De Zeventiende Eeuw. Jaargang 9
(1993)– [tijdschrift] Zeventiende Eeuw, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 35]
| |||||||||||||||||||||||||
Jacob Jehudah Leon en zijn tempelmodel: een joods-christelijk projectGa naar eind*
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||||||||||||
1. Jacob Jehudah Leon (1602-1675). Kopergravure door Salom Italia.
van de Portugees-joodse gemeenschap te Amsterdam, studeerde hij aldaar onder Isaac Uziel (overleden in 1622). Izak Maarsen veronderstelde op grond van een archiefstuk, waarop een handtekening van Jacob Jehudah Leon voorkomt, dat hij na zijn studie in 1621 onderwijzer van jonge kinderen werd op de school van Talmud Torah en Ets Haim te Amsterdam, en dat uit het feit, dat zijn taak vooral bestond uit het rustig houden van | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||||||||||||
2. Titelblad van de eerste Nederlandse editie van Jacob Jehudah Leons boek over de tempel. (Bibliotheca Rosenthaliana 1887 G 50). Foto G.A. de Zeeuw.
de kinderen in de synagoge zou blijken, dat zijn wetenschappelijke kwaliteiten niet erg indrukwekkend waren.Ga naar eind4. Ik veronderstelde dat Maarsen hem verwarde met een naamgenoot in Amsterdam. Uit zijn inleiding bij een Amsterdamse gevocaliseerde Hebreeuwse Misjnaeditie uit 1646 bleek dat hij rabbijn in Hamburg was geweest, dat zijn vader Abraham de Leon heette, en nog in leven was. Mogelijk was hij ‘in het kielzog’ van Isaac Athias, de eerste rabbijn in Hamburg, en eveneens leerling van Uziel, na zijn Amsterdamse studieperiode naar Hamburg vertrokken. Rond 1640 bleek hij in Middelburg huisleraar en rabbijn te zijn, en zich bezig te houden met het bouwen van een model van de Tempel van Salomo. Na 1640 bleek hij veel beter te volgen; hij publiceerde zijn eerste beschrijvingen van de Tempel van Salomo in 1642 (afb. 2), en verhuisde naar Amsterdam, waar hij leraar werd aan de school van Ets Haim. Uit een archiefstuk bleek, dat hij eind 1643 een contract sloot met de perspectieftekenaar Pieter Willemsz over het tekenen van zijn tempelmodel en het vervaardigen van een schilderij ervan, om op grond daarvan koperen platen te laten maken om de afbeelding te drukken. In 1646 maakte hij bovendien een model van de tabernakel; beide modellen waren bij hem thuis te bezichtigen en hij publiceerde erover in vele talen. Zijn modellen waren blijkens een eigenhandige brief (in de collectie van de Bi- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||||||||||||
bliotheca Rosenthaliana) uitneembaar, hij reisde ermee rond en toonde ze bijvoorbeeld aan het hof van de Oranjes. In 1675 maakte hij zelfs een reis naar Londen met zijn modellen, om deze aan het Engelse hof te vertonen.
In 1988 verscheen een Engelse vertaling van mijn artikel, waarin enige nieuwe gegevens konden worden opgenomen.Ga naar eind5. Het belangrijkste was de ontdekking dat Constantijn Huygens, de bekende dichter en secretaris der Oranjes, in 1674 een introductiebrief schreef voor Jacob Jehudah Leon, in verband met diens plan om zijn modellen in Londen te vertonen, gericht aan de bekende Engelse architect Sir Christopher Wren. Hierin deelde Huygens mee dat hij lang geleden ‘instructions in the Hebrew literature’ van Leon had ontvangen.Ga naar eind6. Vermoedelijk was Huygens ook diens introductie tot het Oranje-hof. Het feit dat een belangrijk man als Huygens Jacob Jehudah Leon als leraar had bewijst mijns inziens hoe hoog zijn kwaliteiten werden geschat. Er waren genoeg joodse geleerden beschikbaar van het kaliber van Menasseh Ben Israel, Isaac Aboab da Fonseca, David Cohen de Lara, Saul Levi Mortera en Mozes Rafael d'Aguilar van wie bekend is dat zij christelijke theologen hebben onderwezen. Een ander nieuwtje was de vondst in het Haagse Gemeentearchief, dat Leon in 1646 toestemming kreeg om zijn model op de Haagse kermis te vertonen.
