De Zeventiende Eeuw. Jaargang 8
(1992)– [tijdschrift] Zeventiende Eeuw, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 221]
| |
Repressie en censuur in het Antwerps boekbedrijf, 1567-1576
| |
Maatregelen tegen drukkers en boekverkopers na het Wonderjaar, 1567Het is niet verwonderlijk dat na het Wonderjaar de repressie zich ook richtte tegen drukkers en boekverkopers, aangezien het gedrukte woord en beeld sterk had bijgedragen tot de verspreiding van de protestantse denkbeelden. Een edict dat op 28 mei 1567 op last van landvoogdes Margareta van Parma werd afgekondigd stelde dat | |
[pagina 222]
| |
geduerende dese beruerten vele, ende verscheyden Printers, Druckers, ende Boeckverkoopers [het aangedurfd hadden te] vercoopen alle soorten van boecken, schriften, liedekens, contrefeytselen, figuren, schilderyen ende papieren heretyck, schandeleus ende iniurieus wesende, inhoudende blasphemien ende bespottingen teghens Godt, syne heylighe Kercke, ende teghens ons, wesende oick gants hinderlyck, oproerich ende seditieus.Ga naar eind8. Het edict voorzag in de doodstraf en confiscatie van goederen voor professionele drukkers en boekverkopers die verboden boeken drukten of verkochten, maar diegenen die zich slechts occasioneel met dergelijke activiteiten inlieten zouden er met lichtere straffen vanaf komen. Het provisionele edict was tot stand gekomen in nauw overleg tussen de landvoogdes, de Raad van State, de Geheime Raad, de Raad van Brabant en de Antwerpse stadsmagistraat, als onderdeel van een globale bestraffing van de troebelen te Antwerpen. Op 23 juli 1567 werd het echter herroepen omdat het door Filips II en zijn entourage te gematigd was bevonden.Ga naar eind9. De plakkaten op de ketterij uit 1550 bleven inmiddels functioneren als wettelijk kader voor rechtspraak en bestraffing.
Bij de acties tegen de drukkers en boekverkopers nam de centrale overheid in ieder geval het voortouw. Een eerste repressieve actie werd te Antwerpen ondernomen in augustus 1567. Op 22 augustus - de dag dat de hertog van Alva zijn intrede deed te Brussel - gaf Margareta van Parma aan schout Jan van Immerseel de opdracht om op te treden tegen Gillis Coppens van Diest, die er van verdacht werd ‘certaines figures et pourtraictz de la forme de l'Inquisition despaigne bien scandaleusement’ gedrukt te hebben om op die manier de haat tegen de inquisitie bij de bevolking aan te wakkeren. Ook eventuele medeplichtigen in de zaak moesten gevangen genomen worden.Ga naar eind10. Nog dezelfde nacht ging de schout over tot de arrestatie van Gillis Coppens en van zijn vermoedelijke medeplichtige, de drukker Willem van Parijs. De figuursnijder Hans van Schille had zich tijdig uit de voeten kunnen maken.Ga naar eind11. Hoewel de schout dadelijk overging tot de ondervraging van de twee drukkers, vond de landvoogdes het noodzakelijk Jacob Hessels, raadsheer in de Raad van Vlaanderen, naar Antwerpen te sturen om er deel te nemen aan het onderzoek tegen Gillis Coppens, Willem van Parijs, Hans van Schille en een vierde verdachte, de graveur Hans van Bauhuysen. Wantrouwen tegenover de Antwerpse gezagsdragers speelde daarbij een duidelijke rol.Ga naar eind12. Hoewel de huizen en het typografisch materiaal van de betrokkenen werden onderzocht, werden de beide drukkers, Gillis Coppens en Willem van Parijs, na enkele maanden gevangenschap op borg vrijgelaten.Ga naar eind13. Op 5 november 1567 werden Hans van Schille en Hans van Bauhuysen opgeroepen om zich te verantwoorden voor het tekenen en snijden van ‘diverssche figueren’.Ga naar eind14. Het vonnis van de Vierschaar mag zeker voor Gillis Coppens van Diest gematigd genoemd worden.Ga naar eind15. | |
