Yang. Jaargang 39
(2003)– [tijdschrift] Yang– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 37]
| ||||||||||||||||||
Daniël Rovers
| ||||||||||||||||||
1.Het filmscherm blokkeert de ingang naar de keuken. Op een synthetische rol behangpapier, uit een aluminium koker getrokken en opgehangen aan een wankel stalen staketsel zie je levensecht de sterrenstelsels van sproeten op het gebruinde gezicht van je zus, het hippe mouwloze zuurstokkleurige truitje van je moeder, de profetische baard van je vader. ‘Dat ziet er echt niet uit man!’ Achtbaansgewijs snort de acht millimeter brede filmstrook door het binnenste van de filmprojector - het geluid van katerachtige tevredenheid. De honderd Watt sterke projectorlamp schildert de verloren tijd in vlekken voor je ogen. Je voelt het wollen tapijt van de woonkamer aan het strookje huid tussen kous en broekspijp kriebelen als je je hoofd in je nek legt om ook jezelf te zien, een jaren jongere, zoveel tinten blondere jij die daar over het gazon dribbelt. Onbezorgd als de koeien in de zomergroene weide, beweeglijk als de vogels in de augustusblauwe lucht. Je hebt het lammetje dat die zomer rondhuppelde onder de schaduw van de kersenboom die nooit kersen gaf aan zijn twee oortjes vastgepakt en voert nu een ‘onder-twee-ogen’-gesprek met de kinderlijke overtuiging van een volwassen voet- | ||||||||||||||||||
[pagina 38]
| ||||||||||||||||||
baltrainer die een werkschuwe pupil in de rust van een voetbalwedstrijd vermanend toespreekt: ‘Je verstopt je voor de bal jongen, ik zie je de ruimte niet benutten.’ Daar, op het huiskamerscherm, in schaduwrijke projectorkleuren, speelt zich een leven af met een chronisch gebrek aan richting. Het meisje rondcirkelend op haar driewieler, de papa achteruit rijdend op Piet de pony (hahaha!), jij met een glimlach die harten zal breken en een papdik buikje dat ‘echt normaal is als je een kind bent hoor’, spartelend in de babyblauwe plastic waskuip. Jij die met het onnadenkende doorzettingsvermogen kinderen eigen een poepbruine mus probeert te vangen. Toen al altijd in de weer, kon hij uren mee spelen, een snugger jong met een eerlijk oordeel, ja hij las graag maar nooit in de zomer, een beetje op zichzelf gericht, dat wel. Kijk, kijk, daar, jeetje, ben ik dat? Ja jong, dat ben jij. Er bestaat geen twijfel, die verzameling vlekken, dat jochie met de motoriek van een driftige eend uit de vroege jaren Disney, dat jochie dat ben jij. Als veelbelovende kleine man schitter je daar, in het eeuwige vermaak van de thuisfilm, auratisch en heroïsch als een foto van de eerste man op de maan, ver verheven boven de baggervloed homevideo's die je later, in de woorden van Don DeLillo, zullen scheiden van de realiteit die steeds zachter klopt in de wereld buiten.Ga naar eind1 Eeuwig vermakelijk? Ach, je jongste jeugd zal spoedig eindigen. Je schitterende ik zal beginnen te smeulen als celluloid dat klem zit achter een projectorspoel van ondeugdelijke makelij. Er komt binnenkort een tijd waarin je soepele huid de vettigheld van een beboterde boterham met smeerkaas aanneemt en je in het hoofd dat 's ochtends opduikt in de spiegel met geen mogelijkheid de publiekslieveling van weleer herkent. Je bent niet het verhoopte tennistalent geworden, je komt vrij moeilijk uitje woorden en je hebt een beugel die op school als buitenboordmotor wordt omschreven. Met weemoed denk je terug aan je jeugd in kleur onder de kersenboom die nooit kersen gaf, aan die kleine wijze Franciscaan in technicolor. Al die mogelijkheden die jij en je familie jou toedachten lijken verschrompeld als dat gezellige papbuikje waarmee je in het babyblauwe badkuipje rond plonsde. Een vreemde angst slaat je om het hart, een bijna volwassen angst. Voor het eerst in je leven word je bezocht door de angst je niet waar te kunnen maken. De schrik zal er altijd blijven inzitten. Hoe verklaar je anders je fascinatie voor anekdotes over vergeten of in de goot belande kindersterretjes? Remember Ricky Schroder, die na zijn rol in Little Lord Fauntleroy uiteindelijk in de jongensprostitutie zijn brood moest verdienen?Ga naar eind2 En voelde je bij het zien van de film Magnolia niet je hart overlopen van angstig medelijden met Quiz Kid Donnie Smith (‘I used to be smart, now I'm stupid’), ooit de grote ster van de kinderkennisquiz ‘What Do Kids Know?’, maar als volwassen man een hopeloze beugeldrager die nooit het verlies van zijn jeugdig aura verwerkte. Toen, aan het begin van je elfde levensjaar, had je behoefte aan een sterke arm die jou zou kunnen losrukken uit je voortijdige nostalgie en die je de weg zou wijzen | ||||||||||||||||||
