De Zeventiende Eeuw. Jaargang 10
(1994)– [tijdschrift] Zeventiende Eeuw, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 159]
| |
Willem van Oranje: een Hercules op Leidse planken
| |
[pagina 160]
| |
Zeventiende-eeuws toneelHet andere beeld van Auriacus in Heinsius' stuk is mede veroorzaakt door de wijze waarop karakters in een zeventiende-eeuws drama werden weergegeven. Het ging daarin niet om een psychologisch portret met ontwikkelingen, maar om het uitbeelden van een karakter naar één hartstocht of gemoedstoestand.Ga naar eind6. De psychologie werd ondergeschikt gemaakt aan interessante morele kwesties.Ga naar eind7. De aandacht voor de moralisatie kon leiden tot inconsistenties. De situatie waarin iets gezegd werd, was vaak van groter belang dan de vraag of het gezegde in overeenstemming was met uitspraken van het betreffende personage in andere scènes.Ga naar eind8. Anderzijds is van een held die constantia vertoont, altijd een zelfde soort reactie te verwachten. Een ander gevolg van de nadruk op morele kwesties is, dat sommige auteurs de zo talrijke sententiae, de aforismen, elk willekeurig personage in de mond kunnen leggen. Deze uitspraken zijn dan per definitie niet karaktertekenend.Ga naar eind9. Het willekeurig strooien met sententiae en de wil, de personen één hartstocht te laten belichamen, kunnen dus tot fricties leiden. Met de sententies gaat Heinsius tamelijk zorgvuldig om. In Auriacus past de inhoud van de sententies bij het personage dat ze uitspreekt. Bijvoorbeeld: de uitspraak ‘Hij, voor wie niemand bang is, hoeft voor niemand bang te zijn’Ga naar eind10. past uitstekend bij de angstige Loisa, die deze woorden verzucht in aanwezigheid van haar baby, Frederik Hendrik. Het weerloze wurm kan nu nog onbezorgd zijn, maar al snel zal ook hij zorgen kennen, zoals zijzelf. De regels met sententieachtige uitspraken van Balthasar Gerards, die in Auriacus anoniem sicarius, ‘sluip’moordenaar genoemd wordt, komen voor in een scène waarin de commandant van de lijfwacht hem tracht over te halen te vertellen waarom hij zo geëmotioneerd is. De moordenaar dist dan een verhaal op over zijn voor het geloof gestorven vader. In zijn sententies formuleert hij de beste manier om dergelijke emoties te ‘verwerken’. Auriacus zelf geeft in zijn algemene uitspraken vooral een schets van de stoïsche filosofie. Omdat voor de hoofdpersonages de sententies met zorg gekozen zijn, kunnen ze gebruikt worden voor de karakterisering van deze personages. Op een inconsistentie in karaktertekening in de bewerking van Auriacus door Gijsbert van Hogendorp wees Smits-Veldt. In dat stuk spreekt Oranje enerzijds van God, in christelijke zin, anderzijds van het ‘blindt gheval.’Ga naar eind11. Deze inconsistentie zie ik niet in Auriacus zelf. Dit verschil verdient nadere toelichting. | |
StoaAuriacus is niet alleen een stoïsche held door zijn constantia. Hij heeft ook kenmerken van de wijze zoals de Stoa die tekent. Hèt grote sjibbolet voor zo'n figuur is het begrip virtus, dat wil zeggen: het leiden van een consistent leven, een leven volgens de natuur en de rede.Ga naar eind12. Voor Auriacus betekent dat: het vaderland verdedigen, ondanks de mogelijke gevolgen. De virtus, die men bezit op grond van zijn wijsheid, kan weer worden ingedeeld in vier virtutes, de kardinale deugden: prudentia (praktische wijsheid), fortitudo | |
[pagina 161]
| |
(kracht, dapperheid), temperantia (zelfbeheersing, gematigdheid) en iustitia (rechtvaardigheid).Ga naar eind13. Hoe treden nu de diverse deugden in Auriacus aan de dag? Hij weet hoe het menselijke en de goddelijke beschikking over de wereld met elkaar verweven zijn. Als hem iets zou overkomen, moet zijn zoon, de baby Frederik Hendrik, hem opvolgen (en wreken). Dat geschiedt dan volgens de noodzakelijke loop der gebeurtenissen: De ene dag wijkt voor de andere en een nieuw jaar lost het oude af. Het laatste einde van een generatie is de eerste stap van een nieuwe tijd. [...] Zo verdringen alle dingen elkaar weer door de wet van geboorte en sterven, om opnieuw op te rijzen: de tijd verandert alles, maar richt niets te gronde.Ga naar