De Zeventiende Eeuw. Jaargang 7
(1991)– [tijdschrift] Zeventiende Eeuw, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 159]
| |
Van kerk naar sekte: Sara Nevius, Grietje van Dijk en Anna Maria van Schurman
| |
[pagina 160]
| |
Het voorbeeld van de dochters van PhilippusGodt gebruikt tot opbouw van zyne Kerke allerleye slag van menschen, vroome, onvroome, jonge, oude, mannen niet alleen, maar ook vrouwen: (...) vrouwen gebruikt Godt ook tot bekeeringe en opwekking der zielen: wy hebben de lofzang van Debora, van Hanna, van Maria, vrouwen heben met Paulus gestreden in den Evangelio. Over vrouwen zoude Godt ook zynen Geest uitstorten en zy zouden propheteeren, zoo deden de vier dochteren van Philippus de Evangelist (...).Ga naar voetnoot7. Aldus Wilhelmus à Brakel, gereformeerd predikant te Rotterdam, in het voorwoord van de postume uitgave van het werk van zijn vrouw Sara (1632-1706).Ga naar eind8. Nevius zelf had zich volgens haar echtgenoot als een echte Priscilla gedragen. Zo had zij kleine gezelschappen gevormd van vrouwen en meisjes die zij in de goddelijke waarheden onderwees en tot de godzaligheid opwekte. Dergelijke activiteiten zullen zich voornamelijk in de privé-sfeer hebben afgespeeld, ten huize van Nevius of van een van de andere vrouwen.Ga naar eind9. Als A Brakel geen melding had gemaakt van deze bijdrage van zijn vrouw aan de opbouw van Gods kerk, dan zouden haar activiteiten in de gemeente van haar kerk voor ons onzichtbaar zijn gebleven. Nevius' leidende rol in gezelschappen van vrouwen en meisjes kan zijn ingegeven door haar positie van domineesvrouw. A Brakel was bovendien een van de vertegenwoordigers van de zogenaamde ‘Nadere Reformatie’. Hij was, anders dan de meeste van zijn collega's, een groot voorstander van het houden van particuliere godsdienstoefeningen en een verdediger van het profetisch ambt.Ga naar eind10. Zo verhaalt hij in zijn eigen werk hoe ‘zes of acht dochteren’ in zijn gemeente te Harlingen zich ‘als Prophetessen ten dienste des Heeren overgaven ende yeder een waar eenige ingangh konden maken tot kennisse ende bekeeringe opweckten’.Ga naar eind11. Of het optreden van deze vrouwen en dat van Nevius uitzonderlijk was, is echter moeilijk te beoordelen zolang nog nader onderzoek moet worden verricht naar de rol van vrouwen in de Nadere Reformatie. Uit het voorwoord van A Brakel wordt duidelijk dat zijn vrouw zich ook intensief had beziggehouden met bespiegelend onderzoek naar haar spirituele ervaringen, die zij op schrift stelde. Zo moet zij uitvoerig hebben geschreven over haar ‘leven, ontmoetingen, verdorventheden, worstelingen tegen dezelve, stryden, vertroostingen, veelerley uitkomsten in opmerkelyke gevallen’.Ga naar eind12. Verder hadden ook bijbelteksten haar geïnspireerd tot het schrijven van poëzie en proza. De kunst van het dichten had zij voor haar huwelijk geleerd van de geleerde Anna Maria van Schurman.Ga naar eind13. Van al dit werk zijn alleen, en dan nog postuum, haar meditaties in druk verschenen. Aanleiding tot de uitgave van het werk van Nevius was het verzoek van een van haar vroegere vriendinnen aan A Brakel om de genoemde meditaties nog eens te mogen lezen. Deze vriendin, evenals Nevius echtgenote van een predikant, had het schriftje waarin de spirituele overwegingen opgetekend waren, ooit eerder geleend en daar toen ‘groot behagen’ in gehad. Mogelijk was het manuscript ook op de bijeenkomsten van Nevius met andere vrouwen ter sprake gekomen. Misschien had werk van Nevius in kleine kring gecirculeerd.Ga naar eind14. A Brakel, die naar zijn zeggen de meditaties nooit eerder had bekeken, besloot na lezing tot publikatie over te gaan. Het werk zou zijns inziens ook anderen kunnen stichten. | |