[pagina 39]
| ||||||||||||||||||
naar een toekomstig leven, een leven dat richting bezat, dat zinvol was. En dat gebeurt dan ook, op zomaar een dinsdagavond, kijkend naar de televisie, dat vierkante oog in een kader kunsthout waarop de meubels in jullie woonkamer als radiotelescopen gericht waren. Daar zie je hem zitten, op een roterende blauwe bureaustoel, in een grijze sweater met zwarte blokletters erop, een potlood achter zijn oor, naast de stoel een prullenbak met een kleine basketbalring erboven. Of misschien staat hij wel in de woonkeuken met de ronde tafel, de telefoon aan de wand naast die enorme koelkast, terwijl zijn moeder met stroblonde haren graangele pannenkoekjes voor hem en zijn zussen bakt. Zijn naam is Alex P. Keaton, en hij schittert in de Amerikaanse sitcom Family Ties. Deze jongeman met de klinkende naam en de geföhnde haren werd je leidsman, je rolmodel, je grote voorbeeld. Hij was de grote broer die je altijd al had willen hebben. Hem wilde je worden: eloquent, ambitieus & stijlvol stropdasdragend. Zo'n basketbal-ring boven je vuilnisbak, en graangele pannenkoekjes voor je ontbijt, droom je er niet nog altijd van? Family Ties werd uitgezonden van 1982 tot 1989 tijdens de jaren dat Ronald Reagan president was van de Verenigde Staten. Het door Michael J. Fox gespeelde personage Alex P. Keaton - republikein in hart en nieren - verafgoodde de voormalig acteur Reagan die, als niet fictieve president, op zijn beurt Family Ties als zijn favoriete serie beschouwde. Het waren de jaren van de no-nonsense, van ‘Material Girl’, van harde maar rechtvaardige bezuinigingen, van het ontluikende neo-liberalisme. Met dit kille, zo niet meedogenloze decennium vonden velen pas vrede na het aanschouwen van Family Ties, waarin de voorgaande jaren in perspectief werden geplaatst. Kon men zich eigenlijk niet gelukkig prijzen dat de jaren zestig en zeventig, toen iedereen onhygiënisch lang haar droeg en zich suf discussieerde over emancipatie en democratie, definitief achter de rug waren? Nu, met die eindeloze 8 in de lucht, nu was er weer hoop, nu was er ruimte om een eigen weg te gaan, weg van de verstikking van de sit-in en de commune. Alex P. Keaton gaf de richting aan, hij durfde te breken met de vage idealen van zijn sullige linkse ouders, wilde de wereld niet alleen veranderen, maar ook veroveren. Aandelen waren het instrument daartoe, ze wonnen in die jaren snel aan populariteit. STEVEN: All the account consists of are the fifty shares of AT&T my father gave us for a wedding present. ELYSE: And we're not going to risk that. ALEX: The phone company. Where is the challenge? Mallory alone keeps the phone company in business. STEVEN: Alex, Alex, no. ALEX: Mom, it's now or never. Sucundo 10 is going to be the next McDonalds. ELYSE: I'm with your dad on this. I'm sorry if you think we're being unreasonable.Ga naar eind3 Ouders die zich verontschuldigden voor hun onredelijkheid, wat moest je daar in godsnaam mee? Goed, Alex' ideologische meningsverschillen met zijn flower powerouders Elyse en Steven waren misschien wat dik aangezet door de scenarioschrij- | ||||||||||||||||||
[pagina 40]
| ||||||||||||||||||
vers, maar toch herkende je jezelf erin. Je deelde met Alex een afkeer van huiveringwekkend vage woorden als ‘spiritueel’, ‘ziel’ en ‘zielsverhuizing’: ‘Multiple lives. I could come back as me. I could fix the things that went wrong this time. I could warn Nixon about the tapes.’Ga naar eind4 Net als Alex wilde je je ontworstelen aan een zogenaamd progressief, maar in werkelijkheid kleinburgerlijk milieu. In de film Back to The Future (1985), waar Michael J. Fox de rol speelt van Marthy McFly, gebeurde dat op een fantastische manier. Marthy zal, rijdend in een Delorean sportwagen en achtervolgd door Libische terroristen, teruggeflitst worden naar het jaar 1955 om daar zijn vader van diens onderdanige natuur af te helpen, waarbij Marthy hem onderwijl aan zijn (Marthy's) moeder koppelt. Een