Vooraf
Eddy Bettens
Vijftig jaar geleden, op 26 september 1940, neemt Walter Benjamin een overdosis morfine; één dag later overlijdt hij. Vergeefs had hij geprobeerd om via het Franse Pyreneeëndorpje Port-Bou Spanje binnen te komen. Een Amerikaans visum had hij al, een Spaans en een Portugees doorgangsvisum ook. Wat hij niet bezat was een Frans uitreisvisum. De Spaanse grenspolitie had besloten dat dit visum op 26 september absoluut noodzakelijk was.
Ooggetuigen vertellen het verhaal van Benjamin op weg naar Port-Bou: een man van achtenveertig die er twintig jaar ouder uitziet, zwaarlijvig, met hartklachten, moeizaam vorderend op de steile wegen naar het dorpje. In zijn handen klemt hij een zware aktentas met een manuscript dat hij - zo verklaart hij - desnoods ten koste van zijn eigen leven in veiligheid wil brengen. Meer dan waarschijnlijk was deze tekst het manuscript van de thesen Over het begrip van de geschiedenis.
Dat Benjamin stierf doordat een grens voor hem gesloten bleef is ironisch. Overgang, drempel, grens: het zijn centrale motieven in zijn werk. Geografische grenzen, grenzen tussen disciplines, tussen schijnbaar onverzoenlijke perspectieven op tekst, taal en wereld (marxisme en joodse mystiek, Brecht en Kafka, geschiedenisfilosofie en theologie) - moeiteloos, zo leek het, overschreed Benjamin elke grens. Toen hij lang na zijn dood, in de jaren zestig en zeventig, door een groot publiek ontdekt werd, veranderde het grensgebied dat zijn werk is in een oorlogszone: rivaliserende fracties streden er om het bezit van de ware Benjamin. Nu, vijftig jaar na zijn dood, is de situatie al heel wat rustiger. Benjamins graf in Port-Bou is niet meer te vinden, maar zijn Verzameld Werk is een prachtig mausoleum. Overal ter wereld promoveren academici op de schrijver aan wie een academische carrière geweigerd werd. Hij duikt op in romans en op schilderijen, er worden prestigieuze congressen over hem gehouden, het Passagen-Werk verschijnt in het Frans, en het Parijse stadsbestuur is van plan een straatje naar hem te noemen: de Passage Walter Benjamin. Hijzelf zou de eerste zijn om dit soort modieuze actualiteit te wantrouwen, om te pleiten voor een emfatischer actualiteitsbegrip.
Dit nummer van YANG is niet de invulling van een vooraf bedacht concept. Toch kristalliseerde het merendeel van de bijdragen zich rond drie thema's: Benjamins taalfilosofische werk, zijn ‘testamentaire’ tekst over de filosofie van