van Oranje. Louise vertolkt bij Van Hogendorp wel heel hartstochtelijk haar angst en leed en illustreert zo het ook door de theoreticus Scaliger geformuleerde principe dat de uitbeelding van emoties leerzaam kan zijn.Ga naar eind17. Retorica en didactiek liggen in het vroege renaissance-toneel vaak in elkaars verlengde. De morele beoordeling van Willems vrouw hangt af van de politieke visie van | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 174]
| ||||||||||||||||||||||||
de auteur: bij Salius valt dat negatief uit, bij de overigen positief. Louises rol zelf krijgt nauwelijks staatkundige dimensies, de auteurs tekenen haar vooral als bezorgde echtgenote en moeder. | ||||||||||||||||||||||||
Louise op het toneel: de tweede faseAls met Wilhem of gequetste vryheit van Lambert van den Bosch in 1662 een nieuwe periode van Oranje-drama's begint, is de oorlog inmiddels gewonnen, zij het niet zonder pijnlijke binnenlandse incidenten. De in wezen nog onopgeloste problemen uit het Twaalfjarig Bestand worden nu ten tonele gevoerd. De auteurs richten zich niet meer zozeer op het boze Spanje, maar op de binnenlandse politieke beleidslijn. Nog minder dan in de eerste fase is een exacte reconstructie van de historische werkelijkheid het doel: Van den Bosch en achttiende-eeuwers als Claas Bruin en Onno Zwier van Haren omringen de Vader des Vaderlands met allerlei personages die niet bij de moord aanwezig waren, bijvoorbeeld Marnix, Van Oldenbarnevelt en Maurits.Ga naar eind18. Als enige verantwoordt Van Haren in een voorwoord deze behandeling van de historische personen. Het is echter veelzeggend dat hij met geen woord over Louise rept: blijkbaar hoefde men voor haar niet met exacte feiten rekening te houden. Dit wil intussen niet zeggen dat men zich klakkeloos aansloot bij het vroegere beeld van Oranjes vrouw. Uit Van den Bosch' Wilhem of gequetste vryheit blijkt direct welke veranderingen Louises rol ondergaat. Al na 14 regels weten we weer dat ze op één dag weduwe en wees werdGa naar eind19. en meteen daarna vertelt ze haar staatjuffer van de afgrijselijke droom, waarin haar bebloede vader haar met ijskoude hand aanraakte: ‘Hoe trilde my het lijf op 't schuddend Ledekant,
Hoe dreef ick in mijn sweet, mijn leden afgedroopen!’
(Van den Bosch 1662, p. 2).Ga naar eind20.
Een tweede verslag blijft ons bespaard, want Willem heeft aan de deur meegeluisterd. Zijn reacties en die van de hofdame zijn inmiddels voorspelbaar. In het eerste bedrijf werkt Van den Bosch nog een bekende scène af: Frederik Hendrik nadert ‘met kintsche sprongen’ (als baby van nog geen zes maanden! (I, 2, p. 8)) om een profetie van zijn vader aan te horen. Toch is Louises aandeel niet alleen maar bekort, Van den Bosch voegt ook zaken toe. Tegenover de passief angstige echtgenote uit de eerste fase staat hier een actieve: Louise laat de bewaking verscherpen en na Willems dood discussieert ze met Maurits over de persoonlijke en politieke implicaties van het verlies. Wel heeft zij meer moeite haar verdriet te overwinnen en aanvankelijk schampert Maurits op haar ‘vrouwelijck getraen’ (p. 32), maar later vraagt hij haar hem als zoon te adopteren. Mede namens hem dankt Louise Heereman en Burgerhart voor hun rouwbetuigingen. Een variatie op het droommotief, een troostende toekomstvoorspelling door Willem aan zijn vrouw, besluit dit spel. Van den Bosch gebruikt dus wel de bekende passies angst en rouw, maar verandert de uitbeelding ervan. Daarnaast verbreedt hij de moederrol tot die van stiefmoeder van Maurits, terwijl ook deze zoon van De Zwijger zelf nadrukkelijker in beeld komt.Ga naar eind21. Nieuw is voorts Louises politiek actievere opstelling. | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 175]
| ||||||||||||||||||||||||
