De Zeventiende Eeuw. Jaargang 6
(1990)– [tijdschrift] Zeventiende Eeuw, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 42]
| |
Klein, maar niet duur.
| |
[pagina 43]
| |
Dwergen als troeteldierenAan het Brusselse hof van de soevereine aartshertogen Albrecht (1559-1621) en Isabella-Clara-Eugenia (1566-1633) werd het Spaanse vorstelijke familietrekje om dwergen op te nemen in huis geïmiteerd. Marie de Villermont besteedde er reeds in 1912 in haar uitvoerige biografie van Isabella enige aandacht aan, maar verder onderzoek naar deze hofdwergen kwam nooit van de grond.Ga naar eind3. De gegevens zijn nochtans beschikbaar. In de libros de razon of rekeningenboeken van Albrecht werden de betalingsopdrachten opgetekend die de aartshertog gaf voor rekening van zijn huis. Naast de trimesteriële betalingen van het hofpersoneel worden heel wat particuliere beloningen vermeld. Dwergen duiken regelmatig op in deze rekeningenboeken, doch nooit op de vaste, trimesteriële loonlijsten.Ga naar eind4. Het is vrijwel zeker dat Albrecht en Isabella de dwergenmode importeerden uit Spanje hoewel narren voordien geen onbekenden waren in de Nederlanden. Van bij het begin al van hun regeringsperiode waren ze op zoek naar dwergen in hun Spaanse Nederlanden. Die waren trouwens niet allemaal voor hen zelf bestemd. Sommigen werden als familiegeschenk naar Spanje gestuurd. Op 28 juni 1602 berichtte Isabella aan haar vertrouweling en vriend Francisco de Sandoval y Rojas, hertog van Lerma en eerste minister van Spanje, dat ze met de Genuese bankier Francisco Marin een dwerg meegaf als geschenk voor haar broer, de koning. Voor de periode waarvoor de rekeningenboeken bewaard gebleven zijn, 1612 tot 1618, zijn de vermeldingen van dwergen zeer talrijk, wat laat vermoeden dat ook in de jaren daarvoor er meer waren dan er nu uit de schaarse bronnen opduiken. In de rekeningenboeken van aartshertog Albrecht zijn de namen van enkele dwergen bewaard gebleven. Op 7 augustus 1615 werd op vraag van de aartshertogin 24 gulden ingeschreven, bestemd voor de vader van de dwerg Ursolica.Ga naar eind5. Twee jaar later werd aan haar moeder 14 gulden en 8 plakken betaald.Ga naar eind6. Het dwergvrouwtje Regina kreeg op 11 augustus 1615 28 gulden en 16 plakken om naar het ouderlijk huis te reizen.Ga naar eind7. In de zomer van 1618 kreeg diezelfde Regina 50 gulden toegestopt om aan één van haar zussen te geven, mogelijk ook een dwerg. De aartshertog liet noteren dat het een eenmalige bedanking vanwege zijn echtgenote betrof.Ga naar eind8. Deze dwergen leefden in de gunst van de aartshertogen, maar de geldelijke beloningen gingen meestal aan hun neus voorbij. Dat was ook zo bij hun recrutering. Op 8 augustus 1617 werd een gift van 50 gulden voor de vader van Nicolasillo genoteerd. De tekst specifieert waarvoor die som bestemd is: ‘para que le ponga a que aprendra officio’, om hem uit te besteden om een job te leren. Hoewel het in de tekst niet expliciet vermeld wordt, lijkt het toch waarschijnlijk dat Nicolasillo een dwerg is. Deze notitie is immers ingeschreven tussen andere, gelijkaardige uitgaven, gedaan tijdens de zomervakantie van de aartshertogen te Mariemont, van 18 mei tot 14 juli 1617. Hofdwerg Antoine Payen - waarover verder meer - wordt er vermeld, evenals beloningen voor geschenken aan de aartshertogen, zoals hondjes en truffels (‘tortufulas’).Ga naar eind9. In een dergelijk rijtje pasten dwergen perfect. Nicolasillo is bovendien een diminutief, zodat het bijna zeker om een klein mannetje ging. Ouders werden dus vergoed om hun dwergkind aan het hof af te staan. De aartshertogen beslisten dan wat ze ermee aanvingen: het zelf houden of opsturen naar | |