[pagina 161]
| |
Gods gaven benuttenDe catechisatie-oefeningen onder leiding van Sara Nevius zullen formeel niet tot conflicten met de kerkelijke autoriteiten hebben geleid. Wellicht beschouwde de kerkeraad haar activiteiten in de gemeente als opbouwend. Als vrouw van een van de plaatselijke predikanten zal zij bovendien een zekere bescherming hebben genoten. Nevius' activiteiten in de gemeenten van haar echtgenoot hebben waarschijnlijk dan ook geen sporen achtergelaten in kerkelijke archivalia. Vrouwen blijken in dergelijke stukken over het algemeen alleen te figureren wanneer zij in conflict kwamen met de kerkelijke autoriteiten. Vrij goed gedocumenteerd is de zaak van Grietje van Dijk en Maria de Riviere, die beiden betrokken waren bij de organisatie van particuliere godsdienstoefeningen in Leiden.Ga naar eind15. Hun activiteiten leidden tot ernstige conflicten met de plaatselijke kerkeraad, die de twee vrouwen tussen 1685 en 1690 regelmatig in de consistoriekamer liet ontbieden. In de acta is door de scriba uitvoerig, soms zelfs woordelijk, verslag gedaan van de verdediging die beide vrouwen ten overstaan van de kerkeraad voerden. Indirect, en wellicht vervormd, klinkt hun stem door; wat zij in de consistoriekamer verklaarden (en wat niet) werd uiteraard in belangrijke mate bepaald door de vraagstelling en de houding waarmee de kerkeraad de beide vrouwen tegemoet trad.Ga naar eind16. De conflicten waren ontstaan toen Maria de Riviere in december 1684 samen met twee andere vrouwen, Lysbeth Rademaker en Susanna de Wint, de kerkeraadsleden een rekest overhandigde. Dit verzoekschrift was door vijfendertig vrouwen ondertekend. De opstelsters deden hiermee een beroep op de predikanten ‘om haer te geven onderwys over de Profetische Schriften, en haer de Schrifture te leeren verstaen in synen tsamenhang’.Ga naar voetnoot17. De aanleiding tot het indienen van het rekest was het verbod van de kerkeraad aan de theologiestudent Theophylactus van Schoor om conventikels te houden. Van Schoor zou zich op die bijeenkomsten voor een grote menigte met bijbelexegese hebben ingelaten, onder het mom dat hij Hebreeuws onderwees aan ongeletterde mannen en vrouwen.Ga naar eind18. De kerkeraad zegde de vrouwen toe zich op de zaak te zullen beraden en drukte hen op het hart zich rustig te houden. Het is niet uitgesloten dat verschillende vrouwen die het rekest ondertekend hadden, op de door Van Schoor georganiseerde oefeningen het woord hadden gevoerd.Ga naar eind19. De afwijzing van de kerkeraad om catechisaties over de Schrift te verzorgen, leidde er in ieder geval toe dat ook Maria de Riviere oefeningen ging organiseren. In februari 1685 werd zij voor de kerkeraad ontboden, omdat zij conventikels geleid zou hebben, waar zij de Brief van Paulus aan de Galaten op haar manier uitlegde. Zij hoorde sputterend de waarschuwingen van de kerkeraad aan en verklaarde dat zij geen tijd had om kennis te nemen van de in druk uitgegeven synodale resoluties over het houden van conventikels.Ga naar eind20. Enige tijd deed De Riviere niet van zich spreken, maar op 25 januari 1686 diende zij opnieuw voor de kerkeraad te verschijnen. Inmiddels hield zij samen met ene Grietje van Dijk ook catechisatieoefeningen voor burgerkinderen. Maria de Riviere meende daarmee ‘wel te doen, dewijl sij de predikanten dikwils had horen seggen, datmen al behoorde Leraers te wesen na des tijd’.Ga naar eind21. En Grietje van Dijk verklaarde dat zij het de ‘plicht van een gemeen christen’ achtte kinderen de cate- | |