eind14. Gewapend met deze kennis wordt hij niet van zijn stuk gebracht door de aanvallen van fortuna, die per definitie onbelangrijke zaken, indifferentia, betreffen.Ga naar eind15. In III.2 wordt hij bijvoorbeeld in een gesprek met Loisa niet door haar tranen in verwarring gebracht, in tegenstelling tot wat de voedster meent: [De geest van een heldhaftig man is zo dat hij] door geen vernietigingsaanval van het lot aan het wankelen gebracht wordt, noch van zijn plaats wijkt, steunend op zijn virtus en krachten; maar hij zwicht voor de tranen en ongegronde klachten van vrouwen: alleen smart, het zuchten van het zwakke geslacht, verlamt zijn onoverwinnelijke hart.Ga naar eind16. Zijn dapperheid zal voor de contemporaine - welwillende - lezer of toeschouwer al van tevoren vastgestaan hebben; ook in het spel wijst Auriacus daarop. In de openingsmonoloog zegt hij dat wat de gevaren - hij doelt op natuurgeweld - ook zullen zijn, hij zich tegen de vijand, de tiran van de Taag, Philips II, zal verzetten.Ga naar eind17. De grote hoofddeugd van Auriacus is de zelfbeheersing. In zijn eigen woorden: ‘De vruchteloze emoties, de last van mijn hart, de hartstochten en woedeuitbarstingen heb ik onderworpen aan God en aan mezelf.’Ga naar eind18. Deze intoming van emoties leidt ertoe dat hij zich in voorspoed kan matigen (temperantia) en in tegenspoed standvastig kan blijven (constantia).Ga naar eind19. Zo kent hij ook de vurigheid van vorsten, die graag tot daden overgaan, maar hij heeft die vurigheid beteugeld, onder leiding van de rede, zoals een vorst betaamt.Ga naar eind20. De rede is voor de stoïcijn het regulerende deel van de ziel, dat een vonkje is van de ‘Wereldratio’, het goddelijk ordenend principe van de natuur, met haar gelijk te stellen. Wie de rede over zijn emoties laat heersen, leeft dus volgens de natuur. De ratio als ordenend principe heeft diverse functies. De Romeinse stoïcus Seneca spreekt hierover in een passage die door Lipsius in diens Physiologia aangehaald wordt en in de zestiende en zeventiende eeuw enige bekendheid genoot: ‘Elke gewenste naam kun je met recht aan de godheid toekennen, als het een kracht of uitwerking in het hemelse gebied aanduidt. Er kunnen evenveel namen van de godheid zijn als er functies zijn.’Ga naar eind21. Dus als Auriacus het woord Deus (God) in de mond gelegd krijgt, is dat niet per definitie iets wezenlijk anders dan fatum, fortuna, natura enzovoorts.Ga naar eind22. Voor Van Hogendorp ligt dit even anders, omdat die een christelijke held tekent, die spreekt van God in christelijke zin, terwijl Auriacus dat in stoïcijnse zin doet. | |
[pagina 162]
| |
De vrijheidEén aspect van het beeld van Auriacus in Heinsius' tragedie is tot nu toe onbesproken gebleven: zijn inzet voor de vrijheid. Auriacus is de belichaming hiervan, wat wel het sterkst tot uitdrukking gebracht wordt in de slotscène, waarin Libertas, de Vrijheid, op het toneel verschijnt om te melden dat ze vertrekken zal. Door en in de dood van de prins is ook zij gewond geraakt. In één van de drempeldichten meldt Hugo Grotius dat zij dezelfde wond in de borst draagt als de prins.Ga naar eind23. De allegorische Libertas beeldt dus uit dat Auriacus de verpersoonlijking is van de vrijheid. In haar toespraak geeft zij tevens een iacturae demonstratio: zij toont het verlies aan dat geleden is door de dood van de prins, een dood die allen aangaat.Ga naar eind24. Sterker nog, het vertrek van de Vrijheid is op zich al een maatstaf voor de grootte van het verlies. Het drama heeft daarmee dus duidelijk een exitus infelix.Ga naar eind25. Interessant, ook voor de heldenrol van Auriacus, is na te gaan wat die vrijheid nu eigenlijk inhoudt. Zij krijgt een vooral politieke invulling. De vrijheid die vertrekt, is de vrijheid van de Nederlanden, die verzucht: ‘De Nederlandse Leeuw bereidt sidderend de vlucht voor!’ en: ‘Verloren, vogelvrij verklaard, ga ik van u weg, burgers, verbannen verlaat ik u.’Ga naar eind26. De keuze van deze vrijheid zal in Leiden, met Haec libertatis ergo in het vaandel, toegejuicht zijn. Auriacus is de verdediger van de vrijheid en moet daarvoor de Spaanse