De Zeventiende Eeuw. Jaargang 8
(1992)– [tijdschrift] Zeventiende Eeuw, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 13]
| |
Philips Galle als uitgever van prenten aan het einde van de zestiende eeuw
| |
Haarlem (1557-1570)Philips Galle (afbeelding 1) is in 1537 te Haarlem geboren; na een leertijd bij de bekende moralist en graveur Dirck Volckertszoon Coornhert werkt hij vanuit zijn geboortestad als graveur in dienst van de Antwerpse uitgever Hieronymus Cock. Zijn eerste gedateerde gravure uit 1557 laat zien dat Galle een technisch uiterst bekwaam graveur is, die zich steeds aan weet te passen aan de stijl van de inventor.Ga naar eind2. Vanaf 1563 geeft Galle zijn eigenhandig gegraveerde grafiek zelf uit. De prenten, die vanuit deze vermoedelijk illegale uitgeverij worden verspreid, zijn over het algemeen naar ontwerp van de schilder Maarten van Heemskerck en zijn door de humanist Hadrianus Junius van teksten voorzien (afbeelding 2). De strekking van deze grafiek is tamelijk homogeen van karakter: het gaat vrijwel zonder uitzondering om allegorische en moralistische prentreeksen, waarin wijze lessen worden gegeven over het juiste menselijk handelen op aarde. De teneur is verre van orthodox katholiek, maar is zeer zeker ook niet protestants van aard; het gaat om een algemeen christelijk moreel denken dat nog het best als ‘erasmiaans’ te betitelen is en duidelijk verwant lijkt aan de religieuze opvattingen van Coornhert. Dat is zeker niet vreemd, aangezien zowel Galle als Heemskerck intensief met deze eigenzinnige stadsgenoot hebben samengewerkt.Ga naar eind3. | |
[pagina 14]
| |
Afb. 1: Hendrick Goltzius, Portret van Philips Galle, gravure (tweede staat), 1582, Rotterdam, Museum Boymans-van Beuningen.
| |
Antwerpen (1570-1585)Uit enkele opdrachten en adressen op prentreeksen blijkt dat Galle aan het einde van de jaren zestig zijn grafiek via tussenpersonen tevens in Antwerpen aan de man brengt. Het is dan ook niet verwonderlijk dat Galle in 1570 naar Antwerpen vertrekt. Deze stad is op dat moment het belangrijkste centrum voor de boekdrukkunst en voor de prentkunst; daarnaast heeft Philips Galle er door zijn vroegere werkzaamheden voor Hieronymus Cock al diverse contacten.Ga naar eind4. In 1570 sterft Cock en al zou diens weduwe nog lange tijd de uitgeverij in afgeslankte vorm voortzetten, toch geeft dit Galle de ruimte om zich te vestigen als de belangrijkste uitgever voor wat men in moderne termen het ‘hogere marktsegment’ zou kunnen noemen. De grafiek is gericht op een tamelijk geletterd deel van het publiek dat interesse heeft voor de vaak complexe iconografie en dat in ieder geval het Latijn machtig is, de taal waarin Galle bij de meeste prenten zijn onderschriften laat afdrukken. Net als Cock is Galle goed bevriend met de meest vooraanstaande geleerden van zijn tijd en neemt hij actief deel aan het artistieke leven in Antwerpen, bijvoorbeeld door bestuursfuncties te bekleden in het Sint Lukas-gilde, het gilde van de schilders. In samenwerking met vrienden als Benedictus Arias Montanus, Abraham Ortelius, Cornelis Kilianus en Christoffel Plantijn geeft Galle vanaf 1571 een niet | |
[pagina 15]
| |
Afb. 2: Philips Galle naar Maarten van Heemskerck, De rijkaard zal de Hemel niet betreden, gravure, eerste blad uit de serie: Het ongelukkige lot van de rijken, 1563, Rotterdam, Museum Boymans-van Beuningen.