[pagina 162]
| |
chismus uit te leggen en in te leiden in de Schrift. Burgerlijke staat en beroep van de beide vrouwen worden in de acta niet vermeld, maar waarschijnlijk waren zij ongehuwd en voorzagen zij met het onderricht aan burgerkinderen ook in hun onderhoud. Hoewel de beide vrouwen tenslotte beloofden zich te zullen onthouden van de oefeningen, barstten twee jaar later wederom ernstige conflicten los. De zaak spitste zich nu toe op de interpretatie van enkele leerstukken. Grietje van Dijk en Maria de Riviere bleven echter vasthouden aan hun standpunten, waarop de kerkeraad ten lange leste besloot beide vrouwen te censureren.Ga naar eind22. Opvallend is dat de kerkeraad tot dan toe weinig accent had gelegd op het feit dat de gewraakte opvattingen door vrouwen werden uitgedragen, tenminste als we afgaan op de acta. Was het misschien een zo vanzelfsprekend argument dat het niet onmiddellijk expliciet gemaakt hoefde te worden, of had het onderzoek naar de rechtzinnigheid van Van Dijk een grotere prioriteit voor de kerkeraad? In ieder geval werd pas toen zij in oktober 1690 kenbaar maakte dat zij zich omwille van een attestatie met de kerkeraad wenste te verzoenen, voorgelegd dat het een vrouw niet paste de preekstoel te beklimmen. De voorzitter wees haar op de bijbelse voorschriften in I Timotheüs en I Corinthiërs 14. Grietje van Dijk liet daarop weten: ik vinde andre schriftuerplaetsen, die daer schijnen tegen te strijden; als, dat ook de Dogteren sullen propheteren, en dat' er vrouwen worden genoemd, die veel hebbe gearbeid in den Heer; als men gaven heeft, waerom sou' men die niet besteden?’Ga naar eind23. De kerkeraad weerlegde deze gedachtengang door haar voor te houden dat vrouwen in de vroege kerk tijdens de vervolgingen misschien wel een actieve rol gespeeld hadden, maar dat dit niet in overeenstemming met de leer was. Ook op andere punten bleef er verschil van mening bestaan, zodat het niet tot een verzoening kwam. In de daaropvolgende jaren was Grietje van Dijk niet alleen in Leiden maar ook in Middelburg actief, als een van de leidende figuren van de zogenaamde Hebreeën of Antinomianen, zoals zij door hun kerkelijke bestrijders genoemd werden.Ga naar eind24. In Middelburg nam Van Dijk op 1 maart 1697 samen met Jacob Verschoor deel aan een openbaar dispuut met twee gereformeerde predikanten. Van haar hand verschenen begin achttiende eeuw verschillende theologische werken.Ga naar eind25. Onder het pseudoniem Christianus Constants publiceerde zij in 1709 het Licht schynende in de duistere plaatsen, dat in de Republiek op de lijst van verboden boeken werd geplaatst.Ga naar eind26. | |
Uitkiezing van het beste deelIn het geval van Grietje van Dijk was het dus uiteindelijk de kerkeraad die door zijn besluit tot censurering haar formeel in het vaarwater van de sekte deed belanden. Anna Maria van Schurman daarentegen verbrak zelf alle banden met de gereformeerde kerk om zich in 1669 aan te sluiten bij de huisgemeente van Jean de Labadie. Eerder had Van Schurman zonder dat het formeel tot een botsing met de Utrechtse kerkeraad leidde, aan door De Labadie georganiseerde godsdienstoefeningen in Middelburg deelgenomen, toen hij daar nog predikant van de Waalse | |
