Roemeense kritiek wordt geëtiketteerd is nu juist ‘lunedism’ (letterlijk: maandagisme).
‘De Tachtigers zijn de best georganiseerde naoorlogse generatie geweest in de strijd om het veroveren van een positie in het literaire leven,’ zo oordeelt Alex. Ştefănescu, hoofdredacteur van het weekblad România literară (Het literaire Roemenië, 28 juli - 3 augustus 2004). Gezien de vijandig gestemde houding van uitgevers, critici en ideologen in het Roemenië van Ceauşescu, lijkt het me niet verbazend dat de nieuwste generatie omstreeks 1980 naar middelen zocht om op zijn minst haar bestaan te bevestigen. De oprichting van het ‘Cenaclu de Luni’ was een manier om hun werk in eigen kring voor te lezen en te bespreken. In 1982 verschenen vervolgens twee in eigen beheer uitgegeven collectieve bundels: Aer cu diamante (Lucht met diamanten) met dichtwerk van Mircea Cărtărescu, Traian T. Coşovei, Florin laru en lon Stratan; en Cinci (Vijf) met dichtwerk van Romulus Bucur, Bogdan Ghiu, lon Bogdan Lefter, Mariana Marin en Alexandru Muşina. De laatste debuteerde in die gezamenlijke ‘acte de présence’ met ‘Budila-Express’, een van de meest radicale gedichten van zijn generatie - een referentiepunt, een klassieker.
Alexandru Muşina werd op 1 juli 1954 geboren te Sibiu. Hij studeerde letteren aan de universiteit van Boekarest, waar hij stichtend lid werd van het ‘Cenaclu de Luni’. Voor de decemberrevolutie van 1989 was hij leraar Frans en bloemenkweker. Sinds 1992 is hij als docent vergelijkende literatuur en folklore verbonden aan de universiteit van Braşov. Hij heeft er ook zijn eigen uitgeverij Aula, waar hij onder meer een uitstekende bloemlezing met poëzie van de jaren tachtig heeft gepubliceerd (Antologia poeziei generaţiei 80).
De manier waarop Muşina zijn generatie bekijkt, staat diametraal tegenover die van zijn gewezen kringgenoten Lefter en Cărtărescu. Iedereen is het erover eens dat het ‘optzecism’ een eigen, niet te verwarren identiteit heeft. Maar voor Lefter zijn de Tachtigers niet meer dan een eerste moment in de postmoderne stroming, die tot op heden almaar breder is geworden; voor Cărtărescu valt het vernieuwende karakter van de Tachtigers nu juist samen met het postmodernisme, waaraan de jongste generatie alweer voorbij is; voor Muşina daarentegen zijn ‘tachtigisme’ en ‘postmodernisme’ twee zeer verschillende projecten. Het laatste is volgens Muşina een ‘literair project’; het eerste daarnaast ook een ‘existentieel project’, waarin men op zoek gaat naar een ‘nieuw antropocentrisme’. Geconfronteerd met de alomtegenwoordige censuur onder het communisme, hadden de dichters in de jaren zestig en zeventig hun toevlucht gezocht in een sterk abstraherende en metaforiserende poëzie. Gemeenschappelijk aan alle Tachtigers is dat ze terug willen naar de mens in zijn directe, biografische, concrete dimensies. In die zin kan men inderdaad van een ‘existentieel project’ spreken, dat door elke dichter literair anders werd uitgewerkt. Zo leunde Cărtărescu aanvankelijk sterk aan bij de Amerikaanse beatgeneration, terwijl Muşina zich van meet af aan in de lijn van het Franse tekstualisme plaatste.