woestijn wordt gestuurd ‘om betrouwbare maten voor de aardbol’ te bekomen (de historische figuur Eratosthenes van Kyrene, die leefde van -275 tot -194, was inderdaad de eerste die een min of meer correcte becijfering van de omtrek van de aarde kon geven). Nu is de aarde voor Philostratos geen bol maar een schijf - een overtuiging die hij niet met geografische maar met psychologische argumenten verdedigt: ‘Ooit hield ik Eratosthenes het volgende voor: De geest wordt erdoor gekenmerkt dat hij de oneindigheid nastreeft; nu is een schijf oneindiger dan een bol, dus moet de aarde een schijf zijn. En voegde er nerveus aan toe, of hij niet zoals ik voelde hoe vreselijk het zou zijn wanneer het boloppervlak eenmaal rond om rond in kaart was gebracht?... Het belangrijkste verzweeg ik evenwel: waar moet je heen als de aarde een bol is? Zodat je eindelijk niet langer ontzet in een mensensmoel moet staren’. Tegen iedereen in verdedigt Philostratos een verkeerd wereld=beeld, omdat dat voor zijn gemoedsgesteldheid het meest draaglijke is. Philostratos mag dan een landmeter zijn, zijn doel is het onmetelijke; zijn drijfveer om de woestijn in te trekken is niet om betrouwbare maten te bekomen, maar om de mensheid te ontvluchten - en aangezien je je op een bol (onbegrensd maar niet oneindig) niet kunt verstoppen, kan de aarde maar beter een schijf zijn.
Dat het Arno Schmidt in ‘Enthymesis’ om iets anders te doen is dan een historisch getrouwe vertelling, wordt al duidelijk wanneer de naam van de Duitse geoloog en natuurfilosoof Edgar Dacqué (1872-1945) valt, als ging het om een denker uit de Grieks-Romeinse oudheid. Om nog enkele van die anachronismen aan te geven: de schilder F., van wie zogenaamd het doek ‘Jonge Vrouw in de Morgenzon’ in de Alexandrijnse Galerie te zien is, heet voluit Caspar David Friedrich, een schilder uit de Duitse Romantiek; de regel ‘denn heute gehört uns Roma, und morgen die ganze Welt...’ komt, op de plaatsnaam na, letterlijk uit een marslied van de Hitlerjugend. De vijf boeken die Philostratos op zijn tocht uit de mensheid meeneemt, worden lapidair aangeduid als ‘de Getallentafel, de Onderaardse reis, de Trieste ridder, het Rotseiland, en de keurbundel met de Watergeest, de Vogelschrik, de Gouden amfora, de Demon Agathon en de 4-voudige mandragora.’ Met het eerste boek wordt een logaritmentafel bedoeld; de andere kan men invullen als
Nicolai Klimii iter subterraneum van Ludvig Holberg,
Don Quichote van Cervantes,
Die Insel Felsenburg van Gottfried Friedrich Schnabel, een bloemlezing met daarin
Undine van Friedrich de la Motte Fouqué,
Die Vogelscheuche van Ludwig Tieck,
Der goldene Topf van E.T.A. Hoffmann,
Agatbodämon van Christoph Martin Wieland, en tenslotte
Die vierfache Wurzel des Satzes vom zureichenden Grunde van
Snipper van een lijst met boeken die Arno Schmidt op de vlucht uit Greiffenberg wou meenemen.
Arthur Schopenhauer.
In dit verband is het opmerkenswaard dat deze lijst van Philostratos sterk overeenkomt met de lijst die Arno Schmidt opstelde toen hij vluchtend op 14 februari 1945 uit zijn Silezische woning enige boeken van zijn bibliotheek wilde redden. Zijn lijst bevatte onder andere de logaritmentafel van Georg von Vega, de hogergenoemde titels van Holberg, Cervantes, Schnabel, Tieck, evenals werken van Wieland, Hoffmann, Fouqué (over wie Arno Schmidt in 1958 een zeer omvangrijke biografie zou publiceren), Hochwald van Adalbert Stifter (dat in het verhaal ‘Leviathan’ opduikt) en verder enige boeken van Dickens, Goethe en Shakespeare. Bovendien is de autobiografie van Arno Schmidt evenmin ver weg wanneer Philostratos in zijn dagboek noteert: ‘Ik dacht eraan hoe ik met 2 zakjes over mijn schouder door de brandende poort van mijn geboortestad was gestapt... - Ik zal nooit vergeten hoe ik een laatste keer voor mijn boeken stond en mijn ogen afwezig door de ruimte dwaalden... Zo stond ik daar, op de plaats rust, mijn handen in de groene jaszakken.’ De brandende poort van mijn geboortestad? De gebombardeerde steden van zijn geboorteland! Groene jaszakken? Het groen van de Duitse soldatenjas! Het citaat staat bovendien heel dicht bij een parenthese uit Schmidts ‘Brief an W. Carl Neumann’ van oktober 1948: ‘...Holbergs onderaardse reis van Nikolas Klim (Mijn oude Duitse uitgave van 1753 heb ik in mijn zak gestopt, toen ik een laatste keer voor mijn boeken stond, en de Russen 5 km. voor de stad; vandaag is die Pools), Tiecks onvergankelijke Reise ins Blaue hinein (o, ik had alles, alles!)’.
Om de analogie tussen leven en literatuur verder door te trekken: plaats en datum van Schmidts vlucht stemmen exact overeen met de situering van het verhaal ‘Leviathan’.
* * *
In het hele oeuvre van Arno Schmidt zijn dergelijke verregaande overeenkomsten aan te