[pagina 163]
| |
gemeente was. De Labadie was hier in 1666 beroepen en had zich steeds meer op het standpunt gesteld dat de ware christenen zich moesten verenigen en zich uit de wereld moesten terugtrekken. Een reeks van conflicten leidde ertoe dat hij in 1669 werd afgezet.Ga naar eind27. Van Schurman zelf had al voor de komst van De Labadie naar de Republiek in een gedicht haar visie op de apostasie van de gereformeerde kerk van haar tijd vertolkt. In een in 1669 gepubliceerd gedicht van haar hand sneed zij dezelfde problematiek aan en riep zij op tot reformatie van de kerk van Christus.Ga naar eind28. Zij liet het echter niet bij gedichten. Een van haar brieven spreekt over door haar in dit kader ondernomen activiteiten, waarover kerkelijke archieven hoogstwaarschijnlijk zwijgen. Uit de betreffende brief kan worden opgemaakt dat Van Schurman in 1668 pogingen ondernam om in Friesland predikanten te mobiliseren tot ‘naerder Conferentie met andere Godlievende Leeraers’.Ga naar eind29. Van Schurmans meest verstrekkende daad was uiteraard de breuk met haar kerk en haar openlijke keuze voor de huisgemeente van Jean de Labadie door haar intrek te nemen in zijn huis in Amsterdam. In de christelijke levenswijze en de kerkopvatting die deze in haar ogen door God gezonden profeet voorstond, moet Van Schurman de vervulling van haar eigen idealen hebben gezien.Ga naar eind30. De kerkeraad van de Utrechtse gemeente, waarvan Van Schurman formeel nog altijd lidmaat was, kwam echter pas een half jaar nadat zij naar Amsterdam verhuisd was, in actie, toen de scriba haar per brief formeel om tekst en uitleg vroeg. Van Schurman liet daarop schriftelijk weten dat zij het als christen niet met haar geweten in overeenstemming kon brengen om in een ‘gedeformeerde’ kerk te blijven. In haar ogen kwam noch de gereformeerde gemeente van Utrecht noch die van Amsterdam maar alleen de kleine ‘Rechtsinnige Huijskerke’ van De Labadie overeen met de beschrijving van de ware kerk zoals die te vinden was in artikel 27 en 28 van de Nederlandse geloofsbelijdenis. De kerkeraad nam met deze reactie geen genoegen en stelde na uitvoerig overleg een nieuwe brief op in de hoop alsnog Van Schurman over te kunnen halen om terug te keren naar de gereformeerde kerk.Ga naar eind31. Opvallend is de milde en verzoenende toon van de beide brieven. Kennelijk was de kerkeraad er veel aan gelegen om het voorname en beroemde lidmaat weer in de armen te kunnen sluiten. Uiterst zachtmoedig besloot de tweede brief met de vermanende woorden: ‘keert weder, gij Geliefde; keert weder’. Naar alle waarschijnlijkheid liet Van Schurman deze brief voor wat zij was. In de kerkeraadsacta wordt tenminste geen melding meer gemaakt van een reactie van haar zijde. Anna Maria van Schurman diende haar critici, onder wie de Utrechtse predikanten, tenslotte openlijk van repliek in de spirituele autobiografie die zij in 1673 publiceerde onder de titel Eukleria seu melioris partis electio.Ga naar eind32. Met dit godgeleerde werk wilde zij haar keuze voor De Labadie verdedigen. Zij publiceerde het dan ook zelf en onder haar eigen naam zonder zich vooraf, zoals vrouwen vaak gewoon waren te doen, uit te putten in allerlei verontschuldigingen. Door haar overgang naar het ‘huisgezin’ van Jean de Labadie had zij - zo meende zij - het beste deel verkozen, gelijk Maria in Lucas 10. 41-42. | |
