De Zeventiende Eeuw. Jaargang 7
(1991)– [tijdschrift] Zeventiende Eeuw, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 127]
| |||||
In dees spieghel zal de domme jeucht met vreucht leeren
| |||||
AuteurschapBehalve de titel biedt het titelblad alleen de datum ‘1610’ en de initialen Z.G.H.P.H.S. [afb. 1]. Zes initialen voor één persoon zijn vrij ongewoon. De ‘S’ staat trouwens cursief, wat laat veronderstellen dat deze laatste letter geen naam maar een functie aanduidt. Het is dan ook niet uitgesloten dat de ‘S’ voor het Latijnse ‘sculpsit’ of ‘sculptor’ staat. In dat geval zou de graveur P.H. kunnen zijn. Ik ken maar één Nederlandse graveur die deze initialen gebruikt, nl. Pieter Feddes van Harlingen.Ga naar eind1. Ook Philips Serwouters gebruikt de initialen PHS, maar van hem zijn alleen houtsneden bekend. Het boekje bevat verder geen enkele verwijzing naar een auteur, een graveur of een uitgever. In de negentiende eeuw suggereerde Van Doorninck reeds de oplossing Zacharias Heyns Pieter Heyns Sone. De verwantschap is correct, maar Van Doorninck sloeg de ‘G’ over omdat deze niet in zijn oplossing paste.Ga naar eind2. AnderenGa naar eind3. probeerden de ‘G’ in de plaats te stellen van ‘ch’ in Zacharias. Het maakt de oplossing nog steeds niet echt aanvaardbaar. De ‘G’ zou immers de eerste letter van een woord moeten zijn. Hoe de onderzoekers bij Zacharias Heyns terecht kwamen is niet duidelijk. | |||||
[pagina 128]
| |||||
Afbeelding 1: Titelpagina van de Jeucht-Spieghel (foto ex. Den Haag, KB: 10 G 32).
Op het zegel van een brief van Heyns aan Jan Moretus, bewaard in het Museum Plantin-Moretus te Antwerpen,Ga naar eind4. staat een monogram met de combinatie van Z, G en H. In het Journal 1592Ga naar eind5. van Moretus staat in de marge ook een dergelijk monogram met de vermelding dat dit teken als een soort handelsmerk op de verpakking van de zendingen naar Heyns moet worden aangebracht. Al heb ik nog steeds geen oplossing voor de ‘G’, een eventuele toeschrijving aan Zacharias Heyns wordt er wel wat waarschijnlijker door. Bovendien werden civilitélettersGa naar eind6. gebruikt voor het inleidende Lier-dicht (A2) [afb. 2]. Hetzelfde lettertype is ook gebruikt in drie andere werkenGa naar eind7. van Zacharias Heyns. Het is niet uitgesloten dat hij als uitgever dit lettertype in zijn bezit had en het uitleende aan drukkers die voor hem werkten. Een laatste argument dat de Jeucht-Spieghel met Zacharias Heyns verbindt, zijn de gedichten waarin de commentaren bij de prenten zijn gegoten. Ze bestaan uit acht gepaard rijmende alexandrijnen, met een regelmatige afwisseling van mannelijk en vrouwelijk rijm. Heyns schreef tweehonderd gelijkaardige gedichten als bijschrift bij de emblemata van Rollenhagen.Ga naar eind8. Hij was niet de enige die deze dichtvorm gebruikte, - hij inspireerde zich in feite op Daniel Heinsius - maar hij was er in elk geval zeer goed mee vertrouwd. Voorlopig blijft de vraag naar het auteurschap echter moeilijk met zekerheid te beantwoorden. | |||||
DrukgeschiedenisVoor zover mij bekend zijn er vijf exemplaren van de Jeucht-SpieghelGa naar eind9. bewaard, | |||||
[pagina 129]
| |||||
waarvan ik er drie zelf heb kunnen controleren: een onvolledig exemplaar in de Koninklijke Bibliotheek in Brussel [B], één in de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag [H], en één in de Stirling Maxwell collectie in Glasgow University Library [G]. Het exemplaar H hoort duidelijk tot een andere druk. Volgens de beschrijving in de catalogiGa naar eind10. zijn de exemplaren in Michigan en in de British Library van dezelfde editie als BGa naar eind11. en G. In deze editie staat op C1r een nieuwe gravure [afb. 6], een spiegelbeeld van deze in ex. H [afb. 5], maar met een minder gedetailleerde achtergrond.Ga naar eind12. De exemplaren B en G zijn volledig opnieuw gezet. De zetter heeft bepaalde lettercombinaties systematisch op een andere manier gespeld.Ga naar eind13. Bovendien zijn twee aperte zetfouten in H in B en G gecorrigeerd.Ga naar eind14. Alles wijst erop dat B en G tot een herdruk van een latere datumGa naar eind15. behoren, waarvan de titelgravure niet is bijgewerkt.