De eerste veertig jaar van Leons biografie waren, zoals zojuist aangegeven, tamelijk obscuur. Dankzij een aantal nieuwe vondsten kan de puzzel nu grotendeels worden afgemaakt.
Uit inquisitiearchieven blijkt dat Jacob Jehudah Leon geen Spanjaard maar een Portugees was, evenals zijn vader, grootvader en overgrootvader. De christelijke naam van zijn vader, die ik alleen als Abraham kende, was Simão de Leão, geboren rond 1583, koopman in Tavarede en Buarcos (kustplaatsjes ten westen van Coimbra), gehuwd met Felipa de Fonseca. Deze vluchtte in 1605 via Sevilla en Frankrijk naar Amsterdam, met vrouw, schoonmoeder en kinderen. Jacob was dus in Portugal geboren.Ga naar eind7. Uit handschriftvergelijkingen en een akte in het Amsterdamse Gemeentearchief blijkt dat de Jacob Jehudah Leon die in 1621 onderwijzer van jonge kinderen werd, een oom van onze Jacob was, die ook als koopman werkte onder het alias Manuel Lopes de Lião.Ga naar eind8. Uit het archief van de Portugees-joodse vereniging tot het uithuwelijken van weesmeisjes en arme jonge vrouwen, de Santa Companhia de Dotar Orphans e Donzelas in Amsterdam, kwam een eigenhandige brief van Leon tevoorschijn, waarin hij in een naschrift bij een verzoek om bijstand voor een van zijn dochters schreef dat hij in 1628/29 rabbijn werd in Hamburg in de synagoge van de heren Cardozo, als opvolger van Isaac Athias. Hij begaf zich dus letterlijk in diens ‘kielzog’ naar Hamburg, zoals ik veronderstelde zonder een juiste datering te weten.Ga naar eind9. Uit een Portugees inquisitiestuk uit 1649 blijkt dat Jacob Jehudah Leon, die een ‘gedoopte’ wordt genoemd, in 1635 chacham (opperrabijn) was in één der Portugese gemeenten in Amsterdam. Zijn vertrek naar Middelburg zou te maken kunnen hebben met de ‘fusie’ van de drie Portugese gemeenten in 1639, waardoor hij werkloos werd. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||||||||||||
3. De Ezechiël-tempel. Gravure uit De postrema Ezechielis prophetae visione Ioannis Baptistae Villalpandis Cordubensis e Societate Iesu tomi secundi explanationum pars secunda. Romae 1603. (Oorspronkelijke afmetingen 84 × 39 cm.). (UB Amsterdam 238 A 1). Foto G.A. de Zeeuw.