droom van een film.Ga naar eind5 Soms vraag je je wel eens af of je aan het kijken naar series als Family Ties en films als Back To The Future, waaraan onvolgroeide acteurs als Michael J. Fox en Matthew Broderick (Ferris Bueller's Day Off)Ga naar eind6 een wereldwijde fanschare overhielden, niet een onverbeterlijk en dus infantiel optimisme hebt overgehouden. Misschien, denk je wel eens, geloof je nog steeds diep van binnen in het liberale idee dat vrijheid bestaat voor hen die er gebruik van wensen te maken, die zich durven te laten te leiden door het juiste gevoel op het juiste moment. In een interview met De Standaard zei Jonathan Franzen, die bij de promotie van The Corrections in de lage landen plichtsbewust de rol van cultuurfilosoof op zich nam, dat de kracht van televisie erin bestaat de kijkers het gevoel te bezorgen uitverkoren te zijn, en dat de kracht van Amerikaanse televisie lag in het overbrengen van de belofte dat iedereen in de V.S. kan worden wat hij wil. Een belofte die, in de traditie van Huckleberry Finn, stevig wordt uitdragen.Ga naar eind7 Misschien voelde jij je ook wel uitverkoren, als elfjarige, juist omdat jij Alex' ambities deelde én toch ook wel inzag dat hij heus niet de streberige blaaskaak was die hij speelde. Zijn ware aard ging achter zijn driedelige pak schuil. Daar, achter de stropdas, huisde een gevoelige en soms ook onzekere jongeman. Werd dit niet duidelijk toen Alex de kunstgeschiedenisstudente Ellen leerde kennen? Een meisje, Ellen, dat helemaal niet zijn type leek, dat geld niet zo belangrijk vond en liever een catalogus van Picasso opensloeg dan de Wall Street Journal. Bij haar viel Alex voortdurend uit zijn rol, werd onzeker en begon te stotteren (Michael J. Fox kon dat prachtig, in schijnpaniek stotteren, zoekend naar een verbale uitweg waarbij eerst zijn kin, vervolgens zijn stem de hoogte in klom, een soort akoestische variant op het ‘door de grond van schaamte zakken’, door de scenarioschrijvers betiteld als Alex' panicked mule sound: Huuuh).Ga naar eind8 En natuurlijk werd het wat, Ellen legde Alex het zwijgen op, zoende hem zomaar, zonder aanleiding, waarna Alex zelfs zijn interesse in de beursberichten leek te verliezen. Hij was verliefd en schijnbaar verloren. Maar de romantische illusie dat liefde alles overwint, ook ambities, werd niet lang in stand gehouden tijdens NBC prime time. Kort na haar intrede in de familie Keaton werd Ellen uit de serie geschreven. Ze nam het | ||||||||||||||||||
[pagina 41]
| ||||||||||||||||||
vliegtuig naar Parijs, ging er kunst studeren.Ga naar eind9 Je verloor je interesse in de serie, begon je te ergeren aan die zeemzoete openingstune. | ||||||||||||||||||
2.Na de wonderlijke televisiejaren die zo rond je dertiende eindigen, begint het echte leven. Op een dag word je aangesproken door een jongeman die kampt met problemen die uitstijgen boven de zoete sitcomrealiteit: If you really want to hear about it, the first thing you'll probably want to know is where I was born, and what my lousy childhood was like, and how my parents were occupied and all before they had me, and all that David Copperfield kind of crap, but I don't feel like going into it.Ga naar eind10 Hier luister je naar een held die geen toneel meer speelt, maar oprecht van zijn familie houdt, vooral van zijn schattige zusje Phoebe (zijn broertje Allie stierf op jonge leeftijd aan leukemie, maar wordt geëerd als de jongen die zijn honkbalhandschoen gebruikte om er gedichten op te schrijven). Deze jonge held hoeft niet per se iedereens vriend te zijn, zeker niet van zijn kinderachtige en puisterige klasgenoten. Hij heeft geen behoefte aan het Neurenbergse applaus van een live studio audience: ‘If you sat around there long enough and heard all the phonies applauding and all, you got to hate everybody in the world, I swear you did.’Ga naar eind11 Deze ontmoeting zal je voor je leven tekenen. Aan de hand van Holden Caulfield ontdekte je de tamelijke fundamentele scheiding tussen schijn en werkelijkheid, tussen hypocrisie en eerlijkheid, een scheiding die dwars door de mensheid bleek te lopen. Aan de ene kant had je een groep hypocriete, narcistische en niet zelden lelijke mensen, de zogenaamde ‘phoneys’. Tegenover deze groep stonden de echte, eerlijke en oprechte mensen, voor