| |||||
Nieuwen Jeucht-SpieghelDe laatste strofe van het Lier-dicht (A2r) [afb. 2] in de Jeucht-Spieghel kan worden geïnterpreteerd als een aankondiging van de Nievwen Ievcht Spieghel: ‘Zoo u alsdan // dees spieghel t'uwer eeren /
Behaghen kan // ick zal hem zoo vermeeren /
Dat een Jongh-man // die sich daertoe wil keeren /
Met vreucht zal leeren.
Deze verzen kunnen niet verwijzen naar de tweede editie, maar moeten refereren aan: | |||||
[pagina 130]
| |||||
[pagina 131]
| |||||
NIEVWEN || IEVCHT SPIEGHEL || Verciert met veel || schoonne nieuwe Figuren || ende Liedekens te voren || niet in druck geweest || Ter Eeren || van de Jonge Dochters || van Nederlant. [z. pl. z.j.]Ga naar eind16. De Jeucht-Spieghel blijkt aanzienlijk uitgebreid met talrijke liederen en negenenveertig gravures, van 32 naar 232 bladzijden. Nievwen Ievcht Spieghel bevat ook dialogen, rondelen, refreinen en liederen. De teksten zijn echter niet allemaal origineel; sommige liedjes zijn ontleend aan Den Bloemhof van de Nederlantsche Ieught.Ga naar eind17. Het titelblad van de Nievwen Ievcht Spieghel [afb. 7] geeft nog minder informatie dan dat van de Jeucht-Spieghel. Er is geen enkele verwijzing naar een auteur, een uitgever of een datum.Ga naar eind18. De drie jonge paartjes tonen duidelijk dat het boekje bestemd is voor verliefden. De opdracht ‘Ter eeren van de Jonghe Dochters van Nederlandt’ verwijst naar het traditionele petrarkistische motief dat koele meisjes tot de liefde moeten worden overgehaald.Ga naar eind19. Bovendien laat de figuur van Cupido, die de naakte Venus een spiegel voorhoudt, niet het minste misverstand bestaan over de inhoud van de bundel. ZH of zijn devies worden nergens vermeld in de Nievwen Ievcht Spieghel. De editeur verschuilt zich achter het devies ‘Troost in lijden’. In de bundel staan nog enkele andere deviezen,Ga naar eind20. maar alleen ‘Met pijn groeyende’ heb ik kunnen identificeren als Boudewijn J. Wellens. Hij was bekend als de editeur van het liedboek 't Vermaeck der Ieucht.Ga naar eind21. Soms wordt hij daarom ook aangeduid als de editeur van de Nievwen Ievcht Spieghel. In dat geval zou de bundel in Friesland thuishoren. Brouwer acht het niet onmogelijk dat Starter de Nievwen Ievcht Spieghel samenstelde. Hij situeert deze dan ook in Leeuwarden.Ga naar eind22. Draudius vermeldt in zijn Bibliotheca Exotica, een compilatie van Frankfortse miscatalogi: | |||||
[pagina 132]
| |||||
Nieuwen Jeucht Spieghel / vercirt met veel schoone Nieuwe Figuren ende Liederens / te voraen niet in Trukh gewest / Ter eeren van de Jonghe Dochters van de Nederland. Arnheim by Janssen / 4. 1617.Ga naar eind23. De Nievwen Ievcht Spieghel werd dus in 1617 gepubliceerd door Jan Jansz in Arnhem. Het is dan ook veelbetekenend dat enkele gedichten naar Arnhem en Gelderland verwijzen; b.v.: N2v Sonnet: v. 5-6:
Met een moy Vrijsterken ( daer der zoo veel af syn,
Binnen d' Arnhemsche Stadt)...