Verscherpte controle onder de hertog van Alva, 1568-1570Onder het bewind van de hertog van Alva werd de controle op het boekbedrijf nog versterkt. In de nacht van 2 op 3 maart 1568 werd tijdens een nachtelijke razzia, uitgevoerd door de provoost van het hof en de schout, ook de drukker-uitgever Wil- | |
[pagina 223]
| |
lem Silvius van zijn bed gelicht.Ga naar eind16. Van 4 tot 6 maart 1568 werd de huisraad, het drukkersmateriaal en de boekenvoorraad van Silvius geïnventariseerd.Ga naar eind17. Blijkens de aanklacht van de schout werd Silvius echter niet vervolgd wegens zijn drukkersactiviteiten, maar omdat hij in augustus 1566 zou deelgenomen hebben aan de beeldenstorm in de Sint-Bernardsabdij te Hemiksem. Silvius ontkende dit ten stelligste en nadat zijn proces verschillende keren uitgesteld was, werd hij op 16 juli 1568 door de Vierschaar vrijgesproken.Ga naar eind18. Dat er ondanks alle toezicht toch nog clandestien gedrukt werd te Antwerpen mochten de autoriteiten ondervinden in het najaar van 1568. Gewaarschuwd over het bestaan van een drukkerij in een klein huis stelde de schout vast dat de afwezige drukker, Hans van Vossenhole, zonder privilege vele boekjes gedrukt had voor Willem van Oranje. Zijn vrouw, Lyntken van Lynxdanck, was tijdens het bezoek van de schout nog bezig met drukken.Ga naar eind19. Hans van Vossenhole werd ter verantwoording geroepen voor het drukken van ‘diverssche quaede seditieuse ende oproerighe boecken, liedekens, refereynen ende diergelycke’ en op 23 november 1568 verbannen. Zijn gearresteerde echtgenote werd op verzoek van Alva voor verdere ondervraging naar Brussel gebracht.Ga naar eind20. De ontdekking van de clandestiene drukkerij leidde nog tot andere sporen. In november 1568 werden twee kousenmakers, Hans van der Thoren en Maarten van Harlem, gearresteerd. Een derde, Maarten de Vriendt, kon nog net aan de schout ontsnappen. De Vriendt had aan Van der Thoren ‘seker schandaleus billet ofte fameus libel’ gegeven om het te doen ‘vuytcopieren’. Hans van der Thoren gaf het op zijn beurt door aan Maarten van Harlem om het te kopiëren en Van Harlem bezorgde het tenslotte aan een jongeman om het eveneens ‘vuyt te laeten schrijven’. Het bewuste geschrift was bovendien aangetroffen bij Hans van Vossenhole, die het ook gedrukt had. De zaak intrigeert nog meer wanneer men weet dat bij Maarten van Harlem een kopie van ‘eenen missyfbrieff gesonden aen sekere leeraer vande sectarissen’ en een Nieuw Testament, gedrukt te Emden, gevonden waren. Zowel de Vriendt, van Harlem als van der Thoren waren calvinisten. Maarten de Vriendt bekleedde reeds in 1558 een ambt in de gereformeerde kerk van Antwerpen.Ga naar eind21. Uit deze gegevens kunnen we afleiden dat de drukkerij van Hans van Vossenhole geen geïsoleerde onderneming was, maar ondersteund werd door een netwerk van kopiïsten dat functioneerde in de schoot van de ondergrondse calvinistische gemeente. Tegen die achtergrond mag het wel verbazing wekken dat de aanklacht tegen Hans van der Thoren voor de Antwerpse Vierschaar op 3 maart 1570, ruim een jaar na zijn arrestatie, niet ontvankelijk werd verklaard. Van het proces van Maarten van Harlem, dat eveneens dikwijls uitgesteld werd, vinden we na 14 april 1570 geen spoor meer.Ga naar eind22.