het merendeel kinderen, die eerlijk uitkwamen voor hun gevoelens zonder daarbij ooit pathetisch te worden en die daarnaast ook nog aandacht konden opbrengen voor het leven van anderen.Ga naar eind12 Niet iedereen is het gegeven zulke wijze lessen uit de literatuur te trekken. Universitair geschoolde kwaadsprekers beweerden bijvoorbeeld dat het gedrag van Holden met de term ‘puberaal’ kon worden afgedaan. Men wees daarbij vooral op de passage waarin Holden, nadat hij in elkaar geslagen is door een pooier na een mislukt bezoek aan een prostituee (hij wil natuurlijk alleen maar praten), totaal ontredderd een nachtje blijft slapen bij meneer Antolini, zijn oud-leraar Engels. Na een lang en indringend gesprek, waarbij meneer Antolini Holden wijst op het Chinese spreekwoord dat een volwassen man nobel voor een zaak wil leven, terwijl een onvolwassen man daar nobel voor wil sterven, valt Holden op de bank in de woonkamer in slaap. Hoewel meneer Antolini getrouwd is met de dertig jaar oudere mevrouw Antolini, vindt hij het nodig Holden op een gegeven moment wakker te maken door met een hand over zijn gezicht te strijken. Holden (‘Boy, I'll bet I jumped a thousand feet’) houdt het daarna bij meneer Antolini voor gezien en stapt de ijzige kou van New | ||||||||||||||||||
[pagina 42]
| ||||||||||||||||||
York in, de nacht voor Kerstmis. Bleef het bij deze ontmoeting? Misschien kwam je onderweg nog andere gidsen, avonturiers en jonge helden tegen. De jonge schrijver die met zijn waanzinnige uitvreter van een vriend Amerika per auto, trein en truck doorkruist bijvoorbeeld, op weg naar de magische westkust, naar San Francisco, en dan weer terug: ‘Although my aunt warned me that he would get me in trouble, I could hear a new call and a new horizon, and believe it at my young age. [...] I was a young writer and I wanted to take off.’Ga naar eind13 Wat een ongelooflijke energie ging er uit van Sal Paradise, de jonge schrijver die het woord tot je richtte terwijl hij in een Chilijoint de serveerster probeerde te versieren, in een open goederenwagon naar de sterrenhemel staarde, en in een cabriolet met wilde be-bop op de radio door nachtelijk New York scheurde. ‘Ah, it's all right, it's just kicks. We only live once.’ Inderdaad, men leeft maar één keer en men doet het daarom maar meteen vanaf het begin zoals het hoort. Misschien ontbrak het voorlopig nog aan die krachtige '47 Cadillac Limousine, misschien konden de door populieren en knotwilgen omzoomde weilanden aan beide zijden van de weg niet tippen aan de Noord-Amerikaanse woeste leegte, toch kon je je zonder veel moeite inbeelden dat jij nu On the road was. Op verlichte fietspaden naar huis fietsend om één uur 's nachts met het nooit bijzonder goed gesmaakte bier nog in het bloed, inwendig juichend van hier tot in Frisco: ‘Yass Yass! Whooee! Yass Yass!’ Tijdens de adolescentie - volgens Richard Sennett de fase waarin het individu voor het eerst wil ingrijpen in de realiteit, zonder genoeg ervaring te hebben om dat daadwerkelijk te durven of doenGa naar eind14 - zoeken jeugdigen niet zelden hun heil in de professionele fictie. Hoewel onheilstijdingen over ‘ontlezing’ en de ‘dictatuur van de beeldcultuur’ ons het tegendeel willen doen geloven, gaat een grote groep adolescenten daarbij uiteindelijk te rade bij de literatuur. Met name romans genieten een grote populariteit, en dan vooral die romans die, in de persoon van een innemende verteller, de jonge lezer rechtstreeks aanspreken. En bij aanspreken alleen blijft het niet. Deze vertellers bezitten het talent om binnen een half uur een familiaire band op te bouwen met hun lezers, iets waar de gemiddelde jeugdwerker, mits hij uit het juiste hout gesneden is, toch al snel een half jaar over doet. De relatie van deze verteller tot de jonge lezer zou men misschien nog het best kunnen omschrijven als de relatie van een grote broer tot zijn jongere broertjes. De verteller is immers iemand die zijn lezers inwijdt in het echte leven en die hen door een wereld leidt waarvan ze tot dan toe alleen wat glimpen hebben opgevangen bij het kijken naar televisieseries als Family Ties. Wie wil, is welkom: ‘If you really want to know about it.’ Nu is niet iedere verteller in de wieg gelegd om de rol van Grote Broer (GB) te vervullen. De GB zal aan een aantal voorwaarden moeten voldoen. Zo zal hij in de eerste plaats volstrekt eerlijk moeten zijn. Zo werkt het ook in het echte leven. Pas als je zonder voorbehoud tegen iemand durft te zeggen wat je denkt of voelt, kan een vertrouwensband ontstaan. Er zijn weinig | ||||||||||||||||||
