Lof der heyligher Vrouvven.
NU wel op, met soete toon
Die mijn ziele zijt gewoon
Te vermaken met uw' sangh,
Oock wel heele daghen langh,
5[regelnummer]
Wilt nu op een nieuwe wijs
Singhen van der vrouwen prijs,
Laat de mannen sterck end koen
Hooren wat een Vrouw kan doen.
Haren man ghenaamt haar Heer
Tot haar eyghen lof, end eer.
By Gods volck vermaart altoos,
15[regelnummer]
Om dat sy een middel vant
Waar door Iacobs ruyghe hand,
| |
Alhoewel sijn eyghe stem,
Isacx seghen nam tot hem.
Debora, die kloecke vrouw,
20[regelnummer]
Bracht des vyands heyr in rouw,
End haar mannelick ghemoed
Heeft gansch Israël behoed.
Smeet door 'thooft een naghel in
25[regelnummer]
Van haar vyand, die vervaart
Lagh verborghen onder d'aard.
Hester heeft door haar ghebed
'sKonings gramschap af gheset,
End' doen hangen aen het hout
30[regelnummer]
Haman op-gheblasen, stout.
Iudith vol hooghmoedigheyd
Iudith met een stout bedrijf
Slaat hem 'thooft af van sijn lijf.
35[regelnummer]
Anna, vol van Godes geest,
Bad den Heer doen aldermeest,
Doen sy hare lipkens teer
Sonder klanck hief op, end neer.
Onder al het vrou-gheslacht
Selfs haar Schepper heeft ghebaart:
God, end mensch die waren tsaam
Wonderlick in haar lichaam,
45[regelnummer]
Om als mensch te vallen neer,
End als God te rijsen weer.
Gansch onstrafbaar in Gods wet,
50[regelnummer]
Doen sy haar quam int ghemoet.
Al haar lust int bidden vint,
Inden Tempel nacht end dagh,
Vasten, bidden, men haar sagh.
55[regelnummer]
'tCananeesche vrouken meê
Moet hier hebben oock haar steê,
Haar gheloof sal t'aller stond,
Klincken door eens yders mond.
Wie en sal oock loven niet
60[regelnummer]
Die Mariam, die met vliet
Hoorde Christi woorden aan,
Om het beste deel t'ontfaan;
Die ons met haar sorghe wijs
Heeft gheleert dat dranck, end' spijs
65[regelnummer]
Moeten gansch niet zijn geacht,
Alsmen naar den hemel tracht.
Daar is oock een Magdaleen,
Wiens daat men sal uyt verbreen
Also lang als Christi leer
70[regelnummer]
By zijn volck sal zijn in eer:
Tranen als een water vloed
Storte sy op Christi voet,
End met haar ontvlochten hayr
Maackte sy die weder klaar.
75[regelnummer]
Koomt nu oock ghy Vroukens hier
Die beweegt door geest, end vier
Balsem, myrrh', end wieroock koopt,
End naar 't graffeer haastig loopt,
80[regelnummer]
Tot dat hy verrijse weer:
Uw' gheloof, uw' liefde sterck,
End' uw' yver, end' uw' werck,
Daarmen Christum preken sal.
Moet hier oock nu zijn bedocht,
| |
In haar wooningh, op dat pas,
Paulus doe ontfanghen was.
Wie sal hier niet vougen by,
90[regelnummer]
Al die vrouwen op een ry,
Die als Martelerssen zijn,
Om Gods woord, ghebracht in pijn?
D'een gehangen, d'een versmoort,
D'een gedolven, d'een vermoort,
95[regelnummer]
D'een gheworght, end d'een onthooft,
D'ander van haar goed berooft.
D'een vermaart door vierigheyd,
D'ander door stantvastigheyd:
D'een wel-sprekend' in de wet,
100[regelnummer]
D'ander vast in hoop geset.
Daarom seg ick ick dat een wijff
Oock is kloeck in haar bedrijff,
Beter als een man die doet
Minder als een vrouws gemoed.
|
|