tirannie en haar aanstichter Rome aanvallen. Heinsius geeft het begrip zo ook een religieus tintje. Niet voor niets laat hij een moordenaar zoeken door Inquisitio, de Spaanse inquisitie, bij uitstek een religieus instituut, dat overigens ongetwijfeld ook een politiek instrument werd. Voor de verdediging van de vrijheid is Auriacus uitzonderlijk goed geëquipeerd doordat hij de innerlijke vrijheid van de stoïsche wijze bezit. Over degene die zijn emoties de baas is geworden, kan een ander niet meer triomferen, zegt Auriacus zelf. Hij besluit zijn openingsmonoloog met de gedachte dat wie zijn emoties niet meester is, hun slaaf is.Ga naar eind27. Wie dat wel is, is waarlijk vrij en, om zo te zeggen: saevis tranquillus in undis, rustig te midden van de woeste golven, zoals Oranjes lijfspreuk luidde. Auriacus is dus een grote held, stoïsch in zijn wijsheid, in zijn standvastigheid en in vele andere deugden die de stoïcus kenmerken. Door al deze virtutes is hij werkelijk vrij, en als geen ander geschikt het vaderland te verdedigen. | |
HerculesDit beeld van Oranje heeft met diverse middelen reliëf gekregen. Ten eerste wordt Auriacus met verschillende grote helden uit het verleden vergeleken. Hijzelf vergelijkt zich in het eerste bedrijf met onder anderen Brutus, Harmodius en Aristogeiton, de tirannendoders. Zij bevrijdden hun staat van tirannie. Aan het slot vergelijkt Libertas hem met Agamemnon en Achilles, helden uit de Trojaanse oorlog die beiden na grote overwinningen door bedrog om het leven kwamen. Maar de belangrijkste vergelijking is die met Hercules: deze held volbracht met virtus de vele taken die hem opgelegd waren. Zoals bekend kreeg Hercules op instigatie van zijn stiefmoeder Iuno van koning Eurystheus moeilijke opdrachten; de canon telt er twaalf. De parallel met Hercules | |
[pagina 163]
| |
gaat tamelijk ver: zo vergelijkt Auriacus in zijn eerste monoloog Iuno met vrouwe Fortuna, als de boosaardige die uiteindelijk alle moeiten teweeg brengt, Eurystheus met koning Philips II, die de monsters op hem (Auriacus) afstuurt, en de Spanjaarden met de Hydra, de waterslang, één van de ondieren die Hercules moest verslaan. Dat Heinsius Auriacus zichzelf laat vergelijken met Hercules is niet toevallig. Seneca tragicus had twee toneelstukken aan Hercules gewijd. In Hercules Furens schetst hij een waanzinnige die zijn eigen kinderen doodt, in Hercules Oetaeus een held die op de brandstapel sterft. In deze stukken zijn diverse stoïsche opvattingen aanwezig; zo is het thema de dood en de juiste houding van de mens daar tegenover. Door zijn virtus bereikt de titelheld uiteindelijk een plaats in de hemel.Ga naar eind28. Verder was Hercules van oudsher een held met wie vorsten zich identificeerden: zo eiste het Macedonische koningshuis afstamming op van deze held. Ook figuren uit de Romeinse geschiedenis werden wel met Hercules vergeleken, zoals Pompeius en Antonius. Keizer Trajanus laat zich afbeelden met de traditionele attributen van Hercules, de knots en de leeuwenhuid en in de renaissance is er een ‘Herculesrevival’ onder Hendrik IV van Bourbon, maar vooral onder de Habsburgers en in het bijzonder bij Maximiliaan I.Ga naar eind29. De vorsten hadden diverse redenen om zich met Hercules te vereenzelvigen. Als zij hun vorstenhuis lieten afstammen van deze halfgod, onderstreepte dat hun goddelijkheid en dus hun rechten op de troon. Maar de presentatie als nieuwe Hercules hield tevens een politiek program in: de vorst neemt zich voor de vijanden te overmeesteren, evenals Hercules de kwaadwillende monsters versloeg. In dat geval ligt de nadruk op de kracht van de twee figuren die met elkaar worden vergeleken. Zo'n vergelijking kwam tot uitdrukking in de penningkunst en erebogen voor plechtige inkomsten, maar ook in de literatuur: in lofdichten, dedicaties en drama's. Tenslotte kon de nadruk liggen op de wijsheid van Hercules, die tot uitdrukking kwam in het stichten van een nieuwe wet onder de mensen en het verjagen van tirannen. In Auriacus speelt vooral het wijsheidsaspect van de Griekse heros een rol. Om zijn virtus, om zijn weerstaan van de aanvallen van