De onderzoeken van 1567 en 1568 waren telkens gericht tegen specifieke personen en drukkerijen. In maart 1569 werden echter op bevel van Alva op dezelfde dag alle boekwinkels overvallen. De voorradige boeken moesten vervolgens geïnventariseerd worden, zodat men een volledig overzicht van de aanwezige verboden boeken kon verkrijgen.Ga naar eind23. In het kader van deze actie werden op 19 maart te Antwerpen vijf drukkers en boekhandelaars gearresteerd, namelijk Peter van Keerberghe, Peter Mesens, Jan Roelants, Antoon Thielens en Jan van Waesberge.Ga naar eind24. Hun boekenvoorraad werd opgetekend onder supervisie van Benito Arias Montano en kanun- | |
[pagina 224]
| |
nik François Doncker.Ga naar eind25. De Spaanse theoloog en bijbelexegeet Arias Montano verbleef op dat moment te Antwerpen om er de uitgave van Christoffel Plantin's Polyglot-bijbel te superviseren. De aan het Onze-Lieve-Vrouwkapittel verbonden kanunnik en scholaster Doncker wierp zich vanaf het Wonderjaar op als één van de drijvende krachten van de anti-protestantse actie. De vijf vermelde drukkers en boekhandelaars werden er van beschuldigd in het verleden verboden boeken verkocht te hebben. De concrete vragen die de Antwerpse schepenen hun voorlegden in verband met de verkoop van protestantse confessies, psalmboeken en martelaarsboeken werden meer dan eens ontwijkend beantwoord. Zowel Peter Mesens als Jan van Waesberge bekenden tijdens het Wonderjaar ‘uit nieuwsgierigheid’ de predikaties van calvinisten en lutheranen bijgewoond te hebben. Jan Roelants had in dezelfde periode de lutherse predikaties gefrequenteerd en zijn jongste kind was - naar hij beweerde tijdens zijn afwezigheid - gedoopt door een lutherse predikant. Na het Wonderjaar had hij zich echter met de katholieke kerk verzoend. Hoewel Alva de magistraat ook in deze aangelegenheid tot spoed aanspoordeGa naar eind26., kwam het proces van Peter van Keerberghe en Jan van Waesberge pas op 13 januari 1570 voor de Vierschaar en nadien werd het vonnis keer op keer uitgesteld.Ga naar eind27. Uiteindelijk werden Peter Mesens, Antoon Thielens en Jan van Waesberge in juli 1570 vrijgelaten nadat de Raad van Beroerten hen gratie had verleend. Het Algemeen Pardon dat op 16 juli te Antwerpen plechtig was afgekondigd had de genadevolle houding van de Raad zeker mede in de hand gewerkt. Jan Roelants was op 14 maart 1570 in de gevangenis overledenGa naar eind28. en Peter van Keerberghe stierf op 9 mei 1570 nadat hij enkele dagen voordien op borg was vrijgelaten. De meeste van de gearresteerde boekdrukkers waren er dus goedkoop vanaf gekomen. Het is duidelijk dat dit slechts kon omdat de Vierschaar bereid was het op uitstel gerichte steekspel van de beschuldigden en hun verdedigers mee te spelen. Drukkers en boekhandelaars behoorden immers tot het commerciële potentieel van de Scheldestad en een te strenge aanpak kon een klimaat van angst creëren in het koopliedenmilieu, iets wat de Antwerpse wethouders tot elke prijs wilden vermijden. Het is daarom niet geheel ten onrechte om in deze context te spreken van een vorm van klassejustitie.Ga naar eind29. De razzia van maart 1569 leidde ook tot maatregelen tegen een aantal afwezige drukkers en boekverkopers. Peter van Huerne, Mathias Dammary en Pauwels Wickaert alias lange Pauwels werden gedagvaard voor het verkopen van verboden boeken en op 27 mei 1569 door de Raad van Beroerten verbannen.Ga naar eind30. Krachtens hetzelfde vonnis werden ook Cornelis van Buyten en zijn vrouw Josyne en Elisabeth Dyckstraet, de echtgenote van Jan Roelants, voor eeuwig verbannen.Ga naar eind31. Op 14 april 1570 verscheen tenslotte nog de boekdrukker Herman Janssens voor de Vierschaar omdat hij in het bezit was bevonden van drie verboden boeken.Ga naar eind32. | |
De boekencensuur: de ‘index librorum prohibitorum’ en de ‘index expurgatorius librorum’, 1569-1571Het grootscheepse onderzoek van de boekhandelaars paste in het streven van Alva om te komen tot een zo volledig mogelijke catalogus van verboden boeken. In 1568 had hij Arias Montano de opdracht gegeven om in samenwerking met Judocus Ti- | |
[pagina 225]
| |
