Wanneer de bladeren vallen en jij komt
op het kerkhof om mijn zerk te zoeken,
zul je die vinden in een hoekje
en veel bloemen zullen eromheen ontloken zijn.
Pluk dan voor jouw blonde haren
die uit mijn hart ontsproten bloemen. Dat zijn
de liederen die ik heb bedacht maar nooit geschreven,
die liefdeswoorden die ik je nooit heb gezegd.
vertaling: Frans Denissen
Olindo Guerrini (1845-1916) bracht zijn leven door als bibliothecaris aan de universiteit van Bologna. Hij was een boezemvriend van de Italiaanse ‘bard’ Giosue Carducci, ook al vormt hij er poëtisch gezien zowat de tegenpool van. In zijn bundels Postuma (1877, onder het pseudoniem Lorenzo Stecchetti), Nova polemica (1878) en Le Rime (1903) publiceerde hij polemische, satirische, parodistische, gedeeltelijk erotische en blasfemische gedichten. Vooral die laatste maakten dat hij na zijn dood door de literatuurhistorici al te oppervlakkig als Baudelaire-epigoon werd afgedaan. Pas de laatste jaren is de belangstelling voor zijn werk opnieuw sterk toegenomen, niet het minst vanwege zijn taalgebruik. Door zijn parlando-toon, zijn gebruik van de meest alledaagse taalregisters in een periode waarin de Italiaanse poëzie door een ware inflatie van ‘hogere stijlen’ werd geteisterd, en door zijn thema's (de nachtzijde van het bestaan, het carnaval, de armoede, de illusieloze lichamelijke liefde, de roemloze dood) is hij de meest directe voorloper van de eerste Italiaanse poëtische beweging van deze eeuw: het ‘crepuscolarismo’ (met o.a. Corazzini, Gozzano en de jonge Palazzeschi).
‘Il canto dell'odio’, dat hier in vrije verzen is vertaald, bestaat uit een regelmatige afwisseling van hendecasyllaben en septenariërs met gekruist rijm; het titelloze korte gedicht bestaat uit gekruist rijmende hendecasyllaben.
Frans Denissen