aflatende stroom van prenten, prentseries en geïllustreerde boeken uit. De iconografie van de grafiek blijft in essentie hetzelfde als in de Haarlemse periode: ook nu weer moraliserende grafiek die dient als voorbeeld en morele steun. De nadruk ligt hierbij op de ethische zelfverantwoordelijkheid van de mens voor zijn aardse handelingen. In de periode tot ongeveer 1585 lijken de door Galle uitgegeven religieuze prenten beïnvloed door de opvattingen van de geheimzinnige ondergrondse beweging Huis der Liefde, gecentreerd rondom de uitgever Christoffel Plantijn. Met de laatste heeft Galle niet alleen regelmatige zakelijke contacten, maar hij behoort ook tot de vaste kern van diens huisvrienden. Tevens werkt Galle in de jaren zeventig intensief samen met de Spaanse theoloog Montanus, die ook betrokken lijkt te zijn bij het Huis der Liefde. Typerend voor de productie in deze jaren is de Actionum Speculum Christi Iesu Vitae, waarin Christus als levens-spiegel, ofwel als ethisch voorbeeld en als leidraad voor het levenspad wordt gepresenteerd (afbeelding 3).Ga naar eind5. Juist dit thema komt keer op keer terug in de door Galle uitgegeven grafiek en lijkt met zijn persoonlijke geloofsbeleving samen te hangen. Galle zelf - die altijd katholiek is gebleven, al bleven er in Antwerpen tot in de jaren negentig geruchten over zijn | |
[pagina 16]
| |
Afb. 3: Hieronymus Wierix, Christus als spiegel van het menselijk leven, gravure, titelpagina van: Actionum Speculum Christi Iesu Vitae door Benedictus Arias Montanus, tweede editie, 1574, Coburg, Kunstsammlungen Veste Coburg.
onorthodoxie - blijkt een duidelijke voorkeur gehad te hebben voor het doorlopend benadrukken van Christus als morele leidsman. Dit is ondermeer te zien in alle alba amicorum-bijdragen die van hem bekend zijn, waarin hij steeds een Christus-hoofd tekende, begeleid door stichtende verzen.Ga naar eind6. Naast deze karakteristieke, meer ‘intellectuele’ grafiek - vermoedelijk gericht op een relatief klein publiek - ontstaat er ook nog een andere kant van de prentproduktie. Uit de veelzijdigheid van zijn fonds blijkt dat Galle een goed oog voor de commerciële aspecten van zijn vak gehad heeft en vanaf 1580 geeft hij prenten uit die op andere kopers lijken te mikken, zoals: landkaarten, portretreeksen, ornamentprenten en zelfs een modelboek met allerlei voorbeelden van kapsels (afbeelding 4). Vaak blijkt Galle met dergelijke uitgaven één van de eersten geweest te zijn in de Nederlanden. Zo brengt hij bijvoorbeeld als eerste een boek uit met anatomische teken-voorbeelden ten behoeve van kunstenaars.Ga naar eind7. Ook ziet vanuit zijn atelier de eerste pocket-atlas het licht, namelijk een verkleinde uitgave van Ortelius' Theatrum Orbis Terrarum; een project dat blijkens de vele edities in verschillende talen een succesvolle onderneming moet zijn geweest.Ga naar eind8. Een andere, voor een prentuitgever wellicht iets verrassende onderneming, is een rijk geïllustreerde en, inclusief alle teksten, volledig gegraveerde uitgave van een verhandeling over de kwadratuur | |
[pagina 17]
| |
Afb. 4: Anoniem, atelier Philips Galle, Mannelijk kapselmodel, gravure, tiende blad uit serie: Variae comarum et barbarum, c. 1590, München, Münchner Stadtmuseum.