Een analyse van de achttiende-eeuwse Oranje-tragedies zou het terrein van de Werkgroep zeventiende Eeuw teveel overschrijden, maar een korte blik op de drama's van Bruin en Van Haren moge duidelijk maken dat zij de lijn die inzet met Van den Bosch doortrekken.Ga naar eind22. In Bruins De dood van Willem den Eersten (1721) nemen de toevoegingen aan het oorspronkelijke handelingsverloop zoveel plaats in dat er voor Oranjes echtgenote weinig ruimte overblijft.Ga naar eind23. Bovendien besteedde Bruin als rationele achttiendeeeuwer niet veel aandacht aan de hartstochten. Hij brengt alle met Louise verbonden angstelementen in één scène onder (IV, 6): Louise vertelt haar droom - deze keer over haar eerste echtgenoot Téligny - aan Oranje en Maurits.Ga naar eind24. Zij reageren nuchter en waakzaam tegenover ‘dien Guion’ (Gerards, p. 44), mede met het oog op het lot van Frederik Hendrik. Bruin bekort tevens de rouwtaferelen en de woorden van Marnix klinken dan ook haast ironisch: ‘Daar komt Mevrouw. Helaas! Hoe droevig zal ze klaagen?’ (V, 10, p. 56) Van Haren kan het nog korter. Hij laat in Willem de Eerste (1773) een rouwscène, althans van de kant van Louise, weg.Ga naar eind25. Wel varieert ook hij op de droom (I, 6). Onder verwijzing naar Téligny voorspelt vader Gaspard het lot van Oranje; even later ziet Louise De Zwijger stervend liggen. Willem reageert kort en bagatelliseert de nachtmerrie;Ga naar eind26. verder vertrouwt hij op Frederik Hendrik. Maar Van Haren schrijft ook nog een nieuwe scène, waarin Louise meepraat over de oorlogssituatie. ‘Wat hoor ik, Gelderland verloren?’, vraagt ze. Willem zal er de volgende dag heen moeten, maar belooft vannacht bij haar te komen om te ‘vergeeten alle zorgen’ (III, 3, p. 33). Zo verwerkt Van Haren politiek en privé in één tafereel.Ga naar eind27. | ||||||||||||||||||||||||
ConclusieDe auteurs uit de tweede fase zijn geïnteresseerder in de staatkundige verwikkelingen rond Oranje dan in een uitbeelding van zijn huwelijk en de historische toedracht van de 10de juli. Verder zijn de hartstochtelijkheid en de retorische franje van het vroege renaissancetoneel verdwenen. Louises rol is hierdoor verkleind: in feite resteren slechts de kernscènes met angst en rouw. Ze staan onder spanning, al schrijdt de rationalisering niet zover voort dat de hartstochten geheel verdwijnen. Vrees en verdriet treft men overigens bij mannen èn vrouwen aan. Het verschil is dat mannen hun emoties eerder verbijten. Hoewel de latere auteurs Louises optreden in staatkundige zin uitbreiden, brengt dat geen verandering in haar positie: ze wordt nooit meer dan een bijrol. Dat blijkt ook als Van Vloten in 1864 Van Harens stuk editeert voor de Zutphense rederijkerskamer Polyhymnia. De heren van dit gezelschap hebben geen zusterleden en kunnen dus de scènes met Louise weglaten (p. VII-VIII). Blijkbaar was de gewoonte van enige eeuwen eerder, toen mannen altijd de vrouwenrollen speelden, niet voor herhaling vatbaar. Belangrijker is natuurlijk dat Van Vloten het vrouwelijk aandeel niet van wezenlijk belang achtte. Toch is daarmee niet alles gezegd, want in 1856 had Van der Aa in een bloemlezing een gedicht uit 1762 van Lucretia van Merken opgenomen waarin de weduwe als een heldin wordt afgeschilderd.Ga naar eind28. De besproken tragedies vertegenwoordigen slechts verschillende stadia in de beeldvorming over Louise de Coligny. Tot in onze eeuw verschijnen nog Oranje- | ||||||||||||||||||||||||
[pagina 176]
| ||||||||||||||||||||||||
drama's en vanaf de late negentiende eeuw tonen ook historici interesse voor de weduwe van de Vader des Vaderlands.Ga naar eind29. Het zou interessant zijn te bezien in hoeverre hier de opkomst van de vrouwenbeweging samengaat met een stijgende Oranje-liefde. | ||||||||||||||||||||||||
Gebruikte literatuurDrama's
| ||||||||||||||||||||||||
Overige literatuur
| ||||||||||||||||||||||||
[pagina 177]
| ||||||||||||||||||||||||
| ||||||||||||||||||||||||
[pagina 178]
| ||||||||||||||||||||||||
|
|