De relatie met Constantijn Huygens werd al genoemd. Nog eens bladerend door de uitgave van diens briefwisseling door Worp werd ik in het tweede deel plotseling bijzonder geïntrigeerd door de volgende samenvatting van een brief van Constantijn aan graaf Johan Maurits van Nassau in Brazilië, gedateerd 17 november 1637: De heer van Campen en ik (...) verwachten met spanning de schoone materialen, die Het leek aannemelijk, dat Jacob Jehudah Leon daarmee te maken had en dat hier het begin lag van zijn uiteindelijke model, dat hij in de jaren direct daarop in Middelburg vervaardigde. Maar als dat juist zou zijn, was de stadsarchitect van Amsterdam, Jacob van Campen, er dus ook bij betrokken. Het leek me evenwel niet overbodig, nog even naar de Franse tekst van de oorspronkelijke brief te kijken, die enigszins onverwacht als appendix in 1891 in de OEuvres complètes van zoon Christiaan Huygens is opgenomen. Uit die tekst bleek al gauw, dat Worp me op het verkeerde been had gezet: Constantijn Huygens heeft het over het in aanbouw zijnde paleisje van Johan Maurits in Den Haag, het huidige Mauritshuis, dat naar de mening van hemzelf en Van Campen als een kleine Tempel van Salomo moest herrijzen.Ga naar eind11. Maar het blijft hoogst interessant, dat aldus gedacht werd ongeveer gelijktijdig met het in aanbouw zijnde model van de Tempel in Middelburg. Het belangrijkste nieuwe gegeven werd gepubliceerd door Popkin, die ontdekte dat Leon ongeveer vanaf 1639 gedurende vijf jaar werd onderhouden door de Middelburgse theoloog en collegiant Adam Boreel, die met hem samenwerkte aan een groot projekt om de Misjna te vertalen in het Spaans en het Latijn en met vocaaltekens uit te geven in het Hebreeuws.Ga naar eind12. Boreel schreef dit in een brief aan Merin Mersenne van 1646 (‘avec l'aide d'un juif que j'ai alimente environs cinq ans pour cette affaire’). Dit project, waarbij vooral Europese millenariërs als John Dury, diens schoonzoon Henry Oldenburg, Petrus Serrarius, Amos Comenius, Samuel Hartlib en vele anderen betrokken waren, en waar Menasseh Ben Israel ook zijdelings mee te maken had, was onderdeel van een grote beweging in Europa van protestantse | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||||||||||||
4. Anonieme tempelprent (door Pieter Willemszoon?) met Nederlandse verklarende bijschriften. (Ingekleurd exemplaar in de Bibliotheca Rosenthaliana). Foto G.A. de Zeeuw.
5. Tempelprent, verschenen bij Justus Danckerts in Amsterdam en in 1937 afgebeeld in de bijbeleditie van Vogelsang en Obbink uit de toenmalige collectie van Jacob Zwarts.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||||||||||||
theologen die overtuigd waren van de spoedige wederkomst van de Messias en het begin van diens duizendjarige rijk, waarvan Jeruzalem het middelpunt zou zijn. Maar dan moesten eerst de joden tot het Christendom bekeerd worden - op vriendschappelijke basis. In dat kader paste de grote belangstelling voor het nabijbelse Jodendom (zoals dat is gecodificeerd in de Misjna) en voor bijvoorbeeld de Tempel van Salomo, die herbouwd diende te worden. Jacob Jehudah Leon speelde in dit project blijkbaar een sleutelrol als joodse deskundige, zoals eveneens blijkt uit een door Ernestine van der Wall gepubliceerde Engelse brief van John Dury aan Samuel Hartlib, ook uit het jaar 1646.Ga naar eind13. Hierin brengt Dury verslag uit over de werkzaamheden van Adam Boreel. In het Nederlands vertaald luidt zijn bericht: Hij besteedde zeven à acht jaar aan onafgebroken studie samen met een jood die hij Na enige mededelingen over de onbaatzuchtigheid van Boreel, die anoniem de Hebreeuwse Misjna-uitgave (in vierduizend exemplaren) door Menasseh Ben Israel in 1646 liet verzorgen, vervolgt John Dury: De jood, die hij in dienst had heette Juda Leon die op zijn kosten een model van de Concentreren we ons nu op dit tempelmodel zelf, en de invloed die