De Zeventiende Eeuw. Jaargang 10
(1994)– [tijdschrift] Zeventiende Eeuw, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 65]
| |
De Historia de las guerras civiles [...] en Flandes y las causas de la rebelión de dichos estados van Antonio Carnero (1625)
| |
[pagina 66]
| |
zelf in zijn opdracht aan aartshertogin Isabella op en wil enkel ‘de gebeurtenissen’ noteren. Daarbij ging hij bewust ‘erg droog en zakelijk te werk, zoals een zo harde werkelijkheid als de oorlog is, ontbloot van wetenswaardigheden, welsprekendheid en elegante tournures die geschiedschrijvers plegen te gebruiken om hun lezers te verstrooien’. Hij wilde zich dan ook tevreden stellen met een gewone vertelstijl, ‘zonder maar iets van de waarheid af te wijken’.Ga naar eind10.
* * *
Bedoeld voor de niet-Nederlandse lezer, brengt het eerste hoofdstuk van de Historia de las guerras civiles een beschrijving van land en volk der Nederlanden. Het is een ‘klassiek’ procédé en roept onmiddellijk reminiscenties op aan de uitvoerige inleiding van Ludovico Guicciardini's Beschrijving van de Nederlanden en van andere gelijkaardige beschrijvingen.Ga naar eind11. Carnero's ‘inleiding’ is evenwel beknopter, steunt voor sommige aardrijkskundige elementen wellicht op Bernardino de Mendoza, maar men herkent nog het meest de tekst van Guicciardini, een auteur die Carnero echter in zijn bronnenopgave niet bij name noemt.Ga naar eind12. Achtereenvolgens worden het landschap, het klimaat, het aantal inwoners, de aard van de bevolking, de dieren en de planten behandeld. Herhaalde malen vermeldt Carnero - zoals overigens ook Guicciardini en andere tijdgenoten dit doenGa naar eind13. - dat de inwoners van de Nederlanden uitermate aan de drank verslaafd waren. Zij zouden langer leven, zo merkt hij op, indien zij niet zoveel zouden drinken (‘onmatig leven’ schrijft Guicciardini). Zij nemen, volgens Carnero, elke gelegenheid te baat om te feesten en overvloedig wijn te drinken, maar zij drinken ook ‘agua cocida con grano y ciertas hierbas’ (water, gekookt met graan en zekere kruiden). Deze drank is sterk en wordt ‘cerveza’ (bier) genoemd. Verder schetst Carnero de inwoners van de Lage Landen als ‘mooie mensen, melkwit van huid en blond van haar, groot van gestalte en evenwichtig gebouwd. De vrouwen zijn mooi en bevallig, vlot en toegankelijk in de omgang. Zij drinken ook niet zo veel en zij beredderen het huishouden (dit tot hier ook bij Guicciardini). Zij kunnen lezen, schrijven en uitstekend rekenen (...). De mensen zijn echter lichtgelovig en gemakkelijk door nieuwigheden te verleiden’.Ga naar eind14. Antonio Carnero spreekt in de inleiding ook over het bestuur van de Nederlanden. Hij noemt de Staten en de algemene Statenvergadering en vergelijkt ze met de cortes in Spanje. Vervolgens vermeldt hij vijf raden, waarbij hij naast de drie collaterale raden ook de Rekenkamer en de Raad van Brabant noemt. Voor de niet met de Nederlandse situatie vertrouwde lezer is het echter onduidelijk hoe de Brabantse justitieraad zich tot de andere raden verhoudt. De overige provinciale justitieraden worden overigens enkel terloops vermeld. Het hertogdom Brabant krijgt de meeste aandacht. De hertog van Brabant wordt ‘cabeza general y señor natural de todos estos estados’ (hoofd en natuurlijke heer van al deze gewesten) genoemd, een toch wel onnauwkeurige voorstelling van zaken. Brabant was, zeker in de vijftiende en zestiende eeuw, het voornaamste gewest in de Nederlanden en de vorst (keizer Karel V, of later koning Filips II) droeg o.a. de titel van hertog van Brabant, maar het was niet dank zij deze titel dat hij de vorst over de hele Nederlanden was. Ook leest men bij Carnero dat de hertog van Brabant nooit de titel ‘koning’ droeg | |