[pagina 43]
| ||||||||||||||||||
schrijvers die dat zo goed begrepen hebben als Douglas Coupland. In zijn debuutroman Generation X wist Coupland een zeer ongedwongen sfeer te creëren waarbij de verteller genaamd Andy niet bang is zijn geheimste gedachten en gevoelens prijs te geven. Herinner je je nog het begin van de roman, als Andy het verhaal vertelt hoe hij als vijftienjarige al zijn spaargeld bij elkaar legde om in het Canadese binnenland van een zonsverduistering te genieten, hoe hij daar in het lange stekelige gras lag, luisterend naar het gezoem van de insecten, en hoe hij toen, terwijl de zon langzaam verdween, gegrepen werd door een gevoel van fascinatie, duisternis en onontkoombaarheid, een gevoel dat hij daarna nooit meer van zich af zou kunnen schudden? Al vrij snel na deze kennismaking vertrouwt Andy ons toe dat hij kennelijk te aardig is om verliefd (op) te worden: ‘But then, as mentioned, I've never been in love, and that's a problem. I just seem to end up as friends with everyone, and I tell you, I really hate it.’Ga naar eind15 Hé Andy, wilde je terugschreeuwen, dat heb ik precies ook zo, misschien ligt het gewoon niet aan ons! Maar voordat je een woord kon uitbrengen, nam hij weer het woord en luisterde je ademloos naar de verhaaltjes die Andy en zijn twee vrienden Dag en Claire aan elkaar vertelden in hun gehuurde bungalow in Palm Springs, Californië. Douglas Coupland zou zijn broederlijke stijl verder weten te verfijnen in Life After God. Die bundel bevat bijvoorbeeld het verhaal ‘Little creatures’, dat volledig geschreven is in de tweede persoon enkelvoud. Het begint met de woorden: ‘I was driving you up to Prince George to the home of your grandfather’. De verteller richt zijn woorden tot zijn ongeveer vijfjarig zoontje waarmee hij door een Noord-Amerikaans landschap - sneeuwbedekte bergen en het Flintstone Bedrock City amusementspark - rijdt, maar door het herhaalde gebruik van ‘you’ kan de lezer natuurlijk niets anders dan zich aangesproken voelen. Hij zal gefascineerd over de schouders van het zoontje meeluisteren terwijl de papa verhaaltjes vertelt over ‘fantastische beestjes die deel zouden uitmaken van een sprookje maar op een gegeven moment de weg kwijtraakten’. Je zou willen dat jij zo'n papa had gehad. You refused to settle down until I told you a story and so I was forced to improvise in spite of my tiredness, something I am not good at doing. And so out of nowhere, I just said what came into my head and I told you the story of ‘Doggles.’ ‘Doggles?’ you asked. ‘Yes - Doggles - the dog who wore goggles.’Ga naar eind16 Eerlijkheid is een heikel begrip. Het is als een zelfgemaakt zeilbootje dat je loslaat op een beek achter je huis: soms vaart het rechtstreeks naar de overkant, soms slaat het om in een poel van effectbejag en behaagziekte. Een GB moet in de eerste plaats oppassen dat hij zich niet bezondigt aan professionele manipulatie, zoals copywriters doen als zij inspelen op de kinderlijke verlangens van de consument: ‘Je weet nog steeds niet watje kan winnen als je een Cabrio krast? Dat meen je niet?’Ga naar eind17 Ook moet een GB zijn lezers niet té direct aanspreken, zoals die opdringerige types in de trein altijd doen, waarbij je je afvraagt of | ||||||||||||||||||
[pagina 44]
| ||||||||||||||||||
ze die trein nemen om nog eens met iemand te kunnen babbelen. Bijzonder onaangenaam is bijvoorbeeld de manier waarop David Foster Wallace zijn lezers aanspreekt in het verhaal ‘Forever Overhead’. Daar krijg je in de eerste regels van een wildvreemde te horen dat er haren op vreemde plaatsen op je lichaam groeien: ‘Things have been happening to you for the past half year. You have seven hairs in your left armpit now. Twelve in your right. Hard dangerous spirals of brittle black hair. Crunchy, animal hair. There are now more of the hard curled hairs around your privates than you can count without losing track.’Ga naar eind18 Foster Wallace zal het verhaal net als Coupland consequent in de tweede persoon