Ook in twee liedjes door ‘Eene sal 't syn’:
In het begin van de zeventiende eeuw moeten de auteurs van deze teksten in de rederijkerskamers worden gezocht.Ga naar eind24. Maar het initiatief om ze te bundelen kwam van de drukkers, die daarvoor geen toestemming vroegen aan de auteurs.Ga naar eind25. Ik heb geen spoor van een Arnhemse rederijkerskamer gevonden, maar sinds 1591 bestond er wel een ‘collegium musicum’, een streng besloten en gereglementeerd gezelschap van aanzienlijke dilettanten.Ga naar eind26. Het is niet duidelijk in hoeverre zij voor deze bundel verantwoordelijk kunnen worden gesteld. Zes gravures in de Nievwen Ievcht Spieghel zijn door Van de Passe ondertekend. | |||||
[pagina 133]
| |||||
Maar de andere gravures komen ook vrijwel allemaal uit zijn bundels: Hortus Voluptatum (1599), Academia sive Specvlvm vitae scholasticae (1612), Mimicarum aliqvot Facetiarvm (z.j.)Ga naar eind27. en één gravure uit de bundel Goden en Godinnen (K3r). Tussen 1610 en 1620 publiceerde Jan Jansz verschillende bundels van Van de Passe.Ga naar eind28. Er is ook een gravure van Jan Bara (N1r) en de laatste is van Christoffel (I?) van Sichem (2F1r).Ga naar eind29.
Jan Jansz brengt ons terug naar Zacharias Heyns. In 1615 en 1617 publiceerde Jansz ook een Nederlandse versie van Rollenhagens Nucleus Emblematum. Hij verzocht Zacharias Heyns om de Nederlandse gedichten te schrijven bij de koperplaten gegraveerd door Crispijn van de Passe de oude. In die periode was er dus een vrij nauwe samenwerking, niet alleen tussen Heyns en Jansz,Ga naar eind30. maar ook tussen Jansz en Crispijn van de Passe. Deze samenwerking biedt een bijkomend argument voor Heyns' auteurschap van de Jeucht-Spieghel. Geen van de drie woonde in Holland, op dat ogenblik het economisch en cultureel centrum van de Republiek. Zij hadden echter wel banden met Duitsland. Het feit dat de Nievwen Ievcht Spieghel in Arnhem verscheen en niet in Amsterdam, maakt het boekje nog meer uitzonderlijk.Ga naar eind31. | |||||
Embleembundel en/of liedboek?De opdracht ‘Aende Jonghe Dochters van Nederlant’ plaatst de Nievwen Ievcht | |||||
[pagina 134]
| |||||
Spieghel in de traditie van de liefdesembleembundels van Hooft en Heinsius.Ga naar eind32. Het is geen homogeen embleemboek. Het combineert twee nieuwe genres die in de Nederlandse literatuur hun opwachting maakten in het eerste decennium van de zeventiende eeuw. Liedboeken met gravures en liefdesembleembundels werden al vlug twee zeer populaire genres. In 1602 begon met Den Nieuwen Lust-hof een nieuwe periode in de produktie van liedboeken, die gericht waren op een welbepaalde groep: ‘eerbare jonge jeucht’. Deze nieuwe liedboeken zijn 4o oblong; de typografie is gevarieerd en zeer verzorgd en ze bevatten een aantal mooie illustraties. Andere bekende liedboeken van dit soort zijn: Den Bloem-hof van de Nederlantsche Jeucht (1608, 1610), Boudewyn Wellens, 't Vermaeck der Jeucht (1612 en 1617), Cupido's Lusthof (1613), Apollo (1615), Starters Friesche Lusthof (1621), Bredero's Groot-Liedboek (1613-1622), etc.Ga naar eind33. Matter geeft een economische verklaring voor het ontstaan van dit genre.Ga naar eind34. In de beginnende welvaartstaat vormden de jongeren een potentiële markt.Ga naar eind35. Bovendien heeft de jeugd meer vrije tijd en is ze vaker verliefd wat dan weer aanleiding is om een geschenk te geven, b.v. een boek. Jong zijn is ook synoniem van modern, anti-traditioneel, gevoelig voor nieuwe modes in literatuur, kunst en muziek; allemaal elementen waarop deze liedboeken inspelen. Het andere nieuwe genre was de liefdesemblematiek, typisch Nederlands en chronologisch gesitueerd in de eerste twee decaden van de zeventiende eeuw.Ga naar eind36. Het was geen toeval dat het nieuwe soort liedboeken en de liefdesemblematiek tegelijk verschenen en dezelfde evolutie doormaakten. Het was al evenmin een toeval dat het eerste