De Zeventiende Eeuw. Jaargang 5
(1989)– [tijdschrift] Zeventiende Eeuw, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 154]
| |
Heropleving van het Jodendom te Antwerpen in de zeventiende eeuw?
| |
Een opmerkelijk advies.In het najaar van 1653 werd de aartsbisschop van Mechelen, Jacobus Boonen († 1655) door aartshertog Leopold-Willem geconsulteerd in verband met een nieuwe aanvraag, deze keer van een belangrijke groep Hollandse Joden, voor een vestiging in Antwerpen.Ga naar eind5. De aanvraag hield waarschijnlijk verband met de moeilijkheden van de Westindische Compagnie in Nederlands Brazilië.Ga naar eind6. Nog | |
[pagina 155]
| |
vóór de capitulatie van Recife (‘Zur Israel’ in de Joodse bronnen) in januari 1654, werd kennelijk uitgekeken naar nieuwe vestigingen, o.m. in Antwerpen. Via de ambassadeur van Spanje in de Republiek, Antonio Brun, beriep men zich op het door de Vrede van Westfalen gewaarborgde vrij handelsverkeer met de gebieden onder Spanje. Leopold-Willem wees van zijn kant op de finantiële noden van Antwerpen. Inderdaad, in 1646 hadden de belangrijkste Portugese financiers, Gil Lopes de Pinto, Rodrigo Alvares de Pinto en Diego Teixeira de Sampayo, allen nieuw-christenen, de stad verlaten, om zich in Rotterdam of Hamburg te vestigen als Joden.Ga naar eind7. Samen met de aartsbisschop werden vijf andere raadsheren geconsulteerd, leden van de Raad van State, de Geheime Raad en van de Raad van Brabant. Aartsbisschop Boonen en zijn collega's stelden in een uitvoerig rapport dat er geen juridische bezwaren waren, noch van kerkelijke, noch van burgerlijke kant, om Joden toe te laten in onze gewesten en ze hun godsdienst te laten belijden. Wel zou men de Joden verplichten apart te gaan wonen, zoals dit gebruikelijk was in Italië en Duitsland. Dit, zo werd nog gezegd, om de christenen zowel finantieel als moreel tegen de Joden te beschermen. Het rapport steunde op twee beginselen, volgens goddelijk en burgerlijk recht. Ten eerste: ‘Judaeis licitum est habere loca ad congregandum ut ibi tractetur de lege iudaica, haereticis vero non’; ‘Het is de Joden, in tegenstelling tot de ketters, toegestaan bijeen te komen voor de voorlezing en studie van de Joodse wet.’ Ten tweede: ‘Imo ab Ecclesia tolerari iubentur, sed cautissima moderatione ne invalescant homines atroci in nos odio animati’; ‘De kerk zal de Joden tolereren, maar met de nodige omzichtigheid, om de vijanden van het christendom niet aan te moedigen.’ Beide beginselen worden met gezagsargumenten gestaafd. De verschillende behandeling van Joden en ketters blijkt uit de Codex Iuris Civilis van keizer Justinianus: ‘De Summa Trinitate et de Fide Catholica’. Verder verwijst men naar Augustinus, De Civitate Dei, Boek 18, caput 46, de bekende passage over de verspreiding van de Joden als getuigen van het geloof. Men zal de Joden niet doden, maar ze laten uitzwermen over de wereld, als getuigen van de openbaring waarop het christelijk geloof is gebaseerd. Het advies verwijst bovendien naar de beroemde Observationes et Emendationes van de 16e-eeuwse Franse jurist en humanist uit Toulouse en Bourges: Jacques Cujas (Cuiacius).Ga naar eind8. De Joden werden niet als ketters beschouwd. Daarom waren ook de 16de eeuwse maatregelen tegen de Maranen, de schijn-christenen, op hen niet van toepassing. Het rapport sprak nergens over het zogenaamde uitwijzingsdecreet van 1370. Het is uitgesloten dat aartsbisschop Boonen, die van vorming een jurist was, het axioma ‘de Judaeis’ van Zypaeus niet kende: ‘Exinde post impietatem in sacram Hostiam Bruxellis commissam perpetuo sunt relegati, sententia Ducali ob eos sacrilegos lata’; ‘Na de profanatie van het H. Sacrament in Brussel werden de Joden door een besluit van de Hertog voor eeuwig verbannen.’Ga naar eind9. Wisten Boonen en zijn mederaadsheren hoe precair die uitlating over een decreet van 1370 wel was? Met betrekking tot de bijzondere verblijfsvoorwaarden voor de Joden verwe- | |