[pagina 44]
| |
Spanje als presentje. Op 17 juli 1614 werd in het rekeningenboek genoteerd dat de ouders van een dwerg die naar Spanje gestuurd was, 72 gulden ontvangen hadden in ruil voor hun zoon.Ga naar eind10. Een flinke maand later kreeg de edelman Alberto Struçi 281 gulden en 10 plakken om de bagage van een zekere don Miguel, eveneens een dwerg, van Brussel naar Madrid te laten overbrengen. Dat geld diende om twee paarden en een voerman te onderhouden. Het was allicht ook bedoeld als een extraatje voor Alberto Struçi of Strozzi die pas gehuwd was met Dorotea Romera, een kamermeisje van de aartshertogin en die blijkens een notitie voor diezelfde 27 augustus 1615 al 3952 gulden en 4 plakken als huwelijksgeschenk opgestreken had.Ga naar eind11. In augustus 1615 ontving de vader van don Miguel 12 gulden. Zijn zoon was in Spanje gebleven.Ga naar eind12. Een half jaar later kreeg de vader om dezelfde reden 14 gulden en 8 plakken toegestopt vanwege de aartshertog, die liet noteren dat hij dat bedrag in verschillende beurten betaald had.Ga naar eind13. Was de man ongelukkig dat zijn dwergzoon zo ver weg was en bleef, of wist hij gewoon munt te slaan uit de bijzondere kwaliteit van zijn zoon? Hij bleef in elk geval aandringen op verdere betaling. Op 3 november 1616 werd een laatste uitbetaling voor de hardnekkige vader van don Miguel genoteerd. Hij kon nog slechts een magere 4 gulden en 16 plakken verkrijgen.Ga naar eind14. Dat er voortdurend uitgekeken werd naar dwergen, blijkt uit een notitie op datum van 20 oktober 1614 betreffende uitgaven die de hulpbroodmeester van het hof in Gent gedaan had. Hij had 48 gulden overhandigd aan de vader van een anonieme dwerg die - weeral - richting Spanje gestuurd was.Ga naar eind15. De dwergen zelf ontvingen nooit rijke giften. Ze werden gewoonweg behandeld als geschenkwaar. Bovendien traden ze veelal op als tussenpersonen bij het verlenen van presentjes aan adellijke personen. Dat gaf een cachet aan het cadeau. Aan de dwerg Barbelica werd 250 gulden gegeven die ze als aalmoes (‘limosna’) aan ‘madamoyselle Algonde’ moest overhandigen.Ga naar eind16. De vermelding op datum van 28 maart 1616 dat graaf Otavio 48 gulden ontving om aan een dwerg te geven, is de uitzondering op de regel dat beloningen de andere kant uitgingen.Ga naar eind17. In 1617 stuurde Isabella een meisje naar haar nichtje, de Franse koningin Anna van Oostenrijk. Volgens Philippe Chifflet, kapelaan en eerste biograaf van de aartshertogin, werden met dit meisje, waarschijnlijk een dwergvrouwtje, 18 verschillende kostuums uit diverse landen meegegeven. De moeder van dit geschenkendraagstertje ontving 14 gulden en 8 plakken voor de diensten van haar dochter. Het was weer een aangelegenheid van familiale vertroeteling. In het rekeningenboek werd immers in één adem met de voorgaande betaling vermeld dat 26 gulden en 8 plakken gegeven werden aan een man die met ‘dulçes’, zoete lekkernijen, naar Parijs gestuurd was. Snoep mocht bijna dubbel zoveel kosten als een dwerg.Ga naar eind18. Zowel op 15 februari 1618 als op 23 april van dat jaar werd telkens een bedrag ingeschreven van 24 gulden, bestemd voor de moeder van een vrouwelijke dwerg die naar Frankrijk gestuurd was.Ga naar eind19. Was dit weer een geval van ouderlijke hardnekkigheid? Bleef de dwerg onverwacht achter in de verzameling van Anna van Oostenrijk? Of was er misschien toch sprake van een min of meer regelmatige uitbetaling aan de ouders van dwergen? De dwergen die aangetrokken werden door het aartshertogelijke hof dienden op diverse manieren tot vermaak van de aartshertogen. Zelfs in hun vorstelijke | |