enkelvoud vertellen. Maar waar Coupland zijn jij/you geruststelt, daar manoeuvreert Foster Wallace jij/you in een nogal pijnlijke situatie. Op het einde van het verhaal zal je op een hele hoge duikplank staan, op het puntje van de plank, met een hele rij wachtende mensen achter je. Je kijkt naar beneden waar tientallen mensen, inclusief je ouders, in spanning toekijken of jij durft te springen. Je raadt het al: je durft niet. Onrustbarend zijn de laatste woorden in het verhaal: ‘Where you are is still and quiet. Wind radio shouting splashing not here. No time and no real sound but your blood squeaking in your head.’Ga naar eind19 Dit verhaal dus maar beter niet op al te jonge leeftijd consumeren. Met eerlijkheid alleen komt de GB er niet. Opdat hij zich niet conformeert aan een gemediatiseerde vorm van eerlijkheid - gewoon jezelf te durven zijn / ik zeg wat ik denk en doe wat ik zeg - moet de GB ook inzicht hebben in de motieven achter zijn eerlijkheid. Een goed gesprek voer je alleen met iemand die zijn eigen vooronderstellingen durft te ondergraven, die zich af en toe afvraagt waar zijn verlangen vandaan komt dit ene verhaal met duizenden lezers te delen. Dave Eggers was zich hiervan goed bewust toen hij A Heartbreaking Work of Staggering Genius schreef, een boek over het leven dat verteller Dave en zijn kleine broer Toph leidden in San Fransisco nadat hun ouders kort na elkaar gestorven zijn. Aan openhartigheid geen gebrek in AHWOSG: de roman wordt in de appendix omschreven als een brief waarvan jij, de lezer, zou willen dat je hem geschreven had en Dave begint zijn verhaal zo'n beetje met de opmerking ‘you should have seen my father's service’ (en eindigt met het affirmatieve, Joyceaanse en lezersgerichte ‘Oh do it, do it, you motherfuckers, do it do it you fuckers finally, finally, finally’). Maar juist Dave's openhartigheid is verdacht, zeker in tijden waarin je dagelijks op televisie geconfronteerd wordt met ‘werkelijk waargebeurde verhalen’ van ‘mensen zoals jij en ik’. Terwijl hij aan zijn debuutroman werkte, moet de schrijver Dave Eggers beseft hebben dat het levensverhaal van zijn held Dave net zo goed in een reality tv-programma had kunnen worden verzilverd, wat overigens in het boek bijna op programmatische wijze gebeurt als Dave zich opgeeft als kandidaat voor MTV's The Real World. Daarom laat Eggers meermaals in de roman andere personages op een gestileerd opzichtige manier de integriteit van verteller Dave in twijfel trekken. Broer Toph | ||||||||||||||||||
[pagina 45]
| ||||||||||||||||||
verwijt hem bijvoorbeeld dat hij aan de dood van hun ouders de morele autoriteit ontleent die hij altijd al heimelijk nastreefde. John, een vriend van verteller Dave, werpt hem voor de voeten dat hij de lotgevallen van zijn vrienden als entertainment beschouwt, als brandstof voor zijn schrijverscarrière: ‘If you back up far enough, it all becomes a sort of show. You grew up with comforts, without danger, and now you have to seek it out, manufacture it, or, worse, use the misfortunes of friends and acquaintances to add drama to your own life. But see, you cannot move real people around like this, twist their arms and legs, position them, dress them, make them talk.’Ga naar eind20 Niemand is perfect, ook een GB niet. Daar is hij heel eerlijk in, op zijn eigen, charmante wijze. Als jonge lezer ben je daar gevoelig voor. Er bestaat nog een derde voorwaarde waaraan een verteller moet voldoen wil hij een echte GB worden: hem mogen de genoemde eerlijkheid, en de eerlijkheid omtrent die eerlijkheid, niet te licht afgaan. De lezer moet niet de indruk krijgen dat de uitgesponnen bekentenis van een GB gratuit is; de eerlijkheid omtrent de eerlijkheid mag geen retoriek zijn. Een echte GB dient daarom te lijden onder zijn eigen complexe en gloedvolle karakter. Zijn talent om de volledige waarheid te vertellen gaat noodzakelijkerwijs gepaard met depressiviteit en zenuwinzinkingen. GB's bevolken vaak de pastelkleurige kamers van een psychiatrische inrichting. Ga maar na. Holden Caulfield belandt in een gesticht, Sal Paradise zinspeelt in de eerste zinnen van On the Road op zijn vatbaarheid voor geestesziekten en de verteller in Life After God heeft de grootste moeite om de Prozac te laten staan. Dave, in A Heartbreaking Work of