liefdesembleemboek in de kring van de Leidse universiteit verscheen. Om in de termen van K. Porteman te spreken: ‘Het systematisch verzamelen van liefdesembleemprenten en die voorzien van epigrammen, geïnspireerd door de antieke en petrarkistische minnedichters, behoorde tot een lichtvoetiger vorm van erotisch geleerdenamusement.’Ga naar eind37. Het eerste exemplaar van dit genre, Heinsius' Quaeris quid sit amor? is opgedragen aan de ‘Ioncvrouwen van Hollandt’. Het was opgevat als een geschenkboekje. Porteman beschouwt Nieuwen Lust-hof als een soort pendant van Heinsius' embleemboek.Ga naar eind38. Soms waren de twee bundels samengebonden. De liefdesembleembundels behoorden van bij het begin tot de literatuur bestemd voor jongeren die verliefd en rijk waren. Vanuit het standpunt van de uitgevers was er geen verschil tussen embleemboeken en liedboeken. Heinsius combineerde als eerste de twee genres, door een paar gedichten aan zijn Emblemata Amatoria toe te voegen. Nadien werd de combinatie meer gewoon. In de Nievwen Ievcht Spieghel zijn de twee genres verweven. De hand van de uitgever is duidelijk aanwezig in de schikking van prenten en teksten. De gravures zijn zo geschikt dat er praktisch altijd twee kopergravures op de buitenvorm staan en geen op de binnenvorm. Dit had tot gevolg dat het drukken van twee koperplaten slechts één extra drukgang per vel vroeg. De ruimte tussen de prenten werd dan opgevuld met gedichten. Nievwen Ievcht Spieghel heeft in feite geen zuivere liefdesemblemen, omdat Cupido, een essentiële ingrediënt,Ga naar eind39. zelden in de scenes aanwezig is. Bijna alle bundels eindigen met emblemen die op een of andere manier verwijzen naar de dood.Ga naar eind40. Nievwen Ievcht Spieghel eindigt met een ‘Homo bulla’ gravure door Christoffel van Sichem [afb. 8], een kopie van een gravure gemaakt door Goltzius in 1594,Ga naar eind41. en | |||||
[pagina 135]
| |||||
een refrein met de stok ‘Maer 'sVleeschs lust te volghen, den Mensch dick sneven doet.’ De Jeucht-Spieghel eindigt met een dodendans [afb. 4].
| |||||
[pagina 136]
| |||||
StammbücherHoewel de Nievwen Ievcht Spieghel zowel in de Hollandse liedboek-traditie als in het genre van de liefdesemblematiek thuishoort, heeft hij ook Duitse bronnen. Een intrigerend element op het titelblad van de Jeucht-Spieghel [afb. 1] is de Duitse tekst onderaan, vrij ongewoon voor een Nederlands boek: ‘Allerhand Kurtzweilige Stücklein allen Studenten furnemblich zu lieb das auß Ihren eigenen Stambuchern zusamen gelesen und in dise form gebracht.’ Deze tekst vertelt niet alleen wat de Jeucht-Spieghel te bieden heeft, maar ook waar de inhoud oorspronkelijk vandaan komt en voor wie het boekje is bestemd. Het is in feite een bloemlezing van ‘Stücklein’, teksten en illustraties ontleend aan ‘Stammbücher’, een Duitse benaming voor alba amicorum.Ga naar eind42. Vooral Duitse studenten, maar ook geleerden en leden van de adel hielden in de zestiende en zeventiende eeuw dergelijke boeken bij. De Stammbücher en de handgemaakte illustraties circuleerden in een vrij kleine kring, vooral aan de universiteiten.Ga naar eind43. Geleidelijk werd het een mode in bredere kringen. Tussen de bezitters vinden we prinsen, edelen, hoge ambtenaren, priesters, soldaten, dokters, advokaten, leraars, schilders, muzikanten, handelaars en ambachtslui.Ga naar eind44. Omdat deze Stammbücher alsmaar populairder werden en ook omdat met wit doorschoten embleemboeken werden gebruikt, publiceerden drukkers tegen het einde van de zestiende eeuw embleemboeken die als een soort ‘invul’ Stammbuch konden dienen. Dit gebeurde ook in de Nederlanden, b.v.: Deliciae Batavicae, variae elegantesque picturae, omnes Belgii antiquitates, et quicquid praeterea in eo visitur, representantes, quae ad Album Studiosorum conficiendum deservire possunt. Jacob Marcus, Leiden 1616.Ga naar eind45. Embleemboeken waren zeer geschikt voor dit