letanus, decaan van de theologische faculteit van Leuven, en onder toezicht van de Raad van Beroerten, een lijst van verboden boeken op te stellen. De Librorum prohibitorum Index, die het resultaat was van deze werkzaamheden, verscheen begin 1569 bij Christoffel Plantin.Ga naar eind33. Bij de actie tegen de boekhandelaars in maart 1569 kon de nieuwe Index meteen zijn nut bewijzen. De drukwerken die in de boekenwinkels in beslag genomen waren, werden te Antwerpen voor verder onderzoek samengebracht in het ruime huis van Marcus Nuñez op de Meir.Ga naar eind34. Onder leiding van Arias Montano werden de daar verzamelde boeken verdeeld in drie categorieën: de boeken die geen bezwarende passages bevatten en verkocht mochten worden, verboden lectuur en tenslotte boeken die verdacht leken en aan een nader onderzoek onderworpen moesten worden. Op 11 juni 1569 was het karwei geklaard.Ga naar eind35. De goede boeken werden in handen geleverd van ontvanger Willem le Saige, die ze op 22 maart 1569 in aanwezigheid van Plantin openbaar verkocht op de Vrijdagmarkt.Ga naar eind36. Volgens Godevaart van Haecht werden de in beslag genomen boeken die door theologen van Leuven gevaarlijk bevonden werden op 19 november 1569 te Antwerpen publiekelijk verbrand.Ga naar eind37. De Index van 1569 was echter vrij beperkt van opzet en op advies van Arias Montano besloot Alva tot de redactie van een vollediger catalogus. Reeds op 18 mei 1569 werden de bisschoppen en de universiteiten van Leuven en Douai gevraagd om lijsten van slechte boeken op te sturen. Een commissie van theologen onderzocht in oktober te Brussel het ingezonden materiaal en Montano zorgde voor de eindredactie van de Index Librorum prohibitorum, die naast de Index die in 1564 was opgesteld op last van het Concilie van Trente een uitvoerige appendix bevatte van verboden Latijnse, Franse, Nederlandse en Spaanse werken.Ga naar eind38. Meer dan de helft van de Nederlandstalige boeken die in de Index opgenomen waren, bleken gedrukt te zijn te Antwerpen.Ga naar eind39. De commissie van theologen had bij haar werkzaamheden bovendien kunnen vaststellen dat heel wat boeken op concrete plaatsen verdachte passages bevatten, maar niet in hun geheel verboden moesten worden, en besloot daarom tot het opstellen van een catalogus van uit te zuiveren boeken. Het edict van 15 februari 1570, dat de verspreiding van de nieuwe Index regelde, bepaalde niet alleen dat de verboden boeken binnen de drie maanden moesten worden verbrand, maar ook dat de verdachte werken binnen dezelfde termijn moesten worden ingeleverd om onderzocht en uitgezuiverd te worden. Deze delicate en gigantische opdracht werd verdeeld over bisschoppen en universiteiten. Daarnaast functioneerden in een aantal steden locale censors. Volgens Alva waren bij de operatie wel 120 personen betrokken, allen doctoren of licentiaten in de theologie.Ga naar eind40. Het edict van 15 februari werd te Antwerpen op 22 maart 1570 gepubliceerd, maar na drie maanden had zich nog niemand aangeboden met verboden of verdachte lectuur. In overleg met de clerus besloot de magistraat om een verlenging van de inleveringstermijn te verzoeken.Ga naar eind41. Toen alle censors hun lijsten met te zuiveren boeken hadden ingestuurd kwam in november te Antwerpen een commissie onder leiding van Arias Montano en bisschop Sonnius samen om op basis van het verzamelde materiaal een definitieve catalogus op te stellen. De commissie bestond verder uit de tien Antwerpse boekencensors die Alva in mei 1570 had aangesteld.Ga naar eind42. Hun werkzaamheden leidden tot de Index expurgatorius librorum, die in juli 1571 door Plantin werd uitgegeven.Ga naar eind43. | |
[pagina 226]
| |
Controle onder supervisie van de aartstypograaf, 1570-1576Ondertussen was op 19 mei 1570 een edict tot stand gekomen dat een betere controle van de drukkers en van de nieuw te drukken boeken beoogde. Een centrale rol kwam in dit edict toe aan een nog te benoemen aartstypograaf. De meesterdrukkers en hun werkgezellen moesten voor de uitoefening van hun activiteiten toestemming krijgen van de aartstypograaf en een certificaat van goed geloof en gedrag, respectievelijk verleend door de bisschop of zijn plaatsvervanger en de locale magistraat, bezitten. De drukkers dienden de te drukken werken aan de aartstypograaf voor te leggen en waren daarbij verplicht de voorafgaande approbatie van de bisschop of de plaatselijke boekencensor te tonen. De aartstypograaf of zijn commissarissen moesten regelmatig de drukkerijen onaangekondigd visiteren. Boeken die geïmporteerd of getransporteerd werden, dienden door de boekencensors onderzocht te worden.Ga naar eind44. Eind mei werden te Antwerpen op bevel van de bisschop alle boekhandelaars ontboden. Arias Montano maakte daarbij de namen en de opdracht van de tien aangestelde boekencensors bekend.Ga naar eind45. Op 10 juni 1570 werd Christoffel Plantin tot aartstypograaf benoemd.Ga naar eind46. Dat