Staggering Genius, vormt hierop schijnbaar een uitzondering, maar je kunt stellen dat hij door de vroege dood van zijn ouders zijn nodige portie ellende op alternatieve wijze bezorgd krijgt. De vatbaarheid van GB's voor psychische aandoeningen zadelt ons wel met een probleem op. Gezien de aanleg voor depressiviteit is de voortdurende lust tot vertellen van de GB, deze ‘buitenaards bijdehand pratende romanheld’ (Nanne Tepper)Ga naar eind21, dermate verbazingwekkend dat ongeloofwaardigheid dreigt. Opmerkelijk opmerkend is de GB en hij beschikt bovendien over een bijzonder goed geheugen, hij is betrokken op de wereld en haar bewoners en vol van de juiste woorden op het juiste moment. Nu ben jij tijdens je beste, meest diepzinnige, goedgeluimde momenten misschien ook wel behoorlijk eloquent, maar toch niet als je de donkere wolken van een depressie boven je hoofd voelt hangen. We kunnen, nee, we moeten ons daarom de vraag stellen waarom je desalniettemin ooit toch zoveel geloof hechtte aan deze GB-vertellers, vaak van Amerikaanse origine, met hun grote communicatiegerichtheid, hun gestileerde vorm van jovialiteit en hun cultureel bepaalde neiging tot paternalisme. Het makkelijkste antwoord op deze vraag luidt natuurlijk dat je je graag liet betuttelen, dat je de kinderachtige behoefte voelde je hand te leggen in die van een goedmoedige verteller die jou zou beschermen en begeleiden op het pad des | ||||||||||||||||||
[pagina 46]
| ||||||||||||||||||
levens. Toegegeven, je maakte je schuldig aan ‘wishful thinking’. Natuurlijk praatte die GB buitenaards bijdehand, natuurlijk leek zijn eerlijkheid teveel van het goede. Maar omdat je hoopte dat de kloof tussen het rijke innerlijke leven van de GB en je eigen, vaak veel armzaligere gevoelsleven te overbruggen zou zijn, sloeg je belijdend de pagina's om. Je werd aangesproken op voet van gelijkheid, nam deel aan het innerlijk leven van de GB waardoor je als het ware in hem opging. Op het moment dat je uiteindelijk het boek met een zucht van gevoeld leven terzijde legde en in de echte wereld weer geconfronteerd werd met je weinig eloquente, amper diepzinnige ik, kon je altijd nog denken dat jij hoe dan ook uniek was omdat jij tenminste de diepten van de menselijke geest had leren bevroeden. Helemaal onjuist zou je bovenstaande conclusie niet kunnen noemen. Maar met een dergelijk antwoord zou je je veilig terugtrekken in een bastion van kritische volwassenheid, waar identificerende lezers worden ingedeeld bij de gestigmatiseerde groep gepensioneerde generaals die de biografieën van Rommel en Patton uit hun hoofd kunnen navertellen, vijftigjarige tantes die zweren bij Shirley MacLaine en progressieve gemeenteraadslieden die de biografie van Nelson Mandela permanent op hun nachtkastje hebben liggen. Je met een fictieve held identificeren, dat heeft inderdaad iets eeuwigs puberaals. Maar hiermee is de grote aantrekkingskracht van GB's nog niet verklaard. GB-romans zijn niet alleen geloofwaardig op grond van psychologische motieven. Ook literaire redenen spelen een belangrijke rol. Misschien wel de belangrijkste reden voor de populariteit van de GB-roman, is dat ze voldoet aan één van de twee kenmerken die Roman Jakobson in zijn invloedrijke artikel ‘Over het realisme in de kunst’ (1925) kenmerkend voor het realisme noemt, namelijk de motivatie van de vertelling of van een literair procédé: ‘L'exigence d'une motivation conséquente, la justification des procédés poétiques.’Ga naar eind22
En als je iets over een GB-roman kunt zeggen, dan is het wel dat de vertelling er op een fundamentele manier gemotiveerd wordt. In GB-romans vertelt de verteller immers gewoon zijn persoonlijke verhaal. Zo simpel is dat. GB's hebben iets meegemaakt en doen daar uitgebreid maar gewetensvol verslag van. Holden Caulfield ligt in een psychiatrische inrichting en heeft eindelijk de tijd om zijn gedachten op papier te zetten. Verteller Andy begint in Generation X gewoon over zijn vrienden te babbelen en terwijl hij daarmee bezig is, beseft hij dat hij een volledig beeld moet schetsen: ‘As I watch Dag and Claire piddle about the desert, I also realize that my descriptions of myself and my two friends have been slightly vague until now. A bit more description of them and myself is in order. Time for case studies.’Ga naar eind23 Sal Paradise vindt najaren ‘On the road’ eindelijk de rust om zijn avonturen op te schrijven. Waarom vertel ik een verhaal? Omdat ik je iets over mezelf wil vertellen. Omdat ik je mijn vrienden wil voorstellen. Omdat ik je mijn avonturen wil vertellen. Dergelijke vertellers zijn toch een stuk plausibeler dan die alom aanwezige | ||||||||||||||||||
