De Zeeuwsche minnezanger(ca. 1870)–Anoniem Zeeuwsche minnezanger, De– AuteursrechtvrijVerzameling van Uitgezochte Liederen Vorige Volgende Klacht van een jonkman. Over het slecht gedrag van zijn minnares, Onder de zinspreuk: De meisjes zijn thans gauw gereed, Voor mooie kleeren zoo je weet. Op de wijs van: den baron. 'k Heb eens een maagd gevreden, Zij was zoo lief en schoon, 'k Had dikwijls zeer gestreden, En merkte het voor hoon. Zij diende rijke lieden, En was daar zeer bemind; Maar ik werd door dat nimphje, Zeer deerlijk verblind. Zij kwam in weinig dagen, Zeer netjes voor den dag, Met goud en mooie kleeren, En wat ik verder zag. [pagina 41] [p. 41] Zij werd zeer rond en vetjes, Doch buiten mijnen zin, Haar heer die kon dat netjes, Daardoor verbrak de min. Ik sprak: wel lieve Naatje, Hoe is dat zoo gesteld, Het is maar gansch geen praatje, Dat men mij heeft gemeld. Wel eervergeten meisje, Gij stort mij in 't verdriet, 'k Had u mijn trouw gezworen, Maar het is al voor niet. Gaat maar uit mijne oogen, Of 'k breng u nog van kant, Die mij zoo heeft bedrogen, Gij slechte ontrouwe klant. Ik ging een glaasje drinken, Tot lening van mijn smart, Maar toen ik zat te klinken, Raakte ik in 't net verward. 'k Nam dienst bij de huzaren En dat wel voor zes jaar, Dan zal ik wel bedaren Als ik maar ben van haar. Zie hoe ik ben gevaren, Al door die slechte meid; [pagina 42] [p. 42] Haar loon zal zij ervaren; Adieu, ik neem afscheid. Vorige Volgende