[pagina 67]
| |
en dit zou dan volgens hem te wijten zijn aan ‘de afschuw die men van deze titel had’Ga naar eind15., een voorstelling van zaken die zeker in het licht van de gebeurtenissen tussen ca. 1550 en 1585 gelezen dient te worden. Antonio Carnero noemt zijn boek ‘Geschiedenis van de burgeroorlogen in de Nederlanden’ (Historia de las Guerras Civiles), en spreekt over ‘rebelión de Flandes’ (Opstand van de Nederlanden). Dat doet modern aan. Modern is ook de periodisering die hij in het verloop van de Opstand aanbrengt. Zo begint er in 1572 een ‘tweede opstandsfase’ (‘la segunda alteraçion de los Estados de Flandes’) en wordt er naar aanleiding van het lichten van een eigen leger door de Staten in het najaar van 1576 over ‘de derde opstand’ gesproken.Ga naar eind16. Het is een periodisering die ook door hedendaagse historici wordt gehanteerd.Ga naar eind17. Het verzet in de Nederlanden had van in het begin zowel een religieus als een politiek karakter: er waren de protestantse predikingen en er was de reactie tegen kardinaal Granvelle, vooral ingegeven door de vrees voor de invoering van een Inquisitie naar Spaans model. Carnero benadrukt beide elementen en zet de vrees voor de inquisitie sterk in de verf.Ga naar eind18. Recent onderzoek naar de rol van de inquisitie in de Nederlanden en naar de politieke consequenties die de angst voor het mogelijk invoeren van een inquisitie naar Spaans model in de Nederlanden veroorzaakte, bevestigen de teneur van Carnero's betoog.Ga naar eind19. Over de plakkaten van Karel V gaat Carnero snel heen, de reactie tegen deze verordeningen van 1550 viel immers buiten zijn gezichtsveld. Wel heeft hij oog voor de internationale context en voor de Engelse, Franse en Duitse politieke en religieuze invloed op de opstandige beweging in de Nederlanden. Soms kan men zich zelfs niet van de indruk ontdoen dat Carnero de buitenlandse invloeden zo sterk benadrukte om aan te tonen hoe goed en hoe katholiek de Nederlanders van nature en van oudsher toch waren. In zijn inleidend hoofdstuk noemt hij de Nederlanden dan ook een van de eerst gekerstende gebieden in Noord Europa (‘fueron de los primeros que reçivieron la fee de Christo nuestro Señor entre todos los pueblos de Alemania y Francia’).Ga naar eind20. Carnero is katholiek, koningsgetrouw en voorstander van een sterk Spaans gezag in de Nederlanden. Zijn ‘Geschiedenis van de Opstand’ is evenwel geen exalterend geschrift. Hij noemt de hertog van Alva ‘streng’ en wijst er op dat anderen, voornamelijk de vrienden van de rebellen, in dit verband over ‘wreedheid’ spreken. Hij geeft toe dat het optreden van de hertog van Alva in de Nederlanden afkeer opwekt, maar wijst er op dat het katholieke geloof en de openbare orde in gevaar waren en dat er ‘bij zware ziekten zeer sterke medicijnen’ dienen te worden toegediend.Ga naar eind21. Toch klinkt er enige kritiek op de hertog van Alva door wanneer Carnero n.a.v. de kwestie van het standbeeld van de hertog vermeldt dat Filips II ooit het voorstel om de koninklijke beeltenis op de stadspoorten van Milaan te plaatsen zou afgewezen hebben met het argument ‘dat hij op aarde geen standbeelden wilde’.Ga naar eind22. Carnero ziet overal een tegenstelling tussen het katholieke geloof en de ketterij en had geen oog voor wat historici nu in het voetspoor van professor J.J. Woltjer ‘de politiek van de middengroepen’ noemen. Initiatieven van loyale Nederlandse edelen en zeker van de Staten worden kritisch bekeken, zo niet afgekeurd. De tegenstanders worden ‘de rebellen’ genoemd, soms uitdrukkelijk ‘de ketters’. In Luis de Requesens ziet Carnero de persoon bij uitstek om de vrede en de eenheid in de | |