[pagina 47]
| ||||||||||||||||||
vertellers die in het verhaal geen rol van betekenis spelen, maar die zich toch godgelijk in allerlei personages schijnen te kunnen inleven? Maar, opnieuw toegegeven, op een zeker moment ontgroei je de hunkering naar een Grote Broer die jou zou kunnen en willen inwijden in het complexe, prachtige, diepzinnige volwassen leven. Waan jezelf op dat moment niet zo wijs of volgroeid dat je het nodig acht met dédain terug te kijken op de voorgaande fase in je leven waarin je boeken las die zich laten omschrijven als GB-vertellingen. Er is immers niets overwonnen. Op dat moment zul je, als de verteller in Scott Fitzgeralds The Great Gatsby, inzien dat die prachtige orgastische toekomst niet voor jou was weggelegd, alhoewel je het verlangen ernaar nooit echt van je af zult kunnen schudden. It eluded us then, but that's no matter - to-morrow we will run faster, stretch out our arms faster... And one fine morning - | ||||||||||||||||||
3.‘Jij bent Alex, ik ben Malory.’ Zomaar op een woensdagochtend, in een aquariumachtige school, pure Bauhaus vergeleken met de puntdakige bebouwing in de rest van het dorp, de geur van natte regenjassen nog in mijn neus, links het uitzicht op het roodbetegelde schoolplein, links de oude acacia, de schoolweg, het weiland en de boerderij van de familie Hebbink. Bijna volgroeid en volwassen, ik. Dat jaar zouden we met onze meester een uitstap maken naar Amsterdam, waar hij ons van het station rechtstreeks naar de roodverlichte straatjes en grachtjes zou leiden, verveeld bekeken door dikke bruine vrouwen in wit en rood ondergoed achter de ramen, en we hamburgers met cola zouden eten met uitzicht op seksshop Lasse Braun. Zij Malory, ik Alex. Waar sloeg dit op? Een mus ging zitten op het schoolplein, of was het een koolmees? Ik wist het wel. Die aflevering van Family Ties had ik ook gezien. Alex en zijn domme zusje Mallory - ‘Alright, what do you want to talk about, Mallory? You have some keen insight for us about lipstick?’ - doen een intelligentietest. Mallory haalt een beter resultaat dan Alex. Einde aflevering, lekker geloofwaardig. De koolmees vloog op, het was een koolmees, geelbevlekt, en verhuisde naar de acacia aan de andere kant van de school. Ons stond die herfst een zogenaamde CITO-schoolkeuzetoets te wachten. Dat woord CITO rijmde op ITO (Initiërend Technisch Onderwijs), het laagste niveau op de Technische School. ITO was een scheldwoord op het schoolplein, waarbij je die O van ITO zo lang mogelijk aanhield: Itoooooh. En nu dacht zij dat ze Mallory was. Ik had die dag een groene trui aan die altijd lekker rook de tweede dag nadat hij gewassen was. In Omo, we hadden Omo thuis. Zij droeg een lichtblauw-donkerblauw gestreepte trui en had ronde oorbellen in. Ik weet niet hoe die rook, die trui. Die oorbellen waren vooruitstrevend, voor een lagere school dan toch. Vond haar mooi zo. Toen mijn zus me op vakantie in de bungalowtent vroeg wie ik het ‘minst niet leuke | ||||||||||||||||||
[pagina 48]
| ||||||||||||||||||
meisje’ van mijn klas vond, had ik na tien minuten welles-nietes haar naam durven noemen, de ogen in mijn kussen, dat naar luchtbed stonk. Ik keek in haar blauwgrijze ogen. Slikte even, keek naar links. De mus was weg. Drie weken later, 100 procent score, bingo! Voor het eerst in mijn leven ‘glunderde’ ik, de gezichtsuitdrukking van een politicus die de restzetel haalt. Zocht haar ogen. Ik Alex weet je nog? Jij Malory! Ik wist dat ik fout zat toen ik haar schoolmelklauwe glimlach zag. Ik had me vergeven aan de fictie in plaats van tot de werkelijkheid toe te treden. Ik had me vastgeklampt aan mijn onbestaande Grote Broer in plaats van, ja, in plaats van wat eigenlijk? Ik weet het niet. De volgende week zapte ik aan omroeporganisatie Veronica voorbij bij het horen van ‘What about us, baby, you and me?’ | ||||||||||||||||||
Literatuur
| ||||||||||||||||||
[pagina 50]
| ||||||||||||||||||
|