van de cirkel van de Italiaanse wiskundigen Fabrizio en Gaspare Mordente uit 1591. Deze kostbare en momenteel uiterst zeldzame uitgave behoort tot de hoogtepunten van Galle's loopbaan als uitgever.Ga naar eind9. | |
Organisatie van het atelierDe diversificatie en het stijgend aantal uitgaven veranderen het karakter van Galle's uitgeverij in de periode na 1580 ingrijpend. Steeds meer concentreert hij zich op het uitgeven en wordt het eigenlijke graveerwerk overgelaten aan leerlingen en medewerkers uit zijn atelier, onder wie zijn twee getalenteerde zoons Theodoor en Cornelis en zijn twee graverende schoonzonen Adriaen Collaert en Karel de Mallery. Uit archieven, zoals die van de firma Plantijn, blijkt dat Galle regelmatig met boekdrukkers samenwerkt, waarbij het zetten en drukken van teksten in boekdruk stelselmatig wordt uitbesteed. In andere gevallen wordt bij omvangrijke publikaties voor een gezamenlijke uitgave gekozen, bij welke Galle overigens zijn zelfstandige positie als uitgever steeds zorgvuldig handhaaft.Ga naar eind10. Kenmerkend voor de produktie van zijn atelier is dat Philips Galle, behalve uitgaven met tekst in boekdruk, alles zoveel mogelijk in eigen hand houdt. Zijn uitgaven zijn slechts zelden herdrukken van andermans materiaal, meestal gaat het om projecten waarbij Galle zelf het initiatief neemt tot het uitbrengen van een bepaalde reeks prenten, vervolgens tekeningen en teksten laat aanleveren, waarna de prenten in eigen beheer in de plaat worden gesneden en afgedrukt. Wel blijkt uit de Plantijn-archieven dat deze firma geregeld partijen grafiek van Galle aankoopt en die vervolgens verspreidt in het buitenland. | |
[pagina 18]
| |
Afb. 5: Anoniem, atelier Philips Galle, Typus verae religionis, gravure, c. 1595, Brussel, Koninklijke Bibliotheek Albert I.
| |
[pagina 19]
| |
Na in eerste instantie vooral met kunstenaars en geleerden uit Haarlem te hebben samengewerkt, richt Galle zich in de loop van de jaren - wanneer de Noordelijke en de Zuidelijke Nederlanden duidelijk uiteendrijven - steeds meer op contacten met collega's en vrienden in Antwerpen. Veel van deze medewerkers behoren tot de persoonlijke vriendenkring van Galle, een groep die voor een belangrijk deel samenvalt met de kring van geleerden en kunstenaars rondom Christoffel Plantijn en Jan Moretus. Opnieuw een indicatie hoezeer de bestudering van grafiek uit de late zestiende eeuw nauw verbonden is met de geschiedenis van de boekdrukkunst, een invalshoek die ten onrechte door kunsthistorici verwaarloosd is. | |
Antwerpen (1585-1600)Halverwege de jaren tachtig begint naast de organisatie van het atelier ook opvallenderwijs de inhoud van de uitgegeven grafiek te veranderen. Steeds meer komt in het fonds de nadruk te liggen op de dogmatische katholieke iconografie; dit alles geheel in de lijn van de contra-reformatie, die immers in Antwerpen goed op gang gekomen is na de inname van de stad in 1585 door de Spanjaarden. De algemene morele instructie van de eerdere grafiek, waarin, zoals gezegd, ethiek en persoonlijke geloofsbeleving centraal stond, wordt grotendeels verlaten en daarvoor in de plaats geeft Galle nu gravures uit die op een nadrukkelijke manier de belangrijkste dogma's van de katholieke kerk bevestigen en uitdragen (afbeelding 5).Ga naar eind11. Deze verandering - die ook te zien is in het fonds van de uitgeverij Plantijn-Moretus - blijkt bijvoorbeeld uit de uitgave van geïllustreerde boeken als Veridicus Christianus (1602) van de jezuïet Ioannes David en uit de eerste geïllustreerde editie van de Institutiones Christianae, een karakteristiek catechisatie-boekje voor de jeugd van Petrus Canisius, uitgegeven in 1589. Het zijn beide uitvoerige prentboeken waarin de leerstellingen van de katholieke kerk op een duidelijke en uitvoerige manier geadstrueerd worden aan de hand van gravures en van tekst in boekdruk.Ga naar eind12. Zowel de iconografie als het taalgebruik zijn veel eenvoudiger en eenduidiger dan in Galle's prenten uit de jaren zestig en zeventig. Dergelijke uitvoerige geïllustreerde boeken zijn na de dood van Plantijn in 1589 over het algemeen in