[pagina 68]
| |
Nederlanden te bewerken. Diens dood betekende volgens hem dan ook het begin van ‘nieuwe onenigheden in de Nederlanden’.Ga naar eind23. Wordt de vredeswil van Requesens sterk in de verf gezet, over de pogingen van een aantal leden van de Raad van State om na het beëindigen van de gesprekken te Breda de begonnen dialoog toch verder te zetten wordt met geen woord gerept.Ga naar eind24. Ook valt het op dat het optreden van Jerónimo de Roda, Spaans lid van de Raad van State en exponent van de voor het Spaanse absolute gezag kiezende partij, door Carnero als ‘wijs en voorzichtig’ wordt bestempeld.Ga naar eind25. Wie enigszins vertrouwd is met de de politieke evolutie in de Nederlanden vóór en na de dood van Luis de Requesens (6 maart 1576) èn met de acties van Roda in die periode, zal de wenkbrouwen fronsen.Ga naar eind26. Met betrekking tot de Pacificatie van Gent laat Carnero duidelijk verstaan dat het om een vredesverdrag tussen de Staten en Willem van Oranje ging en dat men ‘om er meer gezag aan te verlenen’ de overeenkomst in naam van de Koning had gepubliceerdGa naar eind27. Met de Eerste Unie van Brussel (9 januari 1577) wist Antonio Carnero duidelijk niet goed raad. De tekst van de overeenkomst wordt om te beginnen (op blz. 88) verkeerd gedateerd (9 januari 1576) en wordt aangehaald na het bericht over de uitroeping van de Spaanse soldaten tot staatsvijanden (26 juli 1576). De auteur wekt hiermee de indruk dat de Staten zich in het begin van 1576 al plechtig verenigd hadden. Het stuk wordt dan ook Union y aliança de los estados del pais baxo juntos y congregados en Bruselas genoemd. Later, nadat hij uitvoerig over de Spaanse Furie te Antwerpen heeft bericht en de Pacificatie van Gent heeft toegelicht, publiceert Carnero de tekst van de Eerste Unie van Brussel in een licht afwijkende versie, zonder datum en gesitueerd in de context van de contacten die de Staten in januari 1577 met de pas gearriveerde don Juan van Oostenrijk hadden.Ga naar eind28. Het is een erg verwarde voorstelling van zaken die zeker niet bijdraagt tot een helder inzicht in de ingewikkelde politieke verhoudingen in 1576-1577. De actie van de Staten tegen don Juan van Oostenrijk was voor Carnero onbegrijpelijk. Naar aanleiding van het bezoek dat Remi Drieux, bisschop van Brugge, en thesorier-generaal Gaspar Schetz in de nazomer van 1577 aan don Juan in Namen brachten, en hun verklaring namens de Staten dat zij niet tegen de koning in opstand kwamen, maar wel tegen de tirannie die de landvoogd de Nederlanden wilde opleggen, en dat het katholicisme niet ten onder zou gaan maar in tegendeel door de komst van Willem van Oranje beschermd zou worden, merkt Carnero op dat dit toch wel een belachelijke voorstelling van zaken was. Het was volgens hem ‘afschuwelijk dat iemand die van kindsbeen af in de lutherse ketterij was opgevoed, later een wrede calvinist was geworden en ten slotte een perverse anabaptist [sic] en die een gezworen vijand van het katholieke geloof was, nu beschermer van de katholieken zou zijn...’. Carnero noemde het bovendien verfoeilijk dat juist een bisschop zulke verklaringen aflegde.Ga naar eind29. De Tweede Unie van Brussel (10 dec. 1577) wordt in de juiste context gesitueerd en door Carnero een ‘Liga entre los catholicos y hereges’ (een verbond tussen de katholieken en de ketters) genoemd.Ga naar eind30. De Tweede Unie van Brussel betekende voor de ondertekenaars inderdaad een nieuw contact met de pacificatiegedachte. Voor Willem van Oranje was het een opening naar de religievrede. Don Juan en met hem vele Spanjaarden zagen het anders. Voor de landvoogd was deze Unie een aanslag te meer op de katholieke religie.Ga naar eind31. | |