[pagina 45]
| |
ondernemingen ter bevordering van het rooms-katholieke geloof werden dwergen ingepast. In mei 1618 trok het hof richting Diest, waarschijnlijk langs het door de aartshertogen begeerde bedevaartsoord van O.L. Vrouw van Scherpenheuvel. Ter gelegenheid van deze uitstap werden verschillende presentjes uitgedeeld. Een geestelijke kreeg 28 gulden en 16 plakken voor een hondje dat hij aan Isabella aangeboden had. De dominicanen van Leuven ontvingen een identieke beloning voor een identiek geschenk. Er werd echter 102 gulden uitgegeven aan een gouden ketting met een gouden reliekschrijntje (‘relicarito’), waarmee een dwergvrouwtje ‘de Tongo’ vereerd werd. Tijdens dezelfde tocht werd ook 28 gulden en 16 plakken betaald aan enkele mannen die de narren (‘bufanos’) uit Tervuren brachten.Ga naar eind20. Verbleven naast de dwergen ook echte narren aan het hof? De enige andere referentie naar die betiteling is terug te vinden op datum van 17 juli 1614 wanneer ‘florentin Buffon’ bedankt wordt met 36 gulden voor ongespecifieerde diensten. De aartshertogin was werkelijk dol op kleine, dure dingen, zoveel is duidelijk. In september 1616 kreeg ze van haar echtgenoot een ‘relicario de enano’, een dwergreliekschrijn. Die aankoop kostte Albrecht 410 gulden.Ga naar eind21. Belangrijke sommen werden besteed aan reiskosten en attributen, maar bijna nooit aan de dwergen zelf. De verpakking was duurder dan de drager ervan. De dwergen werden niet op hun menselijke waarde geschat. Ze hoorden thuis bij de troeteldieren. In de bewaarde rekeningenboeken van de aartshertog komen dwergen nooit voor op de vaste betalingsposten. Beloningen werden hun niet systematisch of regelmatig toegekend. De buitengewone uitgaven voor dwergen hoorden veelal thuis in de impliciete rubriek amusement. Giften aan dwergen werden meestal genoteerd tussen geldelijke beloningen voor buitenlandse acteurs en exotische dieren zoals beren, papegaaien, kamelen, leeuwen en hondjes. In die categorie scoorden dwergen trouwens nog het laagst. Een beer en honden tonen in het paleis bracht 96 gulden op en een papegaai kostte 54 gulden in aankoop.Ga naar eind22. Enkele kamelen uit Duitsland leverden voor hun begeleiders 168 gulden op. Een Leuvens student die enkele versjes voordroeg, verdiende 48 gulden. Engelse, Franse of Spaanse komedianten kregen 100 gulden en meer per voorstelling.Ga naar eind23. De voorbeelden zijn legio in Albrechts rekeningenboeken. | |
Antoine Payen, de officiële hofdwerg?Toch waren niet alle dwergen gedoemd om passieve, goedkope vermaaksartikelen te blijven. Ook een dwerg kon hogerop. Dat bewees Antoine Payen. In februari 1614 verbleef Johann Ernst, hertog van Saksen, enige dagen aan het hof te Brussel tijdens een Europese rondreis. Op een avond zat hij aan tafel met ‘don Antonio’, de dwerg van de aartshertogin. De verslaggever van de hertogelijke reis vermeldde, enigszins verwonderd, dat die dwerg een belangrijke figuur was aan het hof. Antonio werd als volgt beschreven: van kleine gestalte, baardloos, goed gebouwd, met slanke, rechte benen en zeer opgewekt. Tijdens het avondmaal beantwoordde hij alle heildronken. Hij dronk zo overmatig dat hij van tafel moest opstaan en met een zakdoek voor de mond het aftrapte. Beneden aan de trap nam zijn knecht hem op de arm en bracht hem naar huis.Ga naar eind24. Don Antonio | |
[pagina 46]
| |