doel.Ga naar eind46. Je kon een prent kiezen en er een passende commentaar bij schrijven. Of je kon een open ruimte, bijvoorbeeld een wapenschild, in de afbeelding zelf invullen. Een mooi voorbeeld van dit soort Stammbuch is Th. de Bry's Emblemata Nobilitati et vulgo scitu digna, Stamm- und Wappenbüchlein.Ga naar eind47. Jacob van der HeydenGa naar eind48. in Straatsburg ging een stap verder. Hij maakte een soort bloemlezing van gravures geïnspireerd door de handgetekende illustraties in de Stammbücher van Duitse studenten.Ga naar eind49. Pugillus Facetiarum Iconographicarum in Studiosorum potissimum gratiam ex proprijs eorundem Albis desumptarum; et iam primum hac forma editarum 1608. Allerhand Kurtzweilige Stücklein, allen Studenten furnemblich zu lieb auss Ihren eigenen Stambüchern zusamen gelesen und in dise form gebracht . zu Strasburg. 1608Ga naar eind50. De Jeucht-Spieghel stamt in rechte lijn af van de Duitse Stammbuch-traditie. Het titelblad [afb. 1] is duidelijk een kopie van de Pugillus [afb. 9]. Dit boek bevat ook de veertien gravures van de Jeucht-Spieghel in spiegelbeeld. De onderschriften in het Latijn en het Duits zijn een typische combinatie voor het studentenmilieu. Op enkele van de originele gravures staat een naam of een gedeelte van de naam van de dichter van het bijschrift. Alleen Andreas Saurius, een leraar verbonden aan het Gymnasium van Straatsburg,Ga naar eind51. is geïdentificeerd. De kopieën zijn waarschijnlijk van de hand van een Nederlandse graveur: hij maakt in de bijschriften geregeld fouten tegen het Duits die duidelijk aantonen dat hij Nederlandstalig is.Ga naar eind52. Hij is waarschijnlijk een calvinist, want de voorstelling van de originele gravure | |||||
[pagina 137]
| |||||
van D3r [afb. 10], die waarschuwt tegen vertrouwen in een wolf, een Jood en een soldaat, is in de Jeucht-Spieghel veranderd: de soldaat is vervangen door een katholieke priester, ‘einem pfaffen’ [afb 3].
In 1618 voegde Jacob van der Heyden de Pugillus samen met de Stirpium Insignium Nobilitatis, tum etiam Sodalium Memoriale Singulari studio collectum, et splendidis, aeri insculptis imaginibus, exornatum. Impensis Ludowici Regij Basilien: Stambuch der Jungen gesellen, oder Handtbuch: mit sonderlichem vleis zusammen gebracht, und mit schonen kuppferstucken geziert. In verlegung Ludwig Kunings von Basel. Anno 1617.Ga naar eind53.Mogelijk bestaat hiervan ook een druk van rond 1612. De nieuwe bundel verscheen onder de titel: Speculum Cornelianum. In sich haltent: Viel artiger Figuren/betreffent das Leben eines vermeijnden Studenten / sampt andern lehrhafften, Vorbildungen. Jetzt auffs newe mit vielen schönen Kupfferstücken, sampt der Beschreibung desz Lebens Cornelij Relegati, vermehrt und gebessert. An Tag geben Durch Jacobum von der Heijden / Chalcographum Straszburg / Anno M. DC. XVIII.Ga naar eind54.Jacob van der Heyden, zelf een graveur, had goede contacten met de Nederlanden en volgde de nieuwe trends in de Nederlandse literatuur.Ga naar eind55. Bijna al de gravures van Van de Passe in Nievwen Ievcht Spieghel werden ook gebruikt in de Speculum Cornelianum. De gravures in de Speculum worden voorafgegaan door een gedicht waarin het leven van de student Cornelius Relegatus wordt verteld. Cornelius is het schoolvoorbeeld van de student die zich bezighoudt met alles behalve studeren. Hij verlaat zijn verloofde om naar de universiteit te gaan. Eerst | |||||
[pagina 138]
| |||||
wordt hij in een uitvoerig ritueel ontgroend. Het feest dat daarop volgt loopt uit de hand en ontaardt in relletjes. De rector straft de gearresteerde studenten. Niettegenstaande vele waarschuwingen blijft Cornelius zijn geld en zijn tijd verspillen met drinken, dansen, feesten en herrieschoppen. Als hij eenmaal arm is en bovendien ongeleerd, wordt hij door iedereen verjaagd. Een jonge vrouw brengt hem zijn zoon, maar hij jaagt haar weg en vlucht naar het leger. Als hij in de oorlog gewond raakt, krijgt hij wroeging en begint hij een nieuw leven als een goed christen.Ga naar eind56. | |||||