[pagina 69]
| |
De tekst van Carnero's boek is in twee kolommen gedrukt en werd erg compact gezet. Dat er bovendien geen illustraties werden opgenomen komt de vlotte leesbaarheid van het verhaal niet ten goede. Dikwijls worden -helaas typografisch niet van de rest van het verhaal onderscheiden- documenten in Spaanse vertaling aangehaald.Ga naar eind32. Vele bronnen worden echter in de indirecte reden weergegeven en het is dan niet altijd gemakkelijk om de aangehaalde stukken te identificeren. Enkele steekproeven met betrekking tot door Carnero verstrekte en kennelijk op documenten gebaseerde informatie wezen uit dat de geboden informatie betrouwbaar is. Zo is er bijvoorbeeld de door A. Carnero geparafraseerde en niet gedateerde vraag van de Staten-Generaal aan don Juan van 29 april 1577 en diens antwoord van 6 mei 1577.Ga naar eind33. Ook vonden wij een geparafraseerde reactie van don Juan nadat hij vanuit Namen had moeten toezien hoe Willem van Oranje op 23 september 1577 te Brussel was ingehaald, nl. ‘dat hij goed duidelijk maakte dat de gedeputeerden van de Staten, gezien de nieuwigheden die zij als maar vroegen, geen overeenkomst noch vrede wensten en dat zij blijkbaar ook het Eeuwig Edict niet wensten te respecteren en dat zij in plaats van het katholieke geloof te verdedigen en aan hun van Godswege gegeven natuurlijke vorst te gehoorzamen, een democratisch bewind (“govierno popular”) en gewetensvrijheid wilden invoeren, terwijl zij zich van de koning als van een dekmantel bedienden’.Ga naar eind34. Elders heet het ‘dat de Staten misbruik maakten van de vergevensgezindheid van de Koning’.Ga naar eind35.
* * *
Antonio Carnero is in de Historia de las guerras civiles op zijn best wanneer hij het over specifiek militaire aspecten van de Opstand heeft. Dat zowel hijzelf als zijn voornaamste bron, Bernardino de Mendoza, Spaanse militairen waren is daar zeker niet vreemd aan. Juist wegens deze militaire deskundigheid is hij voor wie het militaire optreden van Spanje in de Nederlanden bestudeert een interessante bron.Ga naar eind36. Al is Antonio Carnero misschien niet zo bekend, toch werd zijn werk door Nederlandse historici opgemerkt. Samen met uittreksels uit de geschriften van enkele andere Spaanse militairen werden fragmenten uit zijn opstandsgeschiedenis door de Nederlandse hispanist Johan Brouwer in 1933 vertaald en uitgegeven.Ga naar eind37. Ook Jan Romein trok in zijn Spieghel Historiael van de Tachtigjarige Oorlog de aandacht op de verhalende kwaliteiten van Antonio Carnero's tekst. ‘Men hoort in het toch beschaafde verhaal het vloeken der soldaten, de rauwe stem van de verteller, nog naklinken’, zo schreef hij. Het was volgens hem ‘wel gebottelde, maar nog onversneden werkelijkheid’ en in een ‘Bijlage’ werd de Nederlandse vertaling van Carnero's beschrijving van de roemruchte tocht -op 29 september 1575- van het Spaanse leger door het Zijpe naar Zierikzee gegeven.Ga naar eind38. In Carnero's verhaal dient men de gegevens betreffende het verloop van de gebeurtenissen en de politieke evolutie van de Opstand uiteraard te toetsen aan de bevindingen van moderne studies en aan het beschikbare archiefmateriaal. Toch blijft de Historia de las guerras civiles en Flandes een interessante compilatie èn een boeiend getuigenis van hoe een tijdgenoot, militair in Spaanse dienst, de gebeurtenissen in de Nederlanden trachtte weer te geven in een verhaal dat ook nu nog zo- | |
[pagina 70]
| |
wel voor Spaanse als voor Nederlandse lezers boeiend blijft en aan historici een interessant werkterrein biedt. |
|