[pagina 164]
| |
‘Vrouwenhertstochten en driften’?Het optreden van Grietje van Dijk en Anna Maria van Schurman heeft zijn sporen nagelaten in kerkelijke archivalia. Moeten zij nu gezien worden als de uitzondering die de regel bevestigt, omdat zij de stilte doorbreken die zo kenmerkend lijkt te zijn voor vrouwen in de vroegmoderne tijd?Ga naar eind33. De vraag is of het optreden van die vrouwen dan niet impliciet vanuit hetzelfde normatieve denken wordt beoordeeld dat hen in de bronnen heeft doen belanden. In de kerkeraadsacta werd immers in de regel alleen melding gemaakt van lidmaten wier opvattingen en gedragingen niet strookten met de door de kerk gestelde dogma's en voorschriften. Wanneer dus vrouwen in kerkeraadsacta genoemd worden, dan betreft het veelal lidmaten die zich om wat voor reden dan ook anders gedroegen dan kennelijk van hen verwacht werd en daarvoor ter verantwoording werden geroepen. Welke gedragingen en opvattingen van lidmaten als deviant of sektarisch bestempeld werden, bepaalden niet zijzelf maar de kerkeraden - en deze bestonden uitsluitend uit mannen, die bovendien uit de bovenlaag van de samenleving afkomstig waren.Ga naar eind34. Niet uitgesloten moet worden dat voor vrouwen andere maatstaven werden aangelegd dan voor mannen. De Leidse kerkeraad bepaalde bijvoorbeeld dat Grietje van Dijk ook moest beloven dat zij zich voortaan ‘in alle zedigheid en onderwerpinge die hare sexe verpligt’, zou gedragen.Ga naar eind35. Een dergelijke belofte werd uiteraard niet van Theophylactus van Schoor gevraagd.Ga naar eind36. Overigens werd ook hij herhaaldelijk door de Leidse kerkeraad op het matje geroepen en aan de tand gevoeld. Als theologiestudent zal zijn optreden de kerkeraad wel bijzondere zorgen gebaard hebben.Ga naar eind37. In de scherpe toon die de openbare reacties op Van Schurmans keuze voor De Labadie kenmerkt, klinkt ook iets door van afkeuring van een voor een vrouw ongepaste handelwijze.Ga naar eind38. Opvallend is dat een dergelijke stap door tijdgenoten uiteindelijk weer op het conto van de vrouwelijke natuur kon worden geschreven. Zo schreef Jacobus Koelman, auteur van twee werken tegen de Labadisten, de overgang van Van Schurman - wier geleerdheid en theologisch kennis hij ten zeerste bewonderde - toe aan ‘vrouwen-herts-tochten en driften’.Ga naar eind39. Koelmans oordeel lijkt paradoxaal, maar sluit naadloos aan bij de meer populaire beeldvorming over De Labadie en zijn volgelingen. In een anoniem pamflet werd bijvoorbeeld gesteld: ‘Hierom bemint hy veel meer de Juffrouwen als de Mans persoonen, dewyle die hem veel toesenden, en vry mildadiger gevonden worden: ook bevint hy dat dese veel eer door een vriendelik gelaat tot sijn gevoelen te trecken en te betoveren zijn als d'andere, gelijk uyt sijn aanhang blijkt, die meest uyt vrouwlieden is bestaende’.Ga naar eind40. Het is dus ook in dit soort bronnen dat op vrouwen (en niet op mannen) de aandacht wordt gevestigd. Op grond van bepaalde vooronderstellingen over het vrouwelijke geslacht werd hun aanwezigheid in een sekte als die van De Labadie als een min of meer vanzelfsprekende zaak voorgesteld: vrouwen lieten zich nu eenmaal gemakkelijker verleiden. Ook negentiende- en twintigste-eeuwse theologen en historici zijn vaak in het stramien van sekse-specifieke verklaringen blijven denken. Max Weber bijvoorbeeld suggereerde dat vrouwen zeer ontvankelijk zouden zijn voor religieuze groeperingen met orgiastische, emotionele en/of hysterische trekken. Anderen stelden dat vrouwen uit verveling of frustratie aansluiting zochten bij religieuze groeperin- | |
