Zeeuwsche Nachtegael en bijgevoegd Tafereel van sinne-mal(1982)–Anoniem Zeeusche Nachtegael– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Ne Jupiter quidem omnibus. MEn vindt hier op der aard veel menschen so vermeten, Die in Gods wercken selfs noch yet te laken weten, De eene klaaght, dat God hem al te hard aan-tast, End dat des Heeren straf niet op sijn misdaad past. 5[regelnummer] De and're sal de lucht vervloecken, ende schelden, Wanneer sy is onstelt; de derde derft vermelden Waarom dat God de Heer dan sulcken volck laat gaan, End dan weêr in ghenaad een ander wil ontfaan. Sy slachten Israël, die in Gods raad dorst treden, 10[regelnummer] End alst hem tegen ging, stracx waren sy t'onvreden, Dan riepen sy om spijs, dan moester water zijn, Dan duerde haar te lang de klippighe woestijn. Hoe derft ghy dan, ô mensch, uw God soo tegen-spreken, Daar ghy maar mensch en zijt, ja selfs van God gheweken; 15[regelnummer] Ist wonder dan dat yet aan 'smenschen doen ontbreeckt, Daar menigh onbeschaamt God selver tegen-spreeckt? Vorige Volgende