scheldwoord, een stoplap om de literatuur te onderscheiden van de ‘non-fictie’ die op menig boekenbeurs in groten getale naar ons hoofd wordt geslingerd, terwijl op diezelfde boekenbeurzen en in krantenbijlagen vooral auteurs opdraven wier werk liefst zo biografisch mogelijk en empirisch toetsbaar is.
Het ideale boek, het boek dat we graag willen lezen, moet altijd nog geschreven worden, wist Mallarmé al. Voor deze estheet bestond alles in het leven uiteindelijk alleen om in het boek uit te monden. Hoewel dat boek er nooit is gekomen, voegde Mallarmé wel het woord bij de daad.
Sans t'étendre dans l'herbe verte
Naïf distributeur, mets-y
Du tien, cours chez Madame Berthe
Manet, par Meulan, à Mézy.
Formeel hebben we hier ontegensprekelijk met poëzie te maken, maar de plaats waar deze verzen oorspronkelijk figureerden, en de eenduidige functie die ze er vervulden, stemt tot nadenken. Mallarmé pende deze verzen meer dan een eeuw geleden neer op een enveloppe, op de plaats waar elk normaal mens gewoon het adres van schilderes Berthe Morisot had vermeld. (Naar verluidt kwam Mallarmés brief wel aan.) Diezelfde Mallarmé schreef eertijds ook ellenlange kolommen voor het blad La dernière mode. Uitvoerige beschrijvingen van dameskledij, roddels uit de beau monde, recepten, theaterrecensies: de stijl van deze teksten is ontegensprekelijk mallarméiaans, maar de auteur beschouwde deze parafernalia niet zonder meer als Literatuur, evenmin als zijn vele ‘adreskwatrijnen’. En toch, Mallarmé's postverzen kunnen vandaag met een handvol andere tekstjes tot de voorlopers van de mail art worden gerekend. Ook de stukken uit La dernière mode vonden in de Franse literatuur hun echo, onder meer in Philippe Becks dichtbundel Dernière mode familiale (2000). Genres mogen met andere woorden niet te parodiëren zijn, niets zegt dat een ‘niet-literair’ genre ook niet plots tot de literatuur kan gaan behoren, zonder daarbij zijn niet-literaire functie te verliezen.
Wat zich een ‘Oulipo-effect’ laat noemen, een zoektocht naar potentiële literatuur en naar het potentieel van literatuur, behoort gelukkig nog niet helemaal tot het verleden. Het poëtisch collectief Flarf dat we hier met zijn zonderlinge vertegenwoordiger Tarzan aan het woord laten, is er een voorbeeld van. De vernieuwing die dit collectief zou voorstaan, ook volgens critici in de Nederlanden, kadert eerder binnen een economisch jargon over opbod en distinctie. De onderliggende drijfveer ervan doet namelijk denken aan het Franse Oulipo en eerdere experimenten met contraintes. Ook het werk van vergane glorie Bern Porter neemt deel aan het Oulipo-effect, zij het mogelijk in zijn meest ruwe vorm, die van de collage met found texts. Een andere vergane glorie, het tijdschrift Barbarber, herinnert er ons dan weer aan waarom Porter, Flarf en co vandaag tot de parafernalia van de literatuur zijn gaan behoren. De norm duldt nu eenmaal niet al te veel herhaalde afwijkingen en strijkt ze maar wat graag glad eens de geinige nieuwigheid overwaait. Niet dat we daar geheel rouwig