[pagina 165]
| |
gen die als dissenters werden aangemerkt, of vanuit een emancipatoire drang; weer anderen noemden psychische problemen als een mogelijke verklaringsgrond.Ga naar eind41. Alsof niet ook een groot aantal mannen activiteiten op kerkelijk gebied heeft ontplooid die niet gesanctioneerd werden. Van Schurmans optreden, en ook dat van Grietje van Dijk en Sara Nevius, laat zich mijns inziens verklaren zonder direct in seksisme, essentialisme of anachronismes te vervallen. Een zelfstandig optreden van protestantse vrouwen in geloofskwesties kan in zekere zin toch worden opgevat als een uitvloeisel van de met de Reformatie geïntroduceerde leerstelling van het algemeen priesterschap der gelovigen. Vrouwen mochten dan formeel geen posities binnen de protestantse kerken bekleden, wel werd van hen verwacht dat zij kennis namen van de bijbelGa naar eind42. en persoonlijk verantwoordelijk waren voor hun zieleheil. De verspreiding van bijbelkennis werkte tevens een kritische houding en een zelfstandig oordeel ten aanzien van de kerkelijke leer in de hand, en kan ook vrouwen ertoe hebben aangezet ernst te maken met de in de bijbel vervatte boodschap. Tekenend is dat vrouwen als Nevius, Van Schurman en Van Dijk ieder voor zich op grond van aan de bijbel ontleende argumenten aanspraak maakten op een actieve rol op kerkelijk gebied. Ondanks hun volstrekt verschillende achtergronden moeten zij alle drie grondig studie hebben gemaakt van de Schrift. Nevius had volgens haar biograaf de bijbel al op veertienjarige leeftijd verslonden.Ga naar eind43. De geleerde Van Schurman maar ook de in het weeshuis opgegroeide Grietje van Dijk bestudeerden de bijbel in de grondtaal, het Hebreeuws. De laatste stelde zelfs dat alleen wanneer men Hebreeuws kende, men zich ervan kon verzekeren dat de bijbel Gods Woord was.Ga naar eind44. Zolang het karakter en de inhoud van het onderricht niet in strijd met de kerkelijke geloofsleer werden geacht, zoals in het geval van Nevius, was een actieve rol van vrouwen in de gemeente van hun kerk niet geheel uitgesloten. Maar ook Van Schurman en Van Dijk waren, hoewel hun visies aanleiding gaven tot conflicten met de kerkelijke autoriteiten, in staat om als kritische lidmaten op verschillende manieren hun stem te laten horen. In het geval van Van Schurman en Van Dijk leidde hun kritisch oordeel uiteindelijk tot een breuk met de gereformeerde kerk. De eerste bleef het huisgezin van De Labadie tot aan haar dood trouw. Van Dijk daarentegen keerde zich ook weer af van de Hebreeën om aansluiting te zoeken bij de Remonstranten. Zowel Van Schurman als Van Dijk legden in het openbaar getuigenis af van hun visie op de kerk van hun tijd door geschriften te publiceren. De keuzes van beide vrouwen lijken erop te wijzen dat zij de vrijheid van geweten en de veiligstelling van hun eigen zieleheil boven alles lieten prevaleren. Overigens ging geen van de drie hier genoemden zover dat zij expliciet voor vrouwen het recht opeiste om te spreken in de kerk; zelfs niet Anna Maria van Schurman die zich in haar jonge jaren wel sterk gemaakt had voor het recht van de vrouw op studie.Ga naar eind45. Hun tijdgenote, de Engelse Quaker Margaret Fell eiste dit recht wel op in haar Womens Speaking Justified (1666), dat kort na verschijning ook in het Nederlands vertaald werd. De gedachte dat de vrouw het zwakke geslacht was, werd echter ook door Fell niet openlijk aangevochten. Zij rechtvaardigde het recht van vrouwen om te spreken niet door te stellen dat man en vrouw gelijk waren, maar door er op te wijzen dat God zich juist bediende van de zwakkeren.Ga naar eind46. | |