samenwerking met diens schoonzoon en opvolger Jan Moretus verzorgd. Met de laatstgenoemde is Galle overigens sinds 1598 geparenteerd door het huwelijk van zijn zoon Theodoor met Catherina Moretus. Ook bij geheel in eigen beheer uitgegeven prentseries uit de periode na 1590 is deze veranderde iconografie duidelijk te zien. Portretreeksen van respectievelijk bekende kardinalen, beroemde jezuïeten en de belangrijkste franciscaner heiligen laten net als de rijkelijk geïllustreerde levens van de heiligen Franciscus en Catherina zien dat de produktie van Galle's atelier steeds nadrukkelijker tegen de achtergrond van de contra-reformatie gezien moet worden. De nadruk op het expliciet didactische lijkt overigens wel ten koste van de kwaliteit van de grafiek te gaan. Daarnaast wordt het dalende technische niveau versterkt doordat de beste graveurs Galle's werkplaats verlaten om een eigen atelier op te zetten of om in het buitenland te gaan werken. De jongere medewerkers, van wie in de meeste gevallen alleen maar de namen uit archieven bekend zijn, blijken | |
[pagina 20]
| |
middelmatige graveurs te zijn, die op een ongeïnspireerde wijze lange reeksen van cliché-matige prenten produceren. | |
Prosopographia, circa 1590Hoewel er van Philips Galle weinig documenten bekend zijn waarin hij zich uitspreekt over zijn kunst, is er in dit verband toch een relevante opmerking overgeleverd. Omstreeks 1590 geeft Galle een eigenhandig gegraveerde reeks van 43 personificaties van allerlei deugden, ondeugden en andere menselijke karaktereigenschappen uit, getiteld Prosopographia (beschrijvingen van personificaties) (afbeelding 6). In het uiterst interessante voorwoord spreekt Galle zich uit over de inhoudelijk sterk veranderde belangstelling voor grafiek. Na verteld te hebben hoezeer de door hem gepresenteerde afbeeldingen van nut kunnen zijn voor allerhande kunstenaars en ambachtslieden, stelt Galle: Ik zal hier op generlei wijze de kunst der antieken beschrijven, aangezien deze hedentendage voor obscuur en typisch heidens wordt gehouden en aangezien onze eigen kunst duidelijker is en onze christelijke inventies meer in de mode zijn en in hoger aanzien staan.Ga naar eind13. Het is natuurlijk uiterst moeilijk na te gaan in welke mate deze opmerkingen zijn ingegeven door de veranderde politieke en religieuze situatie. Of de koerswijziging van de uitgeverij nu een rechtstreeks gevolg is van die gewijzigde omstandigheden of dat deze meer indirect veroorzaakt wordt door de veranderende belangstelling van eventuele kopers blijft onduidelijk, maar in ieder geval is het zeker opmerkelijk dat een uitgever die nauwelijks tien jaar eerder een groot aantal prentseries met antieke goden en mythologische onderwerpen heeft uitgegeven nu zelf aangeeft dat de smaak van het publiek aanzienlijk gewijzigd is. Kort samengevat: de klassieken zijn ‘uit’ en het christelijke is juist in de mode. Deze ontwikkeling blijkt niet alleen uit Galle's voorwoord bij de Prosopographia, maar is in grote lijnen karakteristiek voor het hele fonds na 1585. | |
Antwerpen 1600-1612Na 1600 nemen de activiteiten van Galle, die in 1612 zal sterven, aanzienlijk af. Er verschijnen tot 1605 nog enkele prentboeken onder zijn naam, maar in praktijk blijkt de uitgeverij overgenomen te zijn door zijn oudste zoon Theodoor Galle, die de uitgeverij voortzet tot zijn dood in 1633. Onder diens beleid komt het accent nog meer dan voorheen op de didactische, religieuze grafiek te liggen. Anders dan zijn vader neemt Theodoor nauwelijks het initiatief tot nieuwe, grote uitgaven in eigen beheer. Hij verzorgt vrijwel ongewijzigde heruitgaven van zijn vaders prenten, koopt koperplaten op uit andere ateliers en geeft deze opnieuw uit en daarnaast werkt hij intensief samen met de beroemde uitgeverij van zijn schoonvader Jan Moretus. De zelfstandige positie die Philips Galle voor ogen stond, blijkt zijn zoon duidelijk niet meer aan te spreken. Het atelier wordt na 1600 meer en meer een toeleve- | |
[pagina 21]
| |
Afb. 6: Philips Galle, Wantrouwen jegens God, gravure, blad nr. 38 uit: Prosopographia, c. 1590, Amsterdam, Rijksprentenkabinet.
