Zeeuwsche Nachtegael en bijgevoegd Tafereel van sinne-mal(1982)–Anoniem Zeeusche Nachtegael– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 211] [p. 211] Ex minimis patet ipse Deus. NIet isser oyt van God soo cleyn en slecht geschapen, Of 'twijst sijn Schepper aan; Men kan uyt alle dingh ghelijck met handen rapen, Dat God dat heeft ghedaan: 5[regelnummer] Siet maar een plantjen aan, een struyckjen kleyn van waarden Het toont dat God daar is, Want 'tWesen dat het heeft, koomt niet eerst uyt der aarden, Maar van Gods macht ghewis; Het Leven dat het heeft, kan niemand haar oock geven 10[regelnummer] Dan God die boven leeft: [pagina 212] [p. 212] Wanneer ghy oock aansiet de konst daarin verheven, De draatjens die het heeft, Het steeltjen met sijn blad, de worteltjens seer teere, Soo moet ghy bersten uyt, 15[regelnummer] End' segghen over-luyd, dat niemand als de Heere Gheschapen heeft dat kruyd. Vorige Volgende