[pagina 166]
| |
Kortom, een kritische houding en een zelfstandig oordeel ten opzichte van de bijbel leidden in het zeventiende-eeuwse protestantisme (nog) niet direct tot een aantasting van de door God gegeven orde i.c. de seksehiërarchie. In de praktijk kon echter, zo valt uit de bovengenoemde gevallen op te maken, de gedachte dat het zwakke geslacht overeenkomstig de bijbelse voorschriften diende te zwijgen, op verschillende manieren worden omzeild. Hoewel de godsdienst dus enerzijds in belangrijke mate de denkbeelden over vrouwen en daarmee ook de voorgeschreven gedragscodes bepaalde, kon anderzijds juist het geloof de drijfveer vormen voor vrouwen om - zij het binnen bepaalde marges - de hun opgelegde beperkingen te doorbreken. | |
Tot slotDe stelling dat vrouwen overeenkomstig het Paulinische gebod wel gezwegen zullen hebben in de gemeente van hun kerk, gaat voorbij aan de spanningen tussen voorschriften en praktijk - al zal het gros der lidmaten, vrouwen én mannen, weinig anders dan een zwijgende rol hebben vervuld. Uit de hierboven besproken gevallen, die betrekking hebben op de tweede helft van de zeventiende eeuw, is af te leiden dat de grens tussen wat krachtens de bijbelse voorschriften en de kerkleer wel en niet toelaatbaar geacht werd, niet altijd even scherp getrokken kon worden. In hoeverre die geboden ruimte samenhing met meer evenementiële en structurele factoren, zal nader onderzoek moeten uitwijzen. Met name conventikels lijken vrouwelijke lidmaten mogelijkheden te hebben geboden om binnen de kerk hun stem te laten horen. Naar deze vergaderingen, die zich op de grens tussen kerk en sekte konden bewegen, is zeker voor de zeventiende eeuw nog weinig of geen onderzoek verricht.Ga naar eind47. Dat in de literatuur godsdienstig activisme van protestantse vrouwen vooral met sektarisme in verband is gebracht, kan ten dele worden toegeschreven aan een selectieve overlevering van bronnen. Conflicten laten nu eenmaal naar verhouding de meeste sporen na. Aan het gebruik van kerkelijke archiefstukken als bron voor onderzoek naar het aandeel van vrouwen in het gemeenteleven kleeft in feite hetzelfde probleem. Kerkeraadsacta zijn immers indirect normatieve bronnen, en vrouwen zijn hierin vrijwel altijd object. Naast kerkeraadsacta zouden daarom ook andere bronnen bestudeerd moeten worden waarin vrouwen niet als object maar als subject figureren en zij binnen een zelf gekozen contekst het woord nemen. In dit verband lijkt mij systematisch onderzoek naar de publikaties van vrouwen in de Republiek van belang - ook om inzicht te krijgen in de vraag in hoeverre en vanaf wanneer hier religieuze impulsen vrouwen tot schrijven en publiceren aanzetten.Ga naar eind48. Door de dichotomie kerk-sekte los te laten en door de aandacht ook te richten op andere bronnen dan kerkelijke archivalia zal de relatie tussen vrouwen, kerk en sekte in een ander licht komen te staan. Daarmee kan wellicht het zwijgen dat ook in de historiografie tot norm verheven lijkt te zijn, doorbroken worden. |
|