Zeeuwsche Nachtegael en bijgevoegd Tafereel van sinne-mal(1982)–Anoniem Zeeusche Nachtegael– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende Bedenckinghe op het eerste Capittel Genesis van de scheppinghe des Weerelds. ALtemet ben ick ghewent Tot het nieuwe Testament, Altemet soo keer ick weer Tot der Ioden oude leer, 5[regelnummer] Om als nu en dan mijn gheeft Te vermaken aldermeest. Nu soo valt my in de hand Moses, die God trouw bevand, Daar hy schrijft, wat op een ry 10[regelnummer] Van ons God gheschapen zy. Eerst so was het maar een klomp, End' in een ghemengde romp, Dysternis had d'eerd' bedeckt, Op de waters was ghestreckt 15[regelnummer] Godes geest, die door sijn kracht Al dit had uyt niet ghebracht; Dit soo was de eerste stoff Aller dinghen rouw, en grof, Die niet eeuwich is gheweest, 20[regelnummer] Soomen by de Heyd'nen leest. Want dat eeuwigh is, is een, End ons God, end Heer alleen: Oock soo is die stoff te slecht Om te hebben sulcken recht: 25[regelnummer] Hier uyt heeft het stercke woord Van ons' God doen comen voort 'tGeen hy van dien tijde aff Wesen, end ghedaante gaf, Op den eersten dagh soo is 30[regelnummer] Van het licht de duysternis Af-gescheyden, end' de nacht Teghens sijnen dagh ghebracht; Siet het is volmaackt, end goed Wat des Heeren Wijsheyd doet. 35[regelnummer] Op den tweeden dagh so sprack Onse Schepper, ende strack, Door het spreken van sijn mond, Kreegh de weereld doe sijn rond. 'tFirmament werd als een kleed 40[regelnummer] Wt gespannen wijt, end breet, End' de hemels hoogh ghestelt Werden door haar loop ghemelt. Siet het is volmaackt, end goed Wat des Heeren Wijsheyd doet. 45[regelnummer] Als de derde dagh verscheen Weeck de aard', end zee van een; D'aard' die in de waters lag Werde gansch droogh datment't sag, [pagina 213] [p. 213] Oock soo gaf de aarde uyt, 50[regelnummer] Loof, end gras, end alle kruyd. End de boomen met haer top Resen in de hooghte op. Siet het is volmaackt, end goed Wat des Heeren wijsheyd doet. 55[regelnummer] 'sMorgens op den vijfden dagh In de locht men vlieghen sagh Al 'tgevogelt, 'twelck gevoegt In een schoor, de lucht doorploegt, Oock soo krield' het blauwe diep 60[regelnummer] Van de visschen, die God schiep Van verscheyden slagh, end aard Werden daar by een gepaart. Siet het is volmaackt, end goed Wat des Heeren wijsheyd doet. 65[regelnummer] Op den sesten dagh terstont Op de aard' men beesten vond, Met gedierten groot, end cleyn Werd vervult het gansche pleyn. Op het leste werd een held 70[regelnummer] Op, end over d'aard' ghestelt, In de welcke werd gheplant Reden, wijsheyd, end verstand. Een ghetrocken uyt sijn sy Voeghde God tot hulp hem by. 75[regelnummer] Siet het is volmaackt, end goet Wat des Heeren wijsheyd doet. Op den sevensten met lust Heeft de Schepper selfs gerust, Al de wercken die hy deê 80[regelnummer] Kreghen doen haar seghen mee. Daarom sal de mensch altijd Loven sijnen God verblijd, Die uyt d'aard' hem heeft verwect, End sijn macht wijt uyt gestrect, 85[regelnummer] Over al dat op het land Van de Schepper was gheplant. Groot soo is Gods macht alhier Die uyt niet soo menigh dier, Sonder arbeyd met een woord, 90[regelnummer] Heeft int licht doen komen voort. Groot is oock de wijsheyd Gods Van de welck, als op een bots Menigh hondert duysent ding Elck een nieuw gedaant' ontfing; 95[regelnummer] Oock soo is sijn goedheyd groot Die vrywilligh sonder nood, Met-gedeelt heeft aen de mensch D'hope van sijn hoogste wensch. Dit, end wat hier meer op viel 100[regelnummer] Dacht, end loofde mijne ziel. Vorige Volgende