het heeft uitgeoefend op de voorstelling van de Tempel in de zeventiende en achttiende eeuw, eventueel ook in de architectuur van die periode. Om te beginnen is er het portret van Jacob Jehudah Leon, een kopergravure van de Italiaans-joodse kunstenaar Salom Italia, die zich ongeveer gelijktijdig met Leon in Amsterdam had gevestigd (afb. 1). De kleine afbeelding onder het portret is waarschijnlijk de oudste afbeelding van het model, zij het in spiegelbeeld en zeer schematisch. Een nieuwe versie van deze gravure, waarop de kanten kraag van Leon gewijzigd werd in een bescheidener boordje, werd na 1646 gemaakt, toen ook het model van de tabernakel voltooid was. Hier is het tempelmodel gedetailleerder weergegeven, samen met de tabernakel. In zijn vijftigste levensjaar, in 1652, werd opnieuw een portret gegraveerd; de kunstenaar is me niet bekend en er was me tot voor kort slechts één exemplaar van onder ogen gekomen, in de Mocatta-Library in Londen. Weer is onder het portret het tempelmodel weergegeven, ditmaal zonder het tabernakel-model, dat wel in het randschrift vermeld wordt. Met enige verbazing heb ik moeten vaststellen, dat het handjevol kunst- en architectuurhistorici, dat zich in de loop der jaren op de een of andere wijze met Ja- | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||||||||||||
cob Jehudah Leon heeft beziggehouden, elkaar systematisch in de haren zit. Er is vrijwel geen enkel onderdeel in het onderzoek naar Leon en diens werk, of men is het hardgrondig met elkaar oneens. Het is ook niet aan te raden om het meest recente samenvattende artikel over Leon in de nieuwste joodse encyclopedie, de Encyclopaedia Judaica van 1971, te raadplegen, want daarin is geen enkele mededeling foutloos. Ik wil me niet al te zeer in al die meningsverschillen mengen, maar wel een bibliografisch overzicht geven. Bij de publicatie van een bibliografie van zijn werken, bestaande uit een beschrijving van eenentwintig verschillende uitgaven, kon worden vastgesteld dat undoubtedly the most important collection anywhere of Leon's books is to be found Inmiddels is de verzameling in de Bibliotheca Rosenthaliana al weer uitgebreid met een hoogst zeldzaam exemplaar - terwijl er bovendien op moet worden gewezen dat de illustraties in Leons boeken, die in de bibliografie alleen genoemd zijn maar om analytisch-bibliografische redenen niet geïnventariseerd, eveneens zeer sterk zijn vertegenwoordigd in de Amsterdamse verzameling: van de acht verschillende gravures, die mij in 1978 bekend waren, bezit de Bibliotheca Rosenthaliana er zeven, de meeste in meer dan één exemplaar, en sommige bijzonder fraai afgezet. (Op de aanwinst van een gravure, die mij toen onbekend was kom ik nog terug). Vanwege de grote zeldzaamheid van deze werkjes - ze zijn kennelijk zo populair geweest dat er van de meeste edities niet meer dan vier à vijf exemplaren, of minder, bewaard zijn gebleven - passeren ze allemaal even de revueGa naar eind14.:
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||||||||
6. Tempelprent, gegraveerd door Jacob van Meurs in O. Dapper, Nauwkeurige beschryving van gansch Syrie ... Amsterdam 1677. (UB Amsterdam 249 B 1). Foto G.A. de Zeeuw.
Ik wil nog enige misverstanden proberen uit de wereld te helpen, die hardnekkig blijven terugkeren in de literatuur over Jacob Jehudah Leon. Ten eerste wordt hij vaak een kundig tekenaar genoemd, die zelf de illustraties bij zijn werk, en zelfs zijn eigen portretten, had vervaardigd. Er is geen enkele aanwijzing dat dit juist zou zijn; hij was eerder een verzamelaar van afbeeldingen van de Tempel, zoals Helen Rosenau overtuigend heeft aangetoond.Ga naar eind15. Ten tweede is het onjuist om de verschillende afbeeldingen bij zijn werk zonder meer te koppelen aan bepaalde edities van zijn boeken, waarin ze soms voorkomen, maar even vaak ook niet. Deze afbeeldingen konden los gekocht worden en