rancier van prenten voor de enorme stroom van bijbels, missalen en andere religieuze boeken, die verschijnen bij Plantijn-Moretus. De grafiek die nog wel in eigen beheer wordt gedrukt is karakteristiek voor de enorme produktie van religieuze prentkunst in Antwerpen in de zeventiende eeuw: stereotiep van karakter en middelmatig van kwaliteit. Met zulke grafiek, gecombineerd met een groot aantal heruitgaven van ouder materiaal zal het geslacht Galle overigens nog tot in de laatste decennia van de eeuw een vooraanstaande rol spelen in de Antwerpse prentproduktie. Zo trof men bijvoorbeeld in 1676 na de dood van Philips' kleinzoon Ioannes Galle maar liefst 82.000 prenten en koperplaten in diens inboedel aan.Ga naar eind14. | |
ConclusieIn het voorafgaande heb ik getracht in het kort een beeld te schetsen van de uitgeversactiviteiten van Philips Galle. Hierbij heb ik mij vooral geconcentreerd op de globale verandering van de iconografie in de periode tussen 1580 en 1590. Het lijkt voor de hand liggend om deze ontwikkeling in verband te brengen met de politieke | |
[pagina 22]
| |
Afb. 7: Philips Galle, Portret van Calvijn, gravure, uit portretreeks van 1567, Wenen, Österreichische Nationalbibliothek.
en religieuze omwenteling die zich tegelijkertijd afspeelt na de val van Antwerpen in 1585. In hoeverre er echter sprake is van een rechtstreeks causaal verband, is, zoals gezegd, moeilijk aantoonbaar; in ieder geval heeft het er alle schijn van dat Galle - die een open oog had voor de commerciële aspecten van zijn vak - zich op een flexibele manier heeft aangepast aan een snel veranderende interesse van het publiek. Deze vraag naar contra-reformatorische grafiek lijkt op haar beurt, zoals recent onderzoek heeft aangetoond, in belangrijke mate gestimuleerd te zijn door de wereldlijke en geestelijke gezaghebbers in de Zuidelijke Nederlanden.Ga naar eind15. | |
Galle's portretreeksenTenslotte wil ik aan de hand van een reeks portretten die Galle's gehele carrière als uitgever omvat, proberen de ontwikkeling van zijn fonds nog eens kort te kenschetsen. Het betreft een reeks afbeeldingen van veelal eigentijdse humanisten uit binnen- en buitenland, die in een steeds wisselende samenstelling tussen 1567 en 1606 door Galle is uitgegeven in een zevental edities.Ga naar eind16. | |
[pagina 23]
| |
Afb. 8: Philips Galle, Portret van Rudolfus Agricola, gravure, uit portretreeks van 1572, Amsterdam, Rijksprentenkabinet.