Van erotiek naar moraliseringHet onderzoek naar deze boeken toont een interessante evolutie in de genres. Via de uitgaven van Van der Heyden werden de vaak erotische motieven in de gravuresGa naar eind57. en in de bijschriften uit de Stammbücher bij een breder publiek verspreid. Bij het begin van de zeventiende eeuw evolueerden de Duitse Stammbücher tot embleemboeken. Ondertussen kende in Holland het genre van de liefdesembleemboeken een toenemend succes. Bovendien dachten de uitgevers dat een nieuw soort liedboek speciaal gewijd aan liefdesproblemen en bestemd voor verliefden zou renderen. Zeer snel werden deze twee nieuwe genres samengebracht door illustraties aan de liedboeken toe te voegen of door liederen aan de liefdesembleemboeken toe te voegen.Ga naar eind58. De nieuwe trend in Duitsland bleef niet onopgemerkt in de Nederlanden. Heyns, Jan Jansz of iemand anders vroegen een Nederlandse graveur om kopieën te maken van enkele illustraties uit de Pugillus. De Jeucht-Spieghel functioneerde niet meer als een album amicorum, want alle prenten en gedichten waren reeds ingevuld. De illustraties werden niet langer onafhankelijk gebruikt. Door er een motto en een explicatio aan toe te voegen, functioneerden ze nu als ‘pictura’ in een embleemboek. De toon van de bijschriften werd moraliserend. De gravures en de gedichten waarschuwen tegen de blinde liefde. De vrouw wordt voorgesteld als een gevaar voor de man. De moraliserende interpretatie in de Jeucht Spieghel past in een evolutie die startte bij de gebroeders De Bry. In de opdracht van de Emblemata nobilitati et vulgo scitu digna (Frankfort 1593) en de Emblemata saecularia (Frankfort 1596) benadrukten zij hun intentie om de inhoud van de Stammbücher die in de mode waren, te veranderen. Th. de Bry formuleerde zijn bedoeling in de opdracht op zijn Emblemata Saecularia aan Johannes en Reinhard von Gemmingen als volgt: die gottlosen Weltkinder (welche vorhin nur böss) nicht ärger zu machen und ihnen zur Ueppigkeit Anlass zu geben, sondern sie durch anschauung ungebürlicher Thaten (wann etliche hierin sollten entworffen seyn) vom übel abgehalten und zum guten möchten gebracht werden.Ga naar eind59. In de Nievwen Ievcht Spieghel werden de twee nieuwe Nederlandse genres gecombineerd met dit getransformeerde Duitse genre. | |||||
[pagina 139]
| |||||
Afbeelding 10: Speculum Cornelianum. (foto ex. Den Haag, KB: 1012F18)
| |||||
Terug naar DuitslandOm de cirkel rond te maken zijn de Nederlandse moraliserende gedichten bij de Duitse gravures op hun beurt in het Duits vertaald door Heinrich Hudemann. BornemannGa naar eind60. ontdekte dat Hudemann enkele gedichten uit de Jeucht-Spieghel opnam in zijn Hirnnschleiffer. Das ist: Auszerlesene teutsche Emblemata / oder Sinnenbilder / welche zu schärffung des Verstands / besserung des sündlichen Lebens / unnd Erlustigung des gantzen Menschen mit Verssen gezieret / unnd in dieser Sprach hiebevor nicht auszkommen seynd. Anno M. DC. XXVI.Ga naar eind61. Net zoals Zacharias Heyns was H. Hudemann (o1595 Beidenfleth- 1627) een schrijver van didactisch-moraliserende werken.Ga naar eind62. Hij was een geleerde humanist en een predikant. Hij had contacten in de Nederlanden, o.a. met D. Heinsius. Hirnnschleiffer heeft 156 emblematische motto's en passende epigrammen, maar zonder prenten. In dit werk zet hij aan tot godsvrucht, oprechtheid, ‘prudentia en constantia’ en steeds opnieuw bestrijdt hij de wellust. Het werk herinnert aan Cats' Sinne en Minnebeelden. Het bevat geen liefdesgedichten, alleen ‘moralia’ en ‘oeconomica’ die moeten aanzetten tot vroomheid en een goede levenswijze. Door van Duitsland naar de Nederlanden en terug te reizen, zijn de erotische motieven getransformeerd tot moraliserende literatuur. |
|