zijn door sommige eigenaars gebruikt om ze in een uitgave van Leons boeken in te laten binden, soms in de Franse, Spaanse, Hebreeuwse enz. Er is geen twijfel aan, dat het uitgangspunt van het tempelmodel, dat Leon in overleg met en op kosten van Adam Boreel, en onder het toeziend oog van andere christelijke ‘liefhebbers der joodse oudheden’ in Middelburg vervaardigde, in hoge mate teruggaat op de beschrijving en afbeeldingen in de Ezechiël-commentaar die de Spaanse jeztïten-paters Hieronymo Prado en Juan Bautista Villalpando tussen 1594 en 1605 in drie delen publiceerden te Rome. Dit werk is overvloedig geïllustreerd met soms reusachtig uitvouwbare gravures van de Ezechiël-Tempel, | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||||||||
die overigens identiek aan de Tempel van Salomo werd geacht (afb. 3). Met name de imponerende muren met steunberen rond de berg Moria, de zuilengalerijen met Corintische kapitelen, die volgens Villapando door de Grieken direct aan Salomo waren ontleend, en de renaissancistische stijl in het algemeen komen terug op de eerste uitvouwbare gravure van het model van Leon. De asymetrische plaatsing van het tempelgebouw zelf is echter nieuw, en ontleend aan joodse bronnen zoals de Misjna (speciaal de tractaten Middoth en Tamid, over de maten van de Tempel en de offerceremoniën). De gravure is gesigneerd met de initialen PB en bevat Spaanse en Franse bijschriften. Het contract, dat Leon op 20 november 1643 opmaakte met Pieter Willemsz, schilder, die zijn model zou tekenen zodat er koperen platen naar gemaakt konden worden om de afbeelding te drukken, werd al even genoemd. Een eerste onderzoek in de gangbare naslagwerken, in de hoop dat de initialen PB van Pieter Willemszoon zouden zijn, heeft me nog niet verder geholpen. Jacob Zwarts schrijft deze gravure overigens aan Salom Italia toe, evenals M. Narkiss en vele anderen. Helen Rosenau meent dat deze prent, die ze een knap werkstuk noemt, door een uitgeweken Hugenoot is vervaardigd; Zwarts daarentegen noemt de afbeelding een erbarmelijk slechte navolging van Villapando. Er bestaat nog een versie van deze voorstelling, met een vrij uitvoerige Nederlandse verklarende tekst, die misschien meer bekend is (afb. 4). In 1976 werd deze als nuchterder, meer gedetailleerd en waarschijnlijk het werk van Pieter Willemszoon omschreven. Ik citeerde daarbij met instemming Zwarts die, naar ik meende naar aanleiding van deze prent, sprak van het typisch Hollands aanzien van Leons model, ontdaan van de overdadige zwier en renaissancistische praal van Prado en Villapando. En sindsdien heeft een aantal auteurs mij keurig nageschreven dat deze tempelprent het ‘hollandse’ van het model het duidelijkst weergeeft. Maar sinds enige tijd is het me duidelijk geworden dat Zwarts deze prent helemaal niet bedoelde, en hem misschien zelfs niet kende. Na enige close-reading van zijn niet al te heldere proza werd me duidelijk dat hij een bij Justus Danckerts in Amsterdam verschenen prent bedoelde, die afgebeeld zou zijn in de in 1937 in Utrecht verschenen geïllustreerde bijbeluitgave van Obbink en Vogelsang. Merkwaardig genoeg heeft het me heel wat moeite gekost, om die bijbel op te sporen,Ga naar eind16. maar bij het zien van de afbeelding werd opnieuw duidelijk dat Zwarts in zijn enthousiasme wel erg haastig te werk is gegaan (afb. 5). Hij stelde zich het model van Leon veel te groot voor, en realiseerde zich blijkbaar ook niet dat de uitgever Justus Danckerts pas vanaf 1664 actief was. In werkelijkheid lijkt me deze prent aan te sluiten bij een serie etsen van Romein de Hooghe, die trouwens door Zwarts ook ten onrechte als afbeeldingen van het model van Leon werd beschouwd. De anonieme prent met Nederlandse tekst werd in 1665 in Duitsland gekopiëerd voor de Latijnse uitgave van Leons boek, die in opdracht van de hertog van Wolfenbüttel door Saubertus werd verzorgd.