| |
1567Nog in Haarlem verzorgt Galle in 1567 voor het eerst een serie portretten met een mengelmoes aan geleerden en humanisten. Het merendeel van de geportretteerden is actief betrokken geweest bij pogingen om de katholieke kerk te hervormen. Er is helaas geen volledig exemplaar meer bekend, maar in een reconstructie van deze uitgave figureren zowel diegenen die binnen de kerk bleven - zoals Erasmus, Savonarola en Paus Adrianus VI -, naast hen die wel uit de moederkerk zijn gestapt, bijvoorbeeld Luther, Melanchton, Zwingli en Calvijn (afbeelding 7). Onder de laatste groep bevindt zich ook Galle's vriend Hadrianus Junius, de arts en humanist wiens verzen onder een tal van prenten zijn afgedrukt.Ga naar eind17. | |
1572In 1572 geeft Galle opnieuw een sterk uitgebreide reeks van geleerden-portretten uit in een tweetal edities, één met gegraveerde teksten en één met teksten in boekdruk. Een groot gedeelte van de gravures is afkomstig uit de eerste uitgave, echter | |
[pagina 24]
| |
Afb. 9: Philips Galle, Portret van Laevinus Torrentius, gravure, uit portretreeks van 1587, Amsterdam, Rijksprentenkabinet.
zonder de portretten van de meest uitgesproken protestantse hervormers. Alle oude onderschriften zijn verdwenen en ervoor in de plaats zijn verzen van Montanus gekomen, die ook bij de selectie betrokken lijkt te zijn geweest (afbeelding 8). De keuze is ook wel ‘erasmiaans’ genoemd, omdat een groot aantal van de opgenomen geleerden en schrijvers in het algemeen bekend staan als humanisten die het belang van ethiek vooropstellen en pleiten voor religieuze verdraagzaamheid. Onder hen zowel calvinisten als katholieken, met uiteenlopende mensen als Erasmus, Thomas More, Janus Dousa en Pietro Bembo.Ga naar eind18. | |
1587/1595/1606Binnen twee jaar na de val van Antwerpen geeft Galle in 1587 opnieuw een portretreeks uit. De keuze is wederom ingrijpend veranderd. Vrijwel alle calvinisten - tolerant of niet - zijn verdwenen, inclusief persoonlijke vrienden als Junius en Dousa, die, als een van de militaire bevelhebbers uit de zeven provinciën, in Antwerpen weinig enthousiasme zal opwekken. Zelfs het portret van zijn goede vriend Plantijn is verdwenen, wellicht omdat die door de autoriteiten bij voortduring verdacht werd van onorthodoxie. Bij andere portretten zijn de onderschriften veranderd, waarbij elke toespeling | |
[pagina 25]
| |
op de reformatoren verdwenen is. Slechts één keer, bij het portret van Sebastiaan Munsterus, wordt met de woorden ‘studiosus quidam’ (een of andere geleerde) een toespeling gemaakt op Calvijn. Tenslotte zijn er verschillende portretten toegevoegd en het zal niet toevallig zijn dat de rij nu geopend wordt door vooraanstaande theologen; onder hen Thomas van Aquino, de bisschop van Antwerpen Torrentius en jezuïeten-geleerden als Ximenes en Schottius (afbeelding 9). Deze editie komt in 1595 vrijwel ongewijzigd op de markt; een licht gewijzigde versie hiervan komt in 1606 uit. | |
1604In een opnieuw uitgebreide en veranderde uitgave in 1604 presenteert Galle in een van zijn allerlaatste uitgaves voor de laatste maal een reeks portretten. Hoewel in naam nog steeds een humanistisch pantheon van de belangrijkste schrijvers en geleerden, blijkt dat de meeste plaatsen inmiddels gereserveerd zijn voor theologen en prelaten, wier orthodoxie belangrijker lijkt dan hun faam als geleerde.Ga naar eind19. Hiermee is er met deels dezelfde koperplaten een portretserie uitgebracht, die in alles het tegendeel vormt van de oorspronkelijke opzet van de de serie in 1567. Het is juist deze verandering die mijns inziens op een zeer treffende manier de inhoudelijke verschuiving in Philips Galle's fonds weergeeft, een verandering die ik hier heb proberen weer te geven. |
|