de koning voor die functie Plantin had uitgekozen kan enigszins verbazing verwekken. Tijdens het Wonderjaar hadden zijn vennoten in de Officina Plantiniana, Cornelis en Karel van Bombergen en Fernando de Bernuy, zich immers ontpopt als leiders van de calvinistische kerkGa naar eind47. en zelf was hij van nabij betrokken geweest bij de organisatie van een clandestiene drukkerij te Vianen. Om zijn kansen veilig te stellen bij een verandering van de politieke conjunctuur had hij vanaf het najaar 1566 aan vrienden van Filips II zijn trouw aan het katholieke geloof en de koning beklemtoond. Wanneer Filips II in september 1567 zijn fiat gaf aan het door Plantin voorgestelde project om een nieuwe Polyglotbijbel uit te geven, bleek dat hij nog steeds in de gratie stond van de koning. In de volgende jaren zouden de privileges voor het drukken en verkopen van brevieren en missalen Plantins onderneming tot een ongekend hoogtepunt leiden.Ga naar eind48. Onmiddellijk na zijn aanstelling startte Plantin zijn activiteiten als aartstypograaf. Van 30 juni tot 31 december 1570 kende hij aan 44 drukkers een certificaat toe en in de periode 1571-1576 volgden er nog achttien. Van de 62 machtigingen die hij verleende hadden er 29 betrekking op te Antwerpen gevestigde typografen.Ga naar eind49. Onder de Antwerpenaars die een certificaat van de aartstypograaf ontvingen, vinden we Peter Mesens, Willem van Parijs, Jan van Waesberge en Gillis Coppens van Diest, allen lieden die kort voordien vervolgd waren omwille van verdachte activiteiten. Van de 29 bovenvermelde Antwerpse drukkers vinden we er twaalf terug in de zuiveringslijsten van de burgerwacht en de schuttersgilden die in 1585 na de capitulatie van de stad waren aangelegd. Vijf drukkers worden dan vermeld als katholiek, vier als calvinist, één als lutheraan en van twee was de religieuze gezindte onbekend.Ga naar eind50. Vijf boekdrukkers die rond 1570 door de bisschop of zijn gevolmachtigden voldoende katholiek bevonden waren, hadden met andere woorden tijdens de Calvinistische Republiek voor de calvinistische of lutherse kerk gekozen, terwijl twee anderen zich in religiosis wellicht neutraal opstelden. Hoewel het niet is uitgesloten dat sommigen zich uit overtuiging tot het protestantisme bekeerd hadden, toont deze vaststelling vooral aan dat de Antwerpse drukkers zich in de eerste plaats lieten leiden door pragmatisch-commerciële overwegingen. Zij | |
[pagina 227]
| |
schrokken er niet voor terug om hun religieuze overtuiging - zo zij die al toonden - aan te passen aan de heersende politieke conjunctuur. De loopbaan van de aartstypograaf zelf vormt overigens een mooie illustratie van deze stelregel.
*
De spectaculaire ontdekking in 1568 van een clandestiene drukkerij in een dichtbevolkte handelsmetropool nam niet weg dat drukkersateliers wegens hun vaste locatie nog behoorlijk makkelijk te controleren waren. Veel moeilijker was het daarentegen de boekhandel aan banden te leggen. Reeds vóór de troebelen van het Wonderjaar hadden de calvinisten een clandestien distributienet met internationale vertakkingen uitgebouwd. Omdat vooral vanuit Frankrijk en het Duitse Rijk schadelijke drukwerken in het land werden gebrachtGa naar eind51., bevatte het edict van 19 mei 1570 ook enkele artikelen met betrekking tot de boekhandel. Arias Montano drukte tevens zijn bezorgdheid uit over de activiteiten van ambulante straatventers die boekjes en kaarten verkochten.Ga naar eind52. Nog in 1572 meldde Juan de Albornoz vanuit Brussel dat in heel het land pamfletten en afbeeldingen werden verspreid die aanspoorden tot oproerigheid en ketterij.Ga naar eind53. Vier jaar later had Estiènne de Lyon, een boodschapper uit Parijs, dertig exemplaren van een boekje sur la pacification des troubles de France in de stad gebracht. Een deel van die voorraad had hij aan handelaars bezorgd, de andere had hij zelf verkocht op de beurs. Bovendien waren vanuit verschillende plaatsen handgeschreven kopieën van het betrokken pamflet naar Antwerpen gezonden.Ga naar eind54. Een dergelijk bericht toont andermaal aan hoe de clandestiene boekhandel zich bleef bedienen van de commerciële kanalen die in een stad als Antwerpen ruim voorhanden waren. Het effect van de binnengesmokkelde propaganda op de publieke opinie valt moeilijk na te gaanGa naar eind55., maar afgaande op de bezorgdheid die de plaatselijke en centrale overheden en diplomatieke vertegenwoordigers in het buitenland aan de dag legden, was de invloed van dat materiaal niet gering.Ga naar eind56. |
|