Een van de kwesties waar sommigen het zeer over oneens zijn, is de vraag in hoeverre het houten model van Leon invloed heeft gehad op de Nederlandse architectuur vanaf ca. 1640. Met name de opvallende ingezwenkte steunberen spelen daarbij een rol. In een recent artikel van Van der Linden in Oud-Holland merkt deze op, dat bijvoorbeeld de steunberen van de Nieuwe Kerk te Haarlem door iedereen | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||||||||
7. Verzamelprent, gegraveerd door Jacob van Meurs met portret van Jacob Jehudah Leon, de tempel, de tabernakel, het volk Israel in de woestijn enz. Met uitvoerige Nederlandse verklaringen. (Ingekleurd exemplaar in de Bibliotheca Rosenthaliana). Foto G.A. de Zeeuw.
werden begrepen als een verwijzing naar de Tempel van Jeruzalem.Ga naar eind17. Uit een mooie vondst in het Haarlemse archief bleek namelijk, dat Jacob Jehudah Leon in 1646 zijn model op de St. Jans kermis had vertoond, een fraaie aanvulling op mijn theorie dat hij met zijn modellen op reis ging, en op de vondst dat hij in datzelfde jaar op de kermis in Den Haag was aan te treffen. Die verwijzende functie van de steunberen zou ook gelden voor de kerken in Renswoude en Hooge Zwaluwe, en zeker voor de Hoogduitse Grote Synagoge van 1670 en de Portugese Synagoge van 1675. Van der Linden concludeert dat de symbolische betekenis van ingezwenkte steunberen tot nu toe niet is onderkend. Maar J.F. van Agt, architectuurhistoricus bij Monumentenzorg, denkt daar heel anders over. Ingezwenkte steunberen zijn volgens hem de stereotype elementen van de zeventiende-eeuwse protestantse kerkenbouw; hij noemt onder andere als voorbeeld de Oosterkerk in Amsterdam. Het enige geval waarbij Van Agt een mogelijke invloed van Leons tempelmodel op een concreet gebouw meent te kunnen aanwijzen, betreft de achterkant | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||||||||
van de Portugese Synagoge, waarvan de steunberen overigens pas in 1773/74 hun huidige vorm hebben gekregen, dus een eeuw later. Van Agt brengt dit in verband met een nieuwe expositie van het toen honderddertig jaar oude model van Leon in Den Haag.Ga naar eind18. In de discussie over de invloed van Leons model was Zwarts, uiteraard zou ik haast zeggen, wel het meest gedurfd met zijn suggestie dat het Haagse Binnenhof teruggaat op Leons model van de Tempel van Salomo. Ik voel mijzelf niet gekwalificeerd, hierover een oordeel uit te spreken - maar wat me wél duidelijk lijkt is de invloed op de Nederlandse boekillustraties in de tweede heeft van de zeventiende eeuw en later.
Vooral Jan Luyken is daarvan een voorbeeld in zijn uitbeeldingen van de Tempel in Flavius Josephus-uitgaven en prentbijbels. Dat geldt ook voor de prent van Jacob van Meurs in diens folio-uitgave van Olfert Dappers Naukeurige Beschryving van gansch Syrie, en Palestyn of Heilig Lant (...). Na 't leven getekent, en in koper gesneden. Getrokken uit verscheidene oude en nieuwe schrijvers, en bericht van ooghtuige onderzoekers, Amsterdam 1677, die men soms ook los aantreft in museumverzamelingen (afb. 6). De Utrechtse hoogleraar Johannes Leusden liet het model afbeelden in enige van zijn studies over de Hebreeuwse filologie, eerst in houtsnede, later in kopergravure.Ga naar eind19. Ook in de joodse boekenwereld speelde de afbeelding een niet onbelangrijke rol. Het zal niet verbazen dat een kleinzoon van Jacob Jehudah Leon, de drukker Isaac Jehudah Leon Templo, een afbeelding van het model, gecombineerd met een tempelscène van Jan Luyken, gebruikte als titelprent voor een gebedenboek voor de vastendagen (geredigeerd door zijn inmiddels overleden vader Selomo Rafaël Jehudah Leon Templo). En ook de vroeg achttiende-eeuwse joodse drukker Abraham Athias gebruikte deze titelprent voor een dergelijk gebedenboek.Ga naar eind20. Het mag niet onvermeld blijven, dat er op het ogenblik in Amsterdam een splinternieuw tempelmodel van Leon te bezichtigen is. Waar het oorspronkelijke gebleven is weten we niet (al is er een spannende aanwijzing, die in de richting van Brazilië wijstGa naar eind21.) maar in het Bijbels Museum te Amsterdam prijkt sinds 1990 een fraai houten model, waaraan de heer Freek Putto jarenlang heeft gewerkt, naar het voorbeeld van Leons eigen beschrijving en de bijbehorende prenten (afb. 8).Ga naar eind22.