[pagina 156]
| |
zen de raadsheren naar de maatregelen die in 1565 waren uitgevaardigd door de bisschop van Milaan, de H. Carolus Borromaeus. Volgens het rapport kon men deze vinden in het tractaat De rebus politicis van Adam Contzen. De verwijzing is opvallend. De Jezuïet Adam Contzen stelde immers in het bedoelde werk (Politicorum libri decem, Moguntiae s.d. = 1620), dat de maatregelen van Carolus Borromaeus misschien wel heilzaam waren, maar dat naar zijn mening de christenen beter geen omgang hadden met Joden. Dat adderengebroed moest volgens Contzen verbannen worden. Boonen en zijn raadgevers opteerden voor een verblijfsvergunning voor de Joden, onder de bijzondere canonieke voorwaarden zoals beschreven door Conzten. Met diens persoonlijke vooroordelen hielden zij geen rekening. De onderhandelingen voor de vestiging van Hollandse Joden in Antwerpen werden in het voorjaar van 1654 afgebroken, na een interventie van de koning, Filips IV, op verzoek van het Vaticaan. De Pauselijke nuntius in Brussel, Andreas Mangelli, had de zaak aangeklaagd in Rome en Madrid. Men weet dat de ketterjager Mangelli aartsbisschop Boonen tot op zijn sterfbed heeft achtervolgd voor diens vermeende steun aan de Jansenisten.Ga naar eind10. Van een Jodenwijk ‘en un lugar llamado Burguero pocas millas lexos de Anveres’Ga naar eind11. zou niets in huis komen. De Joden moesten behandeld worden als ketters; zij betekenden een gevaar voor de christelijke maatschappij.Ga naar eind12. | |
Een vluchtelingenprobleem.Achttien jaar later, in november 1672, kloeg de bisschop van Antwerpen, Marius Ambrosius Capello, in een uitvoerig schrijven aan de Raad van State, over de aanwezigheid van Joodse vluchtelingen in de stad.Ga naar eind13. Omdat de vluchtelingen niet onder de jurisdictie van de bisschop vielen kon deze hen niet verplichten de voorschriften en wetten van de kerk te onderhouden. Ondertussen bleven zij echter aanstoot geven en betekenden zij een gevaar voor de gelovigen. (Ils) n'osent pas seulement passer par mon Diocèse, mais aussi y restent et demeurent quelquez jours et mois au grand préiudice et danger de scandal de Nostre S. Foy et du peuple Chrestien [...] Il est à remarquer, que les Juifs, n'estant pas dans le sein de la S. Eglise, et par conséquence hors de nostre jurisdiction ecclésiastique, on ne les peut point obliger aux préceptes et commandements de l'Eglise, à la communion et confession paschale, ny mesme peut-on baptizer leurs enfants malgré les parents. De aanwezigheid van Joden in Antwerpen was volgens de bisschop in tegenspraak met de geldende edicten van het land, op de eerste plaats het verbanningsdecreet omwille van de heiligschennis in Brussel. Over welke vluchtelingen het ging is niet duidelijk. Volgens Capello kwamen ze uit Amsterdam en andere plaatsen in de Verenigde Provinciën. Er zouden er al vijftienhonderd langs Antwerpen gepasseerd zijn en de leden van de Portugese Natie gaven de bisschop de verzekering dat de nieuwkomers nooit lang zouden blijven. Ging het over Hoogduitse Joden, op de vlucht geslagen na de aanval | |
[pagina 157]
| |
van Lodewijk XIV in mei-juni 1672, bij het begin van de Hollandse Oorlog (1672-78)? Bisschop Capello adviseerde dat men de Joden de toegang tot het land zou weigeren. Indien de landvoogd toch Joden toeliet, dan diende dit te gebeuren volgens de voorschriften van de ‘Judecca’, de Jodenwijk. Na een eerste brief van Capello over deze aangelegenheid op 24 oktober 1672, werd de nieuwe aartsbisschop van Mechelen, Alphonse de Bergues om advies gevraagd.Ga naar eind14. Deze vroeg, in een polemische en clericale taal die scherp afsteekt tegen het juridisch doordachte advies van zijn voorganger, de uitwijzing van alle Joden.Ga naar eind15. Hij werd hierin gesteund door de aartsdiaken van de Mechelse kathedraal, A. Coriache, die een omstandig historisch rapport opstelde over de Joodse zaak.Ga naar eind16. Het rapport eindigt met een pathetische uitlating over het ‘Sacrament van Mirakel’ en de heiligschennis in Brussel: Sed refugit calamus exprimere immanissimum supremi sacrilegii facinus perpetratum in ejusdem Brabantiae capitali urbe Bruxella, contra Deum hominem Christum sub consecratis hostiae speciebus occultatum quidem, sed praesentiam suam manifestantem. Het laatste is een allusie op het mirakel van het bloed dat uit de hosties zou gevloeid zijn toen de Joden ze met hun dolken doorboorden.Ga naar eind17. Het kerkelijke advies werd niet uitgevoerd. De Joden werden niet verbannen. Men weet niet hoe het de vluchtelingen verder verging. Interessant is wel een notitie van 30 oktober 1672 in het dossier van de Raad van State, waarbij de bedenking wordt gemaakt dat men de stukken uit de tijd van Aartshertog Leopold zou moeten opzoeken ‘au sujet de plusieurs moijens à faire finances, et qu'on pouvait admettre les Juifs pour cette raison.’Ga naar eind18. | |
De emancipatie van de Joden en de rechten van de kerk.Tien jaar later, in de zomer van 1682, werd het probleem van de Joden opnieuw aan de orde gesteld door de bisschop van Antwerpen, Jan Ferdinand van Beughem.Ga naar eind19. De komst van een nieuwe landvoogd, Henri Otto van Grana, aangesteld op 1 april 1682, was misschien de aanleiding. Van Beughem was voor zijn benoeming in Antwerpen, in 1679, pastoordeken geweest van de Sint-Goedelekerk in Brussel, waar hij in 1670 het derde eeuwfeest van het Sacrament van Mirakel moet hebben meegemaakt.Ga naar eind20. Misschien was zijn devotie voor het H. Sacrament de drijfveer van zijn niet aflatende ijver gedurende vele jaren tegen de ‘opkomst’ en het geëmancipeerde gedrag van de Joden in Antwerpen. | |
[pagina 158]
| |
De bisschop diende op 17 juliGa naar eind21. een klacht in bij de Geheime Raad over het feit dat bepaalde personen in de stad, die zich gewoon tussen de christenen hadden gemengd, weigerden te gehoorzamen aan de voorschriften van de kerk, zoals in verband met de kinderdoop. De betrokkenen verklaarden openlijk Jood te zijn en ontrokken zich aan de jurisdictie van de bisschop. Dans cette ville il y a des personnes demeurans parmy les autres qui lors que le curé les presse à observer les loix de l'Eglise, se déclarent ouvertement estre Juifs à dessein de s'emparer par ce de la recherche de l'ordinaire. Na verzoek tot nadere informatie stuurden zowel de bisschop als de stadsmagistraat een uitvoerig rapport naar de Raad van State.Ga naar eind22. Hierin werden namen genoemd. De vader die nog liever het land zou verlaten dan zijn kind te laten dopen, heette Diego Curiel. Bovendien had een zekere François de Silva openlijk geweigerd op straat eer te betuigen aan het H. Sacrament, door te knielen en zijn hoed af te nemen, wanneer een priester langs kwam met de laatste sacramenten. De Joden leven openlijk, zo ging het verder, in concubinaat. De rechten van de ‘ordinarius loci’ worden geschaad, en de burgerlijke autoriteiten geven toe. Door de officiaal van de bisschop werd aan de Silva een geldboete opgelegd, maar de fiscaal van Brabant weigerde de boete op te vorderen.Ga naar eind23. ‘Mon official se voit lier les mains!’, kloeg de bisschop, die verder het vermoeden uitsprak dat de Joden zelfs in het geheim de Joodse eredienst beoefenden in een synagoge. Volgens het schrijven van de stadsmagistraat wezen de incidenten op een gevaarlijke mentaliteit bij de Joden: Depuis quelques années en deça cette perfide race s'est tellement émancipée qu'aucuns de ceux se vantent et se déclarent tels, et qu'ilz donnent des scandales publicques. Zowel de bisschop als de stadsmagistraat adviseerden uitwijzing van de Joden, op grond van de geldende edicten. Zo niet, dan moesten ze gescheiden gaan wonen van de christenen en herkenbaar zijn aan hun kledij, volgens de voorschriften van de Paus. De stadsmagistraat voegde er op een betekenisvolle wijze aan toe: ‘Pour une demeure séparée et close nous avons à nostre grand regret que trop de maisons et des places vuides.’ Geen van beide oplossingen werd aanvaard. De Geheime Raad instrueerde in april 1683 aan de Raad van State ervoor te zorgen dat de stadsmagistraat de bestaande edicten en ordinanties zou toepassen, evenwel ‘selon l'exigeance du cas.’Ga naar eind24. Men opteerde dus niet voor een ghetto, en men sprak ook niet over de algehele uitwijzing. Het is trouwens niet zeker dat dit advies werd meegedeeld aan de stadsmagistraat. Zowel de bisschop als de stadsvaderen bekloegen er zich in 1692 over dat zij na hun vorig schrijven geen instructies ontvingen. | |
[pagina 159]
| |
De geheime synagoge ontdekt.In de zomer van 1692 werd Maximiliaan Emanuel aangesteld als nieuwe landvoogd in de Zuidelijke Nederlanden. Bisschop van Beughem nam de kans waar om een nieuwe aanklacht in te dienen en te proberen de Joden uit Antwerpen te doen verbannen. Opnieuw liet hij ook de stadsmagistraat schrijven aan de autoriteiten in Brussel.Ga naar eind25. De bisschop was er op 4 oktober in geslaagd de geheime synagoge, verborgen in een woonhuis, te localiseren en de Joden op heterdaad te betrappen bij de beoefening van hun eredienst. Het rapport van de stadsmagistraat geeft een exacte beschrijving van de kamer die dienst deed als synagoge. Uit de beschrijving blijkt dat het een Sefardische synagoge was. Dit blijkt ook uit de namen van de woordvoerders van de gemeenschap: de heren Andrada en Lorenzo. In de synagoge werden drie personen aangetroffen bij het zingen van de Psalmen van David. Het was op een zaterdagavond. De stadsmagistraat gaf toe dat het gevaar bestond dat ‘une si maudite Nation ne jette les racines de sa Loi abrogée dans cette ville.’ Maar de Joden verbannen zou een enorme klap betekenen voor de Antwerpse economie: ‘Plusieurs centaines de familles se retireront, plusieurs maisons deviendront sans locataires, et le commerce a souffrir extrêmement, principalement celui des diamans.’ De stadsmagistraat vroeg daarom de toepassing van de reeds tien jaar vroeger voorgestelde maatregel, de afzondering van de Joden. Zo zouden zij geen gevaar opleveren voor het katholieke geloof en konden de handelsbelangen gevrijwaard blijven. In het antwoord van de Raad van State, namens de koning meegedeeld aan de stadsmagistraat en aan de bisschop, januari 1693, werd het voorstel van een ghetto eens te meer niet weerhouden. ‘Pris égard à ce que l'on doit à nostre Ste Religion’ moesten de Joden uitgewezen worden. Gezien de Joden echter ingevolge oorlogsomstandigheden naar Antwerpen waren gekomen, kon men zich voorlopig, in afwachting van vrede, beperken tot het verbod op de beoefening van de Joodse eredienst.Ga naar eind26. De Joden van de Portugese Natie in Antwerpen hebben dit verbod niet opgevolgd. De geheime synagoge bleef bestaan. Op zaterdag 19 juli 1694 werden in hetzelfde huis negen à tien Joden aangetroffen bij het gebed, ‘avec autant d'assurance et de seureté qu'ils pourroient faire dans une ville où qu'on le souffre impunément.’ Opnieuw werd klacht neergelegd en we vernemen de naam van de eigenaar van het huis, Dhr Querido, ‘boucher de la nation’.Ga naar eind27. Het meubilair van de synagoge werd in beslag genomen en het rapport klaagt de onbeschaamdheid aan van Dhr Elias Andrada die de commissarissen op straat nariep in verband met praktijken van de inquisitie en zelfs klacht neerlegde tegen de inbeslagname. De stadsmagistraat vroeg de Raad van State te bepalen welke strafmaatregelen moesten genomen worden, verbanning, geldboetes of andere. Het antwoord, als er ooit een is geweest, is niet bekend. De Joden werden in elk geval niet uitgewezen en er werd geen Jodenwijk gecreëerd. Geleidelijk, zij het zeer langzaam | |
[pagina 160]
| |
en met blijvende moeilijkheden, zou de emancipatie van de Joden in Antwerpen zich doorzetten.Ga naar eind28. In 1715 werd de eerste Antwerpse Jood aanvaard als poorter van de stad.Ga naar eind29. |
|