buitenaf, zijn constantiafortitudo, en niet in de laatste plaats om zijn keuze, is Hercules namelijk de grote held van de Stoa.Ga naar eind30. Hij moest op een driesprong de keuze maken tussen goed en kwaad, tussen virtus en voluptas en koos natuurlijk het goede. Zo enthousiast werd Hercules door de Stoa opgenomen, dat men hem in de literatuur wel ‘de beschermheilige van de stoïcijnen’ kon noemen.Ga naar eind31. In Cesare Ripa's Iconologia treft men Hercules eveneens als belichaming van ‘heldische Deughd of Dapperheyd’ aan.Ga naar eind32. In Auriacus is de strijd tussen virtus en fortuna het gevecht geworden van Auriacus, een titelheld in dubbele zin. In de geest van Seneca's tragedies is hij een krachtfiguur zonder vrees of blaam, geheel anders dan de Aristotelische held, die in de woorden van Vondel ‘nochte geheel vroom, nochte onvroom, maer tusschen beide’ is.Ga naar eind33. Een held, die als Hercules wijsheid kent en kracht, tirannie afkeurt, vijanden verslaat en emoties beheerst, ondanks de slagen die het lot toebrengt of kan toebrengen. Er zijn nog andere middelen waarmee Auriacus' glansrol in het licht gesteld werd. Ten eerste is daar de ethische contraststelling.Ga naar eind34. Waar Auriacus onverstoorbaar is, als goede stoïcus, heeft hij twee tegenspelers die dat niet zijn. Zijn echtge- | |
[pagina 164]
| |
note Loisa is een bange vrouw, vol van ‘angstig gedroom’, en haar rol moet ook voornamelijk in dit contrast bekeken worden.Ga naar eind35. De droom (zij zag haar echtgenoot in haar armen sterven) werkt uiteraard pathos-verhogend, maar past vooral in een model waarin de onverschrokkenheid van de held meer tot uitdrukking komt. De andere tegenspeler is Balthasar Gerards. Deze blijft tot het laatst toe aarzelen of hij de moord wel of niet zal plegen. Hij balanceert tussen fanatieke (religieuze) moordlust en de angst voor zijn hachje. Tot slot slaat de weegschaal door naar de moorddrift. Daartoe krijgt de balans een duwtje van een ander allegorisch personage, Inquisitio, de verpersoonlijking van de gruwelen aan Spaanse zijde. Zij wordt bij het bereiden van een gifdrank geassisteerd door de Furiën, voorgesteld als haar zusters. Deze opweksters van de hartstochten zijn doordat ze Balthasar Gerards met een gifdrank ertoe bewegen zijn aanslag te plegen, uitvoersters van de macht van de fortuin.Ga naar eind36. | |
VerheerlijkingDaarmee is de kring rond: virtus strijdt met fortuna en behaalt uiteindelijk de overwinning. In schijn niet, natuurlijk, want Auriacus sterft door moordenaarshand. In wezen wel: hij heeft zijn geestelijke vrijheid, gevolg van zijn wijsheid, bewaard en zal uiteindelijk, als Libertas haar zin krijgt, in een wagen naar de sterren gevoerd worden. Zij zegt namelijk, in een oproep aan de Ossendrijver (= Kleine beer): ‘Maar u, Boötes, houd zolang uw wagen tegen, leg niet uw normale baan af en kom naar de aarde; voer weldra dit lijk met uw wagen naar boven en toon alle goeden het ongekende bedrog en de Spaanse kunsten.’Ga naar eind37. Ook dit is een referentie aan Hercules, die na zijn dood in de hemel wordt opgenomen. Daarmee krijgt Auriacus een plaats in de schare der (goddelijke) vorsten die gepresenteerd werden als tweede Hercules. De ten hemelopneming van Auriacus komt niet helemaal uit de lucht vallen; ook in de al genoemde opdracht aan de Staten schrijft Heinsius iets dergelijks. Enerzijds wordt Auriacus voorgesteld als het prototype van een stoïcus die zich tegen alle slagen van het lot uitstekend teweer stelt doordat hij zijn hartstochten beteugeld heeft, anderzijds is hij de verdediger van de politieke vrijheid. Pregnanter geformuleerd: de op zich passieve constantia sluit actief ingrijpen niet uit, evenmin als dat bij Hercules het geval was. Door zijn inzet voor 's lands vrijheid verdient hij, evenals de grote heros en evenals andere vorstelijke personen na hun dood, onsterfelijkheid. Zelfs al heeft hij de politieke vrijheid, in tegenstelling tot de innerlijke, niet verworven.
Graag dank ik drs. J.W. Steenbeek, drs. H. Luijten en drs. G. Felix voor hun waardevol kritisch commentaar bij een eerdere versie van dit artikel. |
|