Als afsluiting is het de moeite waard nog even terug te keren naar de zojuist genoemde uitgever en plaatsnijder Jacob van Meurs, die zich rond 1650 in Amsterdam had gevestigd, en Leons tempelmodel afbeeldde in zijn uitgave van O. Dappers boek. Tot mijn grote verbazing werd mij enige tijd geleden door een Amsterdamse antiquaar een prachtig ingekleurde, reusachtige prent getoond (45,5 × 53 cm.), gegraveerd door Van Meurs en uitgegeven door Jacob Jehudah Leon (afb. 7). Het is in zekere zin een collage van op één na reeds bekende afbeeldingen uit Leons werk, maar de centrale voorstelling is veel groter en gedetailleerder. Bovenaan prijkt het portret van Leon op vijftigjarige leeftijd, waarvan me tot op dat moment maar één afdruk bekend was. Het centrum van de afbeelding wordt ingenomen door een weergave van de twaalf stammen Israëls, gelegerd rond de tabernakel in de woestijn. De stammen zijn opgesteld in vier maal drie blokken met telkens temidden van de kleinere tenten een grote tent, waarop een banier wappert met een gedetailleerd ingekleurd wapen. Tussen de tenten lopen minuscule mensjes bedrijvig rond, en in de vier hoeken van het terrein is het vee bijeengebracht. Aan | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||||||||
8. Reconstructie van het tempelmodel van Jacob Jehudah Leon door F. Putto in het Bijbels Museum te Amsterdam. Foto Jean van Lingen.
een fontein ontspringen beken en riviertjes, waarover bruggetjes zijn aangelegd. Links en rechts van deze afbeelding zijn in een cartouche de Tempel van Salomo en nog eens de Tabernakel weergegeven, met daarboven ook in een cartouche de ‘instrumenten’ uit de Tempel en de kleding van de priesters. In de ruim vijftien jaar, dat ik me, zij het niet altijd even intensief, met dit onderwerp bezig heb gehouden, was deze prent, met uitvoerige Nederlandse verklaringen, me nog nooit eerder onder ogen gekomen. Tot mijn genoegen is de Bibliotheca Rosenthaliana er (dankzij de in 1990 opgerichte ‘Stichting Bibliotheca Rosenthaliana’) in geslaagd dit bijzondere stuk te verwerven.Ga naar eind23. De nu tevoorschijn gekomen prent is mijns inziens een schitterend slotaccoord in de geschiedenis van Jacob Jehudah Leons constructies en de afbeeldingen daarvan. Er zitten vele kunsthistorische aspecten aan die zeker voor een nader onderzoek in aanmerking komen, en hij kan gedateerd worden tussen 1652 en 1675. Maar wat tot nu toe niet bekend was en duidelijk in een van de bijschriften wordt vermeld, is dat het ‘museum’ van Leon te vinden was in de Korte Houtstraat (die, haaks op de Amstel, ongeveer liep over het terrein waar nu de Stopera staat). Er hing een uithangbord uit met de Tempel van Salomo en men kon er behalve het tempel- en tabernakelmodel ook een realistische opstelling bezichtigen van het volk Israël in de woestijn, zowel in rust al op mars, zoals op de onderzijde van de prent is weergegeven: de Israëlieten in slagorde opgesteld, voorafgegaan en begeleid door wolk en vuurkolom, met aan het hoofd de ark, de trompetblazers en de Levieten. Bovendien wordt vermeld, dat Leons publikaties en prenten in zijn woning te koop waren. | |||||||||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||||||||