belichaamde de voornaamste kenmerken van een hofnar: een abnormale gestalte, een vrolijke aanwezigheid tijdens de maaltijden en excessief drinkgedrag. En hij had een positie verworven. Antonio of Antoine Payen wordt in de rekeningenboeken telkens ‘mi enano’ genoemd, de dwerg van de aartshertog. Hij wordt voor de eerste maal vermeld in een brief die Isabella naar de hertog van Lerma stuurde op 15 augustus 1606. Ze drukte daarin haar hoop uit dat de dwerg die ze naar haar broer, de koning, in Spanje gestuurd had, minder zou groeien dan Antoine. Diens zuster, voegde de aartshertogin er aan toe, bleef nochtans heel klein, hoewel ze al 19 jaar oud was.Ga naar eind25. De favoriete hofdwerg van de aartshertogen bleef alleszins in functie tot mei 1618, wanneer hij de laatste keer vermeld wordt in de rekeningenboeken, die trouwens maar tot de zomer van dat jaar lopen. Weer speelden de familierelaties een belangrijke rol bij het uitdelen van presentjes om de aartshertogelijke tevredenheid te tonen. De broer van Antoine kreeg op 17 oktober 1614 250 gulden toegestopt als eenmalige bijstand. In mei 1615 kreeg Antoine door bemiddeling van de aartshertogin 150 gulden om een kostuum voor zijn klaarblijkelijk behoeftige broer te kopen. Een klein jaar later, in maart 1616, ontving hun moeder 24 gulden vanwege de aartshertog. Zelf streek don Antonio niet zoveel op: nu eens 28 gulden, dan weer 14 gulden en 8 plakken.Ga naar eind26. Niettemin genoot hij op een indirecte manier van de geneugten van een vaste betrekking aan het hof. De aartshertog liet jaarlijks 110 gulden betalen aan het keukenhulpje Lorenzo Vallon als huur voor de kamer die Antoine in diens huis bewoonde.Ga naar eind27. De aartshertogelijke wasvrouw Ana Maria ontving op 15 maart 1615 168 gulden en 10 plakken omdat ze een rekening voorlegde waaruit bleek dat ze in 1613 de was gedaan had voor Antonio Payen. In maart 1617 werd aan de hofdwerg een vergoeding van 125 gulden uitbetaald voor zijn reis naar Artesië. Tijdens de verblijven van de aartshertogen in Tervuren of Mariemont werd Antoine soms een aantal gulden in de handen gestopt om uit te delen onder de jagers.Ga naar eind28. Kortom, Antoine Payen was een hofdwerg met een functie en een positie. Dat werd uitdrukkelijk bevestigd door de aartshertog die hem op 3 juli 1614 een wapenbrief en een blazoen verleende, omdat de dwerg, naar eigen zeggen, een rat doodgeklopt had, die de aartshertogin in haar slaapkamer bedreigde en omdat hij tijdens een jachtpartij te Zennik een everzwijn neergeworpen en gedood had.Ga naar eind29. Don Antonio's sociale positie was daarmee bezegeld. Antonio Payen en zijn lotgenoten pasten netjes in de prestigepolitiek die Albrecht en Isabella voerden. Beide aartshertogen slaagden erin het Brusselse hof in de eerste twee decennia van de zeventiende eeuw weer enige Bourgondische luister te geven. De naar Spaanse mode opgespoorde dwergen werden ingeschakeld als pionnen in het spel van ‘conspicuous consumption’ dat aan het hof de toon aangaf. Ze kostten niet veel en belandden nooit op vaste betalingslijsten. Als tussenpersonen bij het uitwisselen van dure presentjes, vertegenwoordigden ze echter een charmant surplus. Het luxe bestedingspatroon van de aartshertogen werd vorstelijke trekjes meegegeven door een oude traditie als die van het houden van dwergen en narren verder te zetten aan een nieuw hof. Voor de dwergen zelf en vooral hun ouders, broers en zussen was dit een mooie gelegenheid om een extraatje te verdienen. Dat het ook een middel kon zijn om sociale promotie te maken, bewees Antoine Payen. Had hij door dat lachwekkend ge- | |
[pagina 47]
| |
drag carrièremogelijkheden bood? |
|