Zeeuwsch liedeboek(1828)–Anoniem Zeeuwsch liedeboek– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 24] [p. 24] Het geluk. Wijze: als het voorgaande. Om 't wezentlijk geluk naar gis, Daar 't ieder een niet kenbaar is, Zoo maar te gaan bepalen; Dat kan, noch zal, noch mag hier niet, Hij die, het niet, volmaakt geniet, Zou daar al ligt in dwalen. Van waar komt toch dat heim'lijk woord, Dat men uit zoo veel monden hoort, Waar wordt 't geluk verkregen? Is 't in de rijkdom, staat of pracht; Of in een uitgebreide macht, Of heerschappij gelegen? Is hij, die meester is der schat, Van wel te doen nooit kennis had, Wel rustig in 't geweten? Daar die, van 't geen hij zelfs geniet, Zijn naasten hulp en bijstand biedt, Gelukkig wordt geheeten. [pagina 25] [p. 25] Is schoonheid wel bewond'ring waard, Wanneer zij niet is zaamgepaard. Met deugd en goede zeden? Is zulk een schoon, ooit voor een mensch, Hoezeer 't hem alles gaat naar wensch, Gelukkig? neen, met reden. Maar een gerust en blij gemoed, Een ware vreugd en matig goed, Zal elk genoegen geven, Gelukkig zij, die in hun staat, Of 't tegen of voorspoedig gaat, Altoos te vreden leven, Hij die de waarheid steeds bemind, Omtrent zijn naasten regt gezind, Van 't geen hij heeft, wil geven; Zal vol van weltevredenheid, Als menschenvriend die goed verspreid, Gewis gelukkig leven, Vorige Volgende