Een notariële acte uit 1661 geeft een boeiend kijkje in huize Leon in de Korte Houtstraat. Daar woonde Leons dochter Abihail met haar echtgenoot David Jessurun bij hem in. Maar in januari had Jacob het echtpaar gesommeerd de woning per 1 mei te verlaten. Jessurun stapte vervolgens naar de notaris en liet vastleggen dat zijn schoonvader beloofd had dat zijn dochter met haar man zo lang bij hem mocht inwonen als grootvader Simão in leven was. Die woonde dus kennelijk ook in het huis en had blijkbaar een sterke band met zijn kleindochter. Zoals we aan het begin van dit verhaal zagen, was Simão geboren omstreeks 1583; hij liep dus al tegen de tachtig. In ieder geval was Jessurun nog niet van zins te vertrekken. En, voegde hij daar nog aan toe, waar blijft het aandeel, waar hij en zijn vrouw recht op hebben, van ‘'t geen met de Tempel Salomons is gewonnen?’ Op 14 januari 1661 gaf Leon toe.Ga naar eind24. De Korte Houtstraat was in die tijd een vrij deftige straat, waar tamelijk welgestelde burgers van Amsterdam woonden. Tot het moment waarop de prent tevoorschijn kwam was alleen bekend, dat Leon aanvankelijk woonde in een kamer ‘in seeckere gang op Uylenburg, naest de vergulden valck’.Ga naar eind25. Uylenburg was een veel minder voorname wijk. De koopacte van het huis in de Korte Houtstraat, van februari 1647, blijkt nog bewaard te zijn.Ga naar eind26. Niemand had overigens tot nu toe opgemerkt, ook ikzelf niet, dat dit al in de zogenaamde ‘eerste Baedeker’, Von Zesens Beschreibung der Stadt Amsterdam van 1664, tot in details wordt meegedeeld.Ga naar eind27. Als hij het heeft over de ‘Kurzholzgasse’ op Vlooienburg vertelt hij: Auch wohnet in eben derselben gasse der Ebreische Sprachlehrer Jakob Jehudah Leon/ein In de loop van 1675 bezocht Leon Londen, hoewel uit niets gebleken is dat koning Karel II, aan wie de in dat jaar verschenen Engelse versie van zijn boek, A Relation of the most memorable thinges in the Tabernacle (...) and the Temple is opgedragen, het model bezichtigd heeft. In de zomer keerde hij naar Amsterdam terug, maar liet de modellen en zijn gezin in Londen achter. Het lijkt mij het meest waarschijnlijk, dat het hier om een onderbreking van de Engelse tournee ging, in verband met de inauguratie van de prachtige nieuwe Portugese synagoge. Maar op zaterdag 19 juli 1675 overleed Leon, ongeveer 73 jaar oud. En zelfs op zijn grafsteen op de Portugees-Joodse begraafplaats te Ouderkerk aan de Amstel wordt in een Hebreeuws epitaaf melding gemaakt van zijn studies en reconstructies betreffende de Tempel en de Tabernakel. De Hebreeuwse tekst luidt in vertaling: Gods heiligdom werd door Jacob gemaakt,
het huis met al zijn voorwerpen en de maten ervan.
Moge hij de heerlijkheid des Heren aanschouwen
in de bescherming van de Almachtige.
Moge hij in ere eeuwig rusten.
| |||||||||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||||||||
Concluderend is er naar mijn mening alle reden om aan te nemen dat Jacob Jehudah Leon, zoals aan het begin van deze bijdrage werd geponeerd, zijn rol op een veel hoger niveau heeft gespeeld dan tot op heden bekend was.
Amsterdam, december 1992 |
|