2
‘Bij dit bassin, de Lacus Curtius, werd keizer Galba vermoord. Op 15 janari 69 na Christus’, denkt de man die we beslissen hier, op het Forum Romanum, op een dag in april 1973, aan te treffen en te schaduwen. ‘Het waren de soldaten van Otho, de tegenkeizer, die de oude man afmaakten. Enkele maanden later zou Otho, ook in het nauw gedreven, zelfmoord plegen.’ Zo controleert de man zijn geheugen: een feilloze machine die hij zelfzeker opdiept, demonstreert en voldaan terugrolt. Hij kijkt ingespannen, samen met een verdwaalde Engelse toeriste, naar de stenen plaat die Curtius en paard, aarzelend aan de rand van de diepte, afbeeldt. Maar hij ziet iets anders. Een college in de Franse provinciestad, naar alles nog hunkerende adolescenten en een afstandelijke jezuïet die Galba's dood uit Tacitus las: ‘Messieurs, Je vous demande un silence religieux, une attention soutenue, car je vais vous lire le plus beau passage de Tacite: Agebatur hue illue Galba...’ En de afmakende zin: ‘...et omnium consensu capax imperii, nisi imperasset. Et maintenant, notez cette phrase de Chateaubriand: “Lorsque dans le silence de l'abjection, Ton n'entend plus que retentir la chame de l'esclave ou la voix du délateur, lorsque tout tremble devant le tyran, l'historien paraît chargé de la vengeance des peuples... C'est en vain que Néron prospère, Tacite est déja né dans l'empire...”’ Toen was literatuur voor de man, die we blijven volgen, levend geworden. De schrijver verslaat de vergankelijkheid - placht hij sindsdien, vijftig jaar geleden, te zeggen - door ze vast te leggen.
Onze man op het forum, die we nu niet meer loslaten, besluit plots naar bloedsporen te zoeken. Bloedsporen? Aan de rostra zie je hem in de greppels, tussen het stof, met zijn voet schoffelen. Cicero's handen en hoofd hingen ooit aan deze tribune. Hij keert op zijn schreden terug. Galba's lijk lag een tijd bij de Lacus Curtius, bedenkt hij. Natuurlijk gleed zijn bloed het bassin in - geen sanguis meer: fris, in de aders schuimend bloed, maar cruor: bloederige brij, modderstraal die rood begint en roze eindigt. Elke gedachte aan een dode is een gebed. De machine gaat weer aan het rollen.
Even verder werd Caesar door de massa onverwacht en haastig gecremeerd. Geen Marsveld voor het idool, maar een machteloze hulde, hier, een rokerige vuurhaard, woedend aangestoken tussen de opeengepakte zuilen, tempels en basilieken, met al het hout dat men op het forum kon vinden. Vuur is catharsis - denkt de adept van de Grote-Wereldbrand-gedachte. Het is hygiënisch - denkt de ambtenaar eschatologie. Caesar, de verstokte atomist, verstuift in myriaden atomen, ingeademd door de duizenden die hij net bij testament geld heeft gegeven. So let it be with Caesar.
- En één gedachte nog voor de anonieme lijken, in portieken, achter zuilen, met trekhaken naar de Tiber gesleept, met geschreeuw op de schouders gedragen of slinks, bij nacht en onmacht afgevoerd: de bloedspuwers, de slachtoffers van lust- en roofmoord, aanslagen en terreur in duizend jaar forum, openbaarheid en wriemelend leven. -