Zeeuwsche Nachtegael en bijgevoegd Tafereel van sinne-mal(1982)–Anoniem Zeeusche Nachtegael– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 220] [p. 220] Calamitosus non est, quem saepe judicas. HEt is een wreed gemoed, een onbarmhertig mensch, Die met een ander spot, alst niet gaat na sijn wensch, Die oordeelt uyt het quaad, end ongheluck van buyten, Dat die de Heer besoeckt zijn boeven, ende guyten: 5[regelnummer] Gods oordeel dat begint eerst van sijn eyghen huys, End die hy meest bemind, beswaart hy met het kruys. God proeft door ongeluck ons vromigheyd, end dueghden, End om te sien ons hoop, berooft hy ons van vrueghden. Was Paulus daarom boos om dat de adder quam 10[regelnummer] Gesprongen aan sijn hand? was God op Abram gram, Om dat hy hem ghebood sijn eygen soon te slachten? Was Iob in onghena, om dat hy moest verwachten Aan lichaam, goed, end eer, aan kind'ren sulcken slagh? Des Heeren ooghe steeds op sijn vertrouwen sagh. 15[regelnummer] Wat meynt ghy dat het is een teycken van Gods tooren, Dat hy sijn kind castijd om niet te gaan verloren? Soo betert dan uw sin, end oordeelt niet soo stout, Dat die het